Landbouwkundige aspekten van de toepassing van zuiveringsslib Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes Op het terrein van de verwerking van afvalstoffen en de bemesting zijn diverse wetten van kracht of zullen op korte termijn van kracht worden. De belangrijkste zijn de Afvalstoffenwet, de komende Wet op de Bo dembescherming en de Meststoffenwet. Deze wetten bevatten naast regels voor de afvalverwerking en de handel in meststoffen ook maat regelen gericht op het handhaven van het produktievermogen van de grond en de kwaliteit van het grondwater. Voor de landbouw zullen deze wetten, o.a. door de normstelling voor het gebruik van dierlijke orga nische mest, ingrijpende gevolgen hebben. Vooruitlopend op deze wetten zijn in overleg met de Unie van Water schappen in 1980 richtlijnen opge steld voor de afzet van vloeibaar zuiveringsslib in de landbouw. De leveranciers van het slib hebben op deze wijze meegewerkt om de afzet van het slib zo goed mogelijk te be geleiden. Momenteel is men bezig om deze regeling op enkele onderdelen aan te passen. De Unierichtlijnen bevatten regels voor: de maximale gehaltes aan zware metalen de maximale doseringen per ha perjaar periodieke bemonstering adviezen bij en registratie van de afzet. Zuiveringsslib dat niet aan de gestel de eisen voldoet mag niet in de land bouw worden afgezet. De maximale toegestane doseringen zijn 2 ton per ha per jaar voor bouwland en 1 ton per ha per jaar voor grasland. Deze hoeveelheden zijn gebaseerd op de gedachte dat de grond binnen 100 jaar tijd niet zoda nig verrijkt mag zijn met zware me talen uit zuiveringsslib dat er groei- remming zal optreden. Hierbij is geen rekening gehouden met de aanvoer van zware metalen door an dere meststoffen, gewasbescher mingsmiddelen of via neerslag. Omgerekend naar slib met 5% droge stof betekent de genoemde 2 en 1 ton resp. 40 en 20 ton slib per ha. Dit zijn betrekkelijk geringe hoeveelheden. Zeker bij een groot aanbod zullen een goede registratie en een goede kontrole bij het uitrijden nodig zijn om deze hoeveelheden niet te over schrijden. In de Unierichtlijnen wordt verder het gebruik van slib op gronden be stemd voor de teelt van tuinbouwge- wassen voor konsumptief gebruik ontraden. Het is niet in alle opzich ten duidelijk hoe hier het begrip tuinbouwgewassen exakt moet wor den opgevat. Het gebruik van slib vóór de teelt van bladgewassen be stemd voor direkte konsumptie is in ieder geval een slechte zaak. In dit verband zijn ook de eisen die de af nemers aan onze produkten stellen van belang. In de richtlijnen wordt alleen vloei baar slib vermeld. Het lijkt ons ge wenst om bij het gebruik van ge droogd slib in principe dezelfde nor men toe te passen. Ook in de ons omringende landen en in EG-verband zijn regels voor het gebruik van slib in de landbouw op gesteld of in voorbereiding. Landbouwkundige waarde aan plan- tenvoedende stoffen Zuiveringsslib bevat een bepaalde hoeveelheid plantenvoedende stoffen De gehaltes variëren in de praktijk vrij sterk. Zij kunnen op verschillen de manieren worden berekend en weergegeven. Als regel gebeurt dit in procenten van de droge stof en in vergelijking met b.v. dierlijke orga nische mest. In tabel I worden de gemiddelde gehaltes van nat zuive ringsslib op deze manier vermeld en vergeleken met drijfmest van rund vee, mestvarkens en leekippen. Uit deze vergelijking blijkt dat gere kend naar het gehalte per kg droge stof slib meestal goed mee kan met de diverse drijfmestsoorten. Alleen de gehaltes aan kali en mag nesium zijn in slib te verwaarlozen. Voor een berekening van de land bouwkundige waarde heeft de grondgebruiker vooral te maken met de gehaltes in het gehele materiaal en met de werkingspercentages van de diverse mineralen. Eveneens in vergelijking met de ge noemde drijfmestsoorten geeft tabel II de gemiddelde'samenstelling in van het verse materiaal. Door het geringe percentage droge stof komt het slib per ton produkt nogal wat lager uit. In de Unierichtlijnen zijn ook de werkingspercentages vermeld van stikstof en van fosfaat. In het eerste jaar na aanwending kan voor stikstof en voor fosfaat gerekend worden met gemiddelde werkingspercentages van resp. 20 en 40%. Dit is lager dan in dierlijke mest. Op basis van de gemiddelde gehaltes, werkingsper centages en gangbare prijzen kan de bruto bemestingswaarde worden be rekend. Hierbij is gerekend met de waarde aan N, P, K, kalk en organi sche stof in het eerste jaar na aan wending. Evenals bij dierlijke mest is bij regelmatige toepassing enige na werking mogelijk. Uit deze cijfers blijkt dat de waarde van slib belangrijk lager is dan die van dierlijke organische mest. Wan neer de maximaal toegestane hoe veelheid van 40 ton per ha bouwland wordt uitgereden betekent dit een toevoeging aan plantenvoedende stoffen ter waarde van 120,— a ƒ140,— per ha. Bij toepassing op grasland is de be mestingswaarde geringer. Bovendien is er op veehouderijbe drijven, omdat deze zelf reeds over mest beschikken, als regel alleen nog plaats voor aanvulling met anorga nische meststoffen. Schadelijke bestanddelen, zoals b.v. zware metalen Vrij algemeen zien we een toene mende belasting van zowel lucht, water als bodem met stoffen die niet of nauwelijks afbreken. Op hetgeen als neerslag uit de lucht op zijn grond terecht komt heeft de boer als indi vidu uiteraard geen invloed. Hij zal dus kritisch moeten zijn op alle pro dukten die hem als meststof worden aangeboden. Zuiveringsslib bevat o.a. bepaalde concentraties zware metalen. In de Unierichtlijnen zijn hiervoor normen vastgesteld. Daar naast kunnen in het slib nog andere Een zuiveringsinstallatie zoals er honderden in ons land zijn. Het slib ervan staat voor de toepassing in de landbouw al jaren lang ter diskussie. Gemiddelde samenstelling van drijfmest en zuiveringsslib TABEL I mestsoort droge stof van de droge stof het produkt org|ijü^che N P2°5 K20 CaO MgO rundveedrijfmest varkens dri jfme s t kippedrijfmest nat zuiveringsslib 9,5 8,0 14,0 5,0 65 78 68 60 4,7 6,9 6,4 4,4 1,9 5,9 5,6 4,6 5,8 6,2 3,6 0,4 2,2 6,2 9,8 4,8 1,1 1,9 1,1 0,4 ic naar gegevens uit "Gevolgen van het gebruik van organische mest op bouwland" van ing. H.W. Lammers. Consulentschap voojr Bodemaangele- TABEL II Gemiddelde samenstelling in van het verse materiaal mestsoort van het verse materiaal droge stof org.stof N p2o5 k2o CaO MgO rundveedrijfmest 9,5 6,0 0,44 0,18 0,55 0,21 0,10 varkensdri j fmes t 8,0 6,3 0,55 0,47 0,50 0,50 0,15 kippedrijfmest 14,0 9,5 0,90 0,80 0,50 1,37 0,15 nat zuiveringsslib 5,0 3,0 0,22 0,25 0,02 0,24 0,02 Bruto landbouwkundige waarde per ton produkt van gemiddelde samenstelling bij aanwending op kleibouwland TABEL III mestsoort bruto landbouwkundige waarde per ton. rundveedrijfmest varkensdrijfmest kippedrijfmest nat zuiveringsslib ƒ8,— k ƒ9,— ƒ10,— k f 12,— ƒ17,— ƒ21,— ƒ3,— k 5,50 Vergelijkbare gehaltes per 1000 kg droge stof (gegevens van dr.ir. Ch.H.Hen- kens) TABEL IV Produkt in tonnen in kg. in grammen org. stof P2°5 cadmium koper zink totaal direct werkzaam rundveedrijfmest 10,5 650 19 10 0,7 44 212 varkensdrijfmest 12,5 780 59 59 1 625 525 kippedrijfmest 7,14 680 56 42 1,8 86 528 nat zuiveringsslit 20 600 46 18 8 490 1650 verontreinigingen voorkomen. Hier voor zijn (nog) geen normen be schikbaar. Het is bekend dat ook^in dierlijke organische mest en in b.v. anorgani sche fosfaat- en kalkmeststoffen zware metalen voorkomen. De anorganische stikstof- en kalimest stoffen geven in dit verband geen problemen. Bij de komende wetge ving zal ook dierlijke organische mest aan kwaliteitscriteria moeten voldoen. Eveneens kunnen de nor men voor b.v. kunstmest en compost worden bijgesteld. Bij de toepassing van zuiveringsslib is men door het hanteren van de Unienormen in feite op dit punt zijn tijd vooruit. De grondgebruiker doet er goed aan om van alle produkten die hem als meststof of als grondverbeterings middel worden aangeboden een analyse op te vragen. Deze analyse moet een goed inzicht geven in de nuttige en eventuéle schadelijke be standdelen. Bovendien is straks voor al deze produkten een ontheffing verplicht. Teelt van gewassen betekent ont trekking van voedingsstoffen. Kompensatie van deze onttrekking d.m.v. bemesting voorkomt verar ming van de grond en is dus in prin cipe een vorm van bodembescher ming. Aanvullingen die verder gaan dan de gemiddelde onttrekking be tekenen een verrijking van de grond. Dit hoeft nog geen problemen te ge ven. Het is bekend dat het bufferend vermogen van onze gronden voor de meeste stoffen zeer groot is. Vaak zal men jarenlang produkten kunnen dumpen zonder dat er enige schade zichtbaar wordt. Bevatten deze pro dukten bovendien organische stof en mineralen dan zijn een betere ge- wasgroei en hogere opbrengsten te verwachten. Ook met zuiveringsslib zijn op diverse proeven gunstige ge- wasreakties gekonstateerd, zonder dat dit, ook bij hogere doseringen, aanleiding gaf tot problemen. Toch is in dit verband vooral vanwege de risiko's op langere termijn een waar schuwing op zijn plaats. In feite houdt iedere aktiviteit, die meer aan de grond toevoegt dan er via de oogst, uitspoeling e.d., weer uit verdwijnt, het gevaar in zich van bodemveront reiniging. Het is bekend dat b.v. van cadmium de toevoer op de grond via de neer slag en een normale bemesting hoger is dan de afvoer via de geoogste pro dukten en de natuurlijke uitspoeling. Naast een normstelling van zware metalen per ton en per ha kan dus ook een vergelijking per hoeveelheid plantenvoedende stof nuttig zijn. In tabel IV zijn van mest en slib ge middelde gehaltes van zware meta len weergegeven in relatie met het gehalte aan organische stof en fos faat. Met uitzondering van het koperge halte in varkensmest is deze vergelij king ongunstig voor het zuiverings slib. Op bouwland is de gemiddelde onttrekking ongeveer 1 gram cadmium, 50 gram koper en 250 gram zink per ha per jaar. In verband met het gevaar voor bo demverontreiniging zijn bij de teelt van landbouwgewassen een tweetal grenswaarden van veel belang n.l.: a. de grenswaarde waarboven een ongestoorde groei van de gewas sen in gevaar komt en b. de grenswaarden waarbij de ge halten in de gewassen problemen geven bij b.v. menselijke kon sumptie. Van deze grenzen zal de laagste maatgevend moeten zijn. Enerzijds is het gemakkelijk dat we ons gezien het bufferend vermogen van de grond veel kunnen permitte ren. Anderzijds moeten we wel be denken dat bodemverontreiniging een niet of nauwelijks nog omkeer baar proces is. Bij lucht- en water verontreiniging is er vaak weer her stel mogelijk. Bij bodemverontreini ging is dat nauwelijks het geval. Sinds het van kracht worden van de Wet Verontreiniging Opper vlaktewateren (1969) is het zui veren van afvalwater sterk toege nomen. Als gevolg van deze zui vering ontstaat een restprodukt het z.g. zuiveringsslib. Afhanke lijk van het zuiveringsgebied is dit slib van huishoudelijke of voor een meer of minder groot deel ook van industriële oorsprong. Dit zuiveringsslib moet uiteraard weer afgezet of verwerkt worden. Omdat er ook plantenvoedende stoffen in voorkomen is het ge bruik als meststof in de landbouw één van de mogelijkheden. An dere mogelijkheden zijn: storten op stortterreinen, verbranden, of gebruik in z.g. zwarte grondbe drijven, op rekreatieterreinen, e.d. Afzet in de landbouw is als regel verreweg de goedkoopste oplos sing. Het is dan ook zeer begrij pelijk dat vooral naar de land bouw wordt gekeken als afzetge bied van het slib. Er is berekend dat in het jaar 2000 in Zeeland een hoeveelheid slib zal worden geproduceerd met in totaal 9.000 tot 15.000 ton droge stof. Dit be tekent een vervijfvoudiging van de huidige produktie. Rekening houdend met de maximale hoe veelheid per ha is dan jaarlijks 6.000 tot 9.000 ha landbouw grond nodig om slib op af te zet ten. Naast dit aanbod van zuiverings slib komt het steeds meer voor dat er afvalprodukten in bewerkte of onbewerkte vorm als meststof of als grondverbeteringsmiddel aan de landbouw worden aangebo den. Behalve plantenvoedende stoffen bevat zuiveringsslib ook een aan tal verontreinigingen die schade lijk kunnen zijn. In dit verband denken we aan zware metalen zoals cadmium, koper, zink, chroom, kwik en lood of aan p.c.b.'s, pesticiden en schadelijke micro-organismen. In dit artikel willen we enkele landbouwkundige aspekten van het gebruik van slib de revue la ten passeren. Worden een keer bepaalde grenzen overschreden dan zullen beperkin gen gaan gelden voor de te telen ge wassen of zullen de geteelde gewas sen niet meer overal kunnen worden afgezet. Het lijkt ons in eerste plaats in het belang van de boer om het zover niet te laten komen. Hierbij zal hij naast slib, ook andere bronnen zoals fosfaatmeststoffen, gewasbe schermingsmiddelen en neerslag moeten betrekken. Samenvatting De produktie van zuiveringsslib zal in de komende jaren nog sterk toene men. Aanwending van het slib als meststof in de landbouw is één van de afzetmogelijkheden. Per ton produkt is de landbouwkundige waarde be trekkelijk laag. Aangezien andere wijzen van slibverwerking aanmerke lijk duurder zijn kan het slib relatief goedkoop, mogelijk zelfs gratis wor den aangeboden. Gezien de gehaltes aan schadelijke nevenbestanddelen is een zeer zorg vuldige begeleiding van de slibtoe- passing noodzakelijk. Door het han teren van de Unienormen zijn al een aantal waarborgen ingebouwd. Een volledige uitsluiting van alle risiko's lijkt niet mogelijk. Ook voor de toe passing van dierlijke organische mest zijn regels te verwachten. Bij vergelijking van de gehaltes aan schadelijke nevenbestanddelen in kunstmest, dierlijke mest en zuive ringsslib blijkt dat van deze 3 kate- goriën de kans op problemen het kleinst is bij het gebruik van kunst mest en het grootst bij het gebruik van zuiveringsslib. Een zo goed mogelijke bepaling van de toelaatbare grenswaarden in grond en gewas zijn in dit verband van be lang. J. Kodde 12 Vrijdag 15 juni 1984

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 12