Geleide bestrijding van bietecysteaaltjes en rentabiliteit van de grondontsmetting II Er is nogal wat verwarring ont staan als gevolg van een aantal onvolledigheden en onjuistheden in een artikel van het Zuidelijk Landbouwblad van 20 januari jl. over geleide bestrijding van bie tecysteaaltjes. Vele lezers hebben zich verbaasd over de uitspraak dat geen schadebepalingen en rer.tabiliteitsberekeningen van de grondontsmetting zou hebben plaats gevonden, terwijl daarmee reeds gedurende een ruim aan tal jaren in de praktijk wordt ge werkt. Daarom hebben wij voor ieders informatie alles nog eens op een rijtje gezet, aangevuld met recente onderzoeksresultaten en saldoberekeningen voor verschil lende vruchtopvolgingen. Hier de tweede bijdrage uit een serie van 3. De plaats van de grondontsmetting met vloeibare middelen. Met een goed uitgevoerde grond ontsmetting worden 80% van de eieren en larven in de cysten gedood. Aantasting van de bieten in volgende jaren wordt daarmee geheel of ge deeltelijk voorkomen. De overge bleven larven dringen echter wel weer in het wortelstelsel en zullen zich daar zeer snel gaan vermeerderen (hoe lager de beginbesmetting des te hoger is de vermeerderingsfaktor). Dit heeft tot gevolg dat na het oog sten van de bieten de besmettings graad meestal weer net zo hoog is als was er geen grondontsmetting uitge voerd. Er mag dus op de langere ter mijn geen duidelijk effekt van de grondontsmetting op de populatie ontwikkeling van de bietecysteaaltjes (dit geldt ook voor het gele bietecys- teaaltje) worden verwacht. Het houdt tevens in dat bij een 1 op 3 of 1 op 4 rotatie meestal elke keer op nieuw een grondontsmetting voor de bieten moet worden uitgevoerd. Wij kennen echter enkele uitzonderingen en dat zijn de percelen waar schim mels voorkomen die de aaltjespopu latie kunnen afbreken en in die ge vallen kan de besmettingsgraad na enkele jaren weer op een zodanig laag niveau komen dat ook zonder grondontsmetting geen schade wordt veroorzaakt. Het sukses van een grondontsmet ting is in belangrijke mate afhanke lijk van de manier waarop de grond wordt klaargelegd en afgesloten en de bodemtemperatuur en vochtig heid in de weken na de toepassing van het middel. Op zandgronden kan dit zijn metam-natrium, vanwege de goede nevenwerking tegen onkrui den, maar dan moet het wel op een vroeg tijdstip en onder droge om standigheden worden toegepast. Wanneer het echter in eerste instan tie gaat om de bestrijding van een belangrijke besmetting met bietecys teaaltjes is dichloorpropeen bedrijfs- zekerder (zie tabel 1). In de vier jaar proefveldonderzoek is duidelijk ge bleken dat dichloorpropeen gelijk of beter was dan metam-natrium, maar nooit slechter zelfs niet onder zeer droge omstandigheden. Op de kleigronden tot 30% slib kan ook zeer goed een grondontsmetting worden uitgevoerd, maar bij hogere slibgehalten gaan problemen ont staan, omdat de kans op een minder goede struktuur toeneemt. Op de klei is duidelijk de dichloorpropeen fa voriet (tabel 2), waarbij het middel zowel in bewerkt als in onbewerkt land onder een groenbemestingsge- was kan worden toegepast. De laatste jaren wordt steeds meer onder een groenbemestingsgewas ontsmet met resultaten die niet be hoeven onder te doen Voor de kon- ventionele grondontsmetting Zoals uit de cijfers vermeld in tabel 3 blijkt, zijn de resultaten nog wel eens wis selend. In hoeverre dit wordt ver oorzaakt door de weerstomstandig- heden is nog niet duidelijk; daarvoor moet het onderzoek nog langer wor den voortgezet. Wanneer echter gewacht wordt tot dat h«t groenbemestingsgewas ge heel volgroeid is, komt men vaak te laat en zijn de bodemtemperaturen niet meer voldoende hoog om het gas zijn werk goed te laten doen. 18 mei 1984 De rentabiliteit van de grondont smetting. Naast het voorkomen van schade door bietecysteaaltjes worden door een grondontsmetting tot op zekere hoogte ook onkruiden bestreden en treedt er in het volggewas een zoge naamd stikstofeffekt op. Er zijn aan wijzingen dat het effekt op de granen als volggewas waarschijnlijk mini maal is en daarom zullen wij voorlo pig nog niet meer positieve waarden aan de grondontsmetting toereke nen. In het totaal komt het financiële beeld van de grondontsmetting er als volgt uit te zien: Kosten staat bij een besmettingsgraad van circa 800 eieren en larven per 100 cc grond, zoals uit figuur 2 is af te lezen. Zodra de besmetting boven dit ni veau komt, is een grondontsmetting rendabel, mits een voldoende doding wordt bereikt. Boven het niveau van ca. 2000 eieren en larven blijft die rentabiliteit wel bestaan, maar als gevolg van het feit dat de aantallen niet gedode larven de tolerantiegrens overschrijden, zal toch nog schade ontstaan. Het is dan aan de teler of hij deze schade accepteert of liever de vruchtwisseling wat ruimer maakt door eerst een niet-waardgewas te telen. Extra inkomsten Voorbewerking grond 30,- Besparing op herbi ƒ210,- 150 1 dichloorpropeen 560,- ciden 4 1 Pyramin freesschaar injecteren 290- Besparing op N 40- rente over investering (30 kg/ha) ƒ880,- 70,- Totaal ƒ950- De kosten die rrtoeten worden goed gemaakt door opbrengstvermeerde ring van suikerbieten bedragen 700,— Dit betekent, bij een sui- kerbietenprijs van 120,— per ton, een meeropbrengst van 5.83 ton/ha of 10.5%, bij een produktiekapaciteit van de grond die 55 ton/ha bedraagt. Een dergelijk verlies van 10.5% ont- 250,- Wanneer echter slechts een doding van 60% wordt bereikt, zoals op de wat zwaardere kleigronden vrij ge makkelijk kan gebeuren, dan wordt grondontsmetting pas boven de 1600 eieren en larven per 100 cc rendabel. Alleen een belangrijk ruimere vruchtopvolging kan hier de oplos sing bieden. Witte cysten op een wortel. Tabel 1. Het effekt van grondontsmetting met vloeibare middelen tegen bietecysteaaltjes (geel en wit) op zandgronden in zuidoost Nederland 1978- 1981. Aanvangsbesmetting dichloorpropeen metam-natrium aantal eieren larven/ 100 cc grond doding opbrengst relatief onbehan- deld= 100 doding opbrengst relatief onbehan deld» 100 proefvelden 0- 500 - 104 - 105 9 800-5100 88 143 77 132 8 Tabel 2. Grondontsmetting tegen witte bietecysteaaltjes op kleigronden met 15-45% slib 1982-1983 Aanvangsbesmetting dichloorpropeen metam-natrium aantal eieren larven/ 100 cc grond doding opbrengst relatief onbehan deld» 100 doding opbrengst relatief onbehan deld» 100 proefvelden 0- 200 - 105 - 108 4 620-3410 83 138 61 121 10 Tabel 3. Grondontsmetting op voorbewerkt land en onder een groenbemester op kleigronden (1981-1982) Jaar Aanvangsbesmetting eieren larven/ 100 cc grond voorbewerkt, braak onder een groen bemester aantal proefvelden doding opbrengst relatief onbehan deld» 100 doding opbrengst relatief onbehan deld» 100 1982 1100-2000 76 128 85 133 3 1983 1200-3300 92 137 76 129 6 Tabel 4. Opbrengstderving bij suikerbieten door besmetting van de grond met bietecysteaaltjes bij een opbrengstkapaciteit van de grond van resp. 55 en 45 ton per ha. Uit de gegevens vermeld in tabel 4 blijkt dat boven een besmettingsni veau van 1000 eieren en larven voor beide produktieniveau's op renda bele wijze een grondontsmetting kan worden uitgevoerd en bij de hogere besmettingsgraden een financiële meeropbrengst wordt verkregen, die het dubbele bedraagt van de kosten van een grondontsmetting. Zo be draagt bij 1500 eieren en larven het voordeel van grondontsmetten op het hogere opbrengstniveau (11.0- 5.8) x 120,- ƒ624,- per ha. Naast de opbrengstvermeerdering bij suikerbieten zal het saldo van de overige gewassen bepalend zijn voor de keuze tussen een korte rotatie met grondontsmetting of een ruime rota tie zonder een dergelijke behande ling. Voor beide bovengenoemde op- brengstniveau's is een bouwplanbe rekening gemaakt, zowel voor een gezonde grond als voor één besmet met bietecysteaaltjes (1200 eieren en larven per 100 cc grond), waarbij te vens de grondontsmetting is opge voerd. Bij de saldoberekeningen is uitgegaan van de brutogeldop- brengst van de produkten (eventueel vermeerderd met die van het bijpro- dukt),. verminderd met de direkt toegerekende kosten, zoals deze zijn weergegeven in de kwantitatieve ak- kerbouwinformatie 1983-1984 van het ZW kleigebied. Hieruit is voor de meest gangbare rotaties een bouw plansaldo samengesteld. Wanneer nog geen besmetting met bietecys teaaltjes aanwezig is (tabel 5), blijken de verschillen tussen bouwplannen met respektievelijk 1 op 4, 1 op 5 en 1 op 6 bieten niet zodanig groot dat dit een redelijk ruime vruchtopvolging in de weg zou staan. Dit geldt te meer wanneer we bedenken welke extra kosten bijvoorbeeld voor een grond ontsmetting gemaakt moeten wor den, als besmettingen met bietecys teaaltjes gaan optreden. Bij een 1 op 6 bouwplan leveren we dan weliswaar bijna 120,— in om de grond gezond te houden, maar het saldo is nog altijd hoger dan een 1 op 4 met grondontsmetting. Daarbij is er dan nog vanuit gegaan dat deze grondontsmetting volledig geslaagd is. Wanneer de besmetting met bie tecysteaaltjes eenmaal aanwezig is, lopen de bouwplansaldi sterk terug (tabel 6), waarbij opvalt dat de ver schillen tussen de rotaties niet erg groot zijn. Dit komt omdat we heb ben moeten uitgaan van eenzelfde infektieniveau, terwijl in werkelijk heid de besmettingsgraad sneller oploopt naarmate het aandeel waardgewassen in de rotatie toe neemt. Anderzijds zal bij de 1 op 6 teelt slechts in uitzonderlijke gevallen de besmetting oplopen tot een niveau van 1200 eieren en larven per 100 cc grond. Een verbetering in het bouw plansaldo kan door de grondonts metting worden bereikt, deze be draagt 100,— tot 120,— De uit zonderlijke verhoging door de grond ontsmetting in het 1 op 3 bouwplan lijkt hier echter wat overtrokken, omdat voor de vergelijkbaarheid ook hier weer van dezelfde besmet tingsgraad moest worden uitgegaan. Op de lange duur zal bij de 1 op 3 rotatie de situatie kunnen ontstaan dat door de bietecysteaaltjes on danks grondontsmetting toch schade zal worden aangericht, wanneer na melijk het niveau van 2000 eieren en larven per 100 cc grond wordt over schreden. Bij een laag produktievermogen van de grond (45 ton/ha) en aangepaste opbrengsten van de andere gewassen zijn de onderlinge verschillen in bouwplansaldi tussen 1 op 4 en 1 op 6 suikerbieten gering (tabel 7). De grondontsmetting brengt hier niet voldoende verbetering in om renda bel te kunnen produceren. Auteurs: drs. W. Heybroek, IRS - Bergen op Zoom, ing. W.P. Noordam, PAGV - Lelystad Tabel 5. Overzicht van de bouwplansaldi voor de meest gangbare bietenro taties op niet met bietecysteaaltjes besmette grond, bij een produktiekapaci teit van 55 ton per ha. aandeel suikerbieten in rotatie 1/4 1/5 1/6 konsumptieaardappelen suikerbieten wintertarwe erwten 1 ha 4690 1 ha 4150 1.5 ha 3773 0.5 ha 1125 1 ha 5180 1 ha 4280 2 ha 5030 1 ha 2250 1 ha 5180 1 ha 4280 3 ha 7545 1 ha 2250 bouwplansaldo per ha 3435 3348 3209 Tabel 6A. Overzicht van de bouwplansaldi voor de meest gangbare bietenro taties op grond besmet met 1200 eieren en larven per 100 cc grond. (Dit is het midden van het gebied waar een grondontsmetting rendabel is en nog geen additionele schade ontstaat). De produktiekapaciteit is 55 ton per ha. Aantal eieren en larven per 100 ml opbrengst zonder be smetting 55 ton per ha opbrengst zonder be smetting 4 5 ton per ha 700 4.4 3.6 1000 7.2 5.9 1200 8.3 6.8 1500 11.0 9.0 2000 12.7 10.4 aandeel suikerbieten in rotatie 1/4 1/5 1/6 konsumptieaardappelen suikerbieten wintertarwe erwten 1 ha 4690 1 ha 3175 1.5 ha 3773 0.5 ha 1125 1 ha 5180 1 ha 3175 2 ha 5030 1 ha 2250 1 ha 5180 1 ha 3175 3 ha 7545 1 ha 2250 bouwplansaldo per ha 3191 3127 3025 Tabel 6B. Als label 6A, maar nu met grondontsmetting dichloorpropeen. aandeel suikerbieten in rotatie: 1/3 1/4 1/5 konsumptieaardappelen suikerbieten wintertarwe erwten 1 ha 4605 1 ha 3477 1 ha 2515 1 ha 4690 1 ha 3675 1.5 ha 3773 0.5 ha 1125 1 ha 5180 1 ha 3675 2 ha 5030 1 ha 2250 bouwplansaldo per ha 3532 3316 3227 Tabel 7. Overzicht van enkele bouwplansaldi op grond met een produktie vermogen van 45 ton per ha. zonder ontsmetten ontsmet 1 op 4 1 op 6 1 op 4 konsumptieaardappelen suikerbieten wintertarwe erwten 1 ha 4146 1 ha 2180 1.5 ha 3005 0.5 ha 924 1 ha 4580 1 ha 3085 3 ha 6009 1 ha 1848 1 ha 4146 1 ha 2505 1.5 ha 3005 0.5 ha 924 Bouwplansaldo/ha 2.564,- 2.587,- 26 4 5 v -

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 9