over geld
en goed
Het boetebeleid van de fiskus
Koninklijke Onderscheidingen
Ingezonden
Hieronder volgt een uiteenzetting
over de toepassing van de superhef
fing.
a. Vaststelling van het quotum
Op de hoeveelheid melk geleverd in
het kalenderjaar 1983 krijgt de vee
houder een aftrekpercentage van
8,65%.
Voorbeeld: geleverde melk in 1983
200.000 1. Dan mag er geleverd wor
den in het melkprijsjaar van 2 april
1984 t/m 31 maart 1985:
■200.000 1 - 8,65% 17.300 1
182.700 I
b. Wanneer kan men als hardheids-
geval worden beschouwd?
1. De zogenaamde niet-groeiers
Hiervoor is een quotum uitgetrokken
van 12.052.000 ton melk x 0,3%
36.156 ton.
Deze 36.156 ton zal procentsgewijze
verdeeld worden over de niet-groei
ers.
Wie is een niet-groeier?
Hij die jonger is dan 55 jaar, dan wel
jonger is dan 65 jaar en een opvolger
heeft en waarvan het bedrijf c.q. de
melkgift in 1982 en 1983 niet of
nauwelijks is gegroeid en die ten
minste 60% van het totale aantal
standaardbedrijfseenheden in de
melkveehouderij heeft.
2. Investeringen
Zij die investering deden in stand
plaatsen voor melk en kalfkoeien en
voorzieningen in de periode januari
1982 tot en met februari 1984 komen
in principe voor uitbreiding van de
heffingsvrije hoeveelheid in aanmer
king, mits aan de volgende voorwaar
den wordt voldaan.
Er zijn twee groepen:
a. investeerders in nieuwe stallen of
in verbouw van stallen met 60 of
minder melkkoeiertplaatsen die
minstens 50.000 geïnvesteerd
hebben en een uitbreiding van de
standplaatsen hebben van meer
dan 20% met een minimum toe
name van het aantal standplaat
sen van 5.
b. investeerders in nieuwe stallen of
in verbouw van stallen met 60 of
meer melkkoeienplaatsen die
minstens 100.000 hebben geïn
vesteerd en een uitbreiding van
de standplaats hebben van meer
dan 25%.
Let wel: Het aantal standplaatsen
moet daadwerkelijk in gebruik zijn
genomen of genomen worden.
Op welk quotum kan de veehouder
rekenen als hij aan de investerings-
voorwaarden voldoet?
Op een quotum waarbij de volgende
formule wordt gehanteerd. Stel er is
in 1983 gebouwd dan geldt als uit
gangspunt de volgende formule:
Produktie 1982, het jaar voordat de
investering werd gedaan (uitbrei
ding standplaatsen - 20%) x 5.500 kg -
Voorbeeld:
Iemand bouwde in 1983.
Uitbreiding 25 standplaatsen bij een
geplande veestapel van 60 koeien.
Investering is meer dan 50.000
Uitbreiding is meer dan 20%
Uitbreiding is meer dan 5 stand
plaatsen
Deze drie voldoen aan voorwaarden.
Berekend extra quotum
0.80 x 25 standplaatsen x 5.500 kg
melk x 0.9135 100.485 kg
Verklaring:
- 0.80 20% die van de uitbrei
ding standplaatsen wordt afge
trokken
- 5.500 kg'is de toewijzing per koe
- 0.9135 1 - 0,0865 dit is de nor
male aftrek van 8,65%
De toewijzing in 1984/1985 is x
100.484 kg 66.991 kg
De toewijzing in 1985/1986 is 'A x
100.484 kg 33.494 kg
Totaal quotum
Stel in 1982, het jaar voorafgaand
aan dat waarin werd geïnvesteerd,
werd er 200.000 kg gemolken. Dit is
4 mei 1984
dan in het referentiejaar 200.000 kg -
8,65% 182.700 kg extra toewij
zing 66.991 kg 249.691 kg voor
1984/1985 en 283.185 kg voor
1985/1986.
Dit zou betekenen dat 4.7001 per koe
mag worden geproduceerd. Bij een
produktie van 5.700 1 kunnen slechts
50 plaatsen bezet worden met melk
koeien.
Bij 35 koeien had hij immers 'n gemid
deld melkgift van 5.700 1 per koe, die
in een ligboxenstal meestal hoger
wordt.
Reken goed voor u aanvraagt
Doordat de extra hoeveelheid per
uitgebreide standplaats voor melk of
kalfkoeien zeer laag uitvalt zal het
voor een aantal veehouders dat
geïnvesteerd heeft in uitbreiding
voordeliger kunnen zijn te opteren
voor het referentiejaar 1983 - 8,65%.
3. Buitengewone omstandigheden
Melkveehouderijbedrijven waar zich
kort voor of in de loop van 1983
onverwachte omstandigheden heb
ben voorgedaan en de melkproduk-
tie in dat jaar minder dan 90% heeft
bedragen van de produktie in 1981 of
1982 kunnen verzoeken of 1981 of
1982 als referentiejaar aan te merken
valt.
Wat zijn buitengewone omstandig
heden
Rampspoedgevallen
Hieronder verstaat men:
een ernstige natuurramp
vernieling van voorraden, melkvee
stallen e.d.
ziekte van de veestapel of een deel
ervan
4. Verplaatsingen en ruilverkavelin
gen Flevopolder
Voor de verplichtingen die zijn aan
gegaan door de overheid wordt een
quotum beschikbaar gesteld. Verde
ling is op dit tijdstip niet precies be
kend.
5. Overige kategoriën
Alle andere probleemgevallen die
niet gedekt zijri door de voorgaande
4 kategoriën.
Verrekening
De regeling geldt voor het melk
prijsjaar 2 april 1984 tot 30 april
1985. Per kwartaal (juli a.s.) wordt er
vergeleken met het kwartaal 2 april -
1 juli van het referentiejaar 1983. In
dien er teveel melk werd geleverd in
dit kwartaal 2 april - 1 juli 1984 be
taal je de heffing 56,2 cent. Dit wordt
per kwartaal verrekend.
Aan het einde van het jaar wordt ge
keken hoeveel melk er is geleverd
van uw bedrijf en hoeveel er geleverd
mocht worden en vindt er een verre
kening plaats.
Waar aanvragen indienen!
Indien men denkt via een door u ge
maakte rekensom voor uw eigen be
drijf aanspraak te kunnen maken op
één van de genoemde uitzonderin
gen, dan dient men vóór 15 juni a.s.
een verzoek in te dienen bij de Dis-
triktsbureauhouder in zijn rayon al
waar de formulieren J- verkrijgbaar
zijn. Het advies is hiermee niet te
wachten op de toewijzing, die door
het produktschap voor zuivel wordt
verstrekt.
Waar kunt u om individueel advies?
De sociale ekonomische voorlichters
van uw eigen organisatie willen u
behulpzaam zijn indien u dit nood
zakelijk acht.
a. bij een eventuele aanvraag en het
nader formuleren waarom u
denkt dat uw bedrijf valt onder de
kategorie niet-groeiers en/of
hardheidsgevallen en/of buiten
gewone omstandigheden.
b. indien zou blijken dat uw bedrijf
door deze overheidsmaatregel zo
zwaar getroffen wordt dat herfi
nanciering van het bedrijf nodig
is. Bedenkt dat naast de super
heffing een daling van de melk
prijs met 2 a 3 cent per kg wordt
verwacht.
Uw bedrijfsvoörlichter zal u naast de
geplande voorlichtingsbijeenkom
sten over de technisch-ekonomische
gevolgen van de superheffing voor
uw bedrijf ook zeker voor uw om
standigheden individueel willen en
kunnen voorlichten.
J. Markusse
Met ingang van 1 april 1984 is de nieuwe Leidraad administratieve
boeten 1984 van kracht geworden, die de vorige Leidraad uit 1971 gaat
vervangen. De bedoeling van deze leidraad is om algemene voorschrif
ten betreffende de toepassing van de verhogingen te geven inzake de
heffing van een groot aantal rijksbelastingen.
Van een verhoging van de aanslag is
sprake indien naast de feitelijk ver
schuldigde belasting een extra be
drag "in rekening" wordt gebracht
wegens overtreding van enige bepa
lingen uit de belastingwetgeving.
Deze verhoging mag niet worden
beschouwd als een vergoeding voor
vermoedelijk door de Staat geleden
schade doch is geheel aan te merken
als een rechtstreeks uit de wet voort
komende straf wegens begane over
treding.
De verhogingen zijn van tweeërlei
aard. Enerzijds een verhoging we
gens te laat ingediende aangiften
(b.v. terzake inkomstenbelasting,
omzetbelasting, loonbelasting etc.).
Deze verhoging begint veelal met
een verhoging van 5% hetgeen bete
kent dat de verschuldigde of af te
dragen belasting wordt verhoogd
met 5%. Bij een bedrag van 10.000,-
is dit toch al 500,-. Bij een volgende
soortgelijke overtreding met betrek
king tot de zelfde belasting wordt het
percentage hoger.
Anderzijds kent de leidraad een ver
hoging wegens gedane onjuiste aan
giften. In deze aangiften zijn de
daarin vermelde bedragen (bewust)
te laag opgenomen. Is hier sprake
van een normaal geval van grove
schuld of onachtzaamheid, dan is de
verhoging 25%.
Is er sprake van een meer ernstige
vorm van grove schuld of onacht
zaamheid dan is de verhoging 50% en
in het geval van een ernstige en ver
houdingsgewijs omvangrijke fraude
wordt de verhoging 100%. In dit
laatste geval betaalt u dus in feite 2 x
de normaal verschuldigde belasting.
In de toelichting bij de leidraad zijn
o.a. de volgende voorbeelden opge
nomen.
Een belastingplichtige geeft bewust
niet het privégebruik van zijn auto
aan, hoewel hem bekend is dat dit
Bij Koninklijk besluit zijn benoemd
tot ridder in de Orde van de Neder
landse Leeuw:
H.P.H. Waalkens, lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, te
Noordoostpolder;
P.J.A. van der Sanden, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
te Rijswijk;
tot officier in de Orde van Oranje-
Nassau:
ir. A.W.N.J. Crijns te Bunnik, hoofd
van de afdeling Beleidsvoorberei
ding en Planologie tevens plv. in
specteur Algemene Zaken bij de
Landinrichtingsdienst;
ir. G. Elzenga te Bennekom, ge
meente Ede, directeur van de Ne
derlandse Algemene Keuringsdienst
voor Boomkwekerijgewassen en de
Nederlandse Algemene Keurings
dienst voor Siergewassen;
dr. A.J.G. van 't Hooft te Vught, In
specteur-Districtshoofd van de Ve
terinaire Dienst, tevens Veterinair
inspecteur van de Volksgezondheid
in de provincie Noord-Brabant;
A. Hak te Almkerk, directeur Hak-
conserven;
ir. A.P. van den Hoek te Alphen aan
den Rijn, directeur van de Rijks
Agrarische Scholengemeenschap te
Boskoop;
ir. G.W. van Logtestijn te Tilburg,
algemeen directeur van het Accoun
tants- en Belastingadviesbureau van
de N.C.B.,
ir. A.W. Luitjens te Bergen op Zoom,
voorzitter van de Raad van Bestuur
van Suiker Unie U.A. te Breda;
ing. H.E. Takens te Veendam, voor
zitter van de Veenkoloniale Boeren
bond, aldaar;
tot ridder in de Orde van Oranje-
Nassau:
J. Abrahams te Hilvarenbeek;
is verleend de eremedaille, verbonden
aan de orde van Oranje-Nassau in
goud aan:
C. de Cloe te Waspik, bedrijfsvoör
lichter bij het Gonsulentschap voor
de Akkerbouw en de Rundveehou
derij te Zevenbergen;
Th.M. Jongmans te Standdaarbui-
ten, sekretaris van de Coöperatieve
Champignon-kwekersvereniging
West-Brabant;
P.A.J, van Poll te Dinteloord, alge
meen bedrijfsleider bij de suikerfa
briek Dinteloord van de Suiker
Unie;
de eremedaille, verbonden aan de or
de van Oranje Nassau in zilver aan:
J. Guiljam te Borssele, gemeente
Borsele, medewerker op het land
bouwbedrijf van de familie De Regt;
ir. J. Elzenga
ir. A. W. Luitjens
P.J.A. van der Sanden
L. Schuurbiers te Wouw, medewer
ker op het landbouwbedrijf van de
familie Van Bavel, aldaar.
moet. Navordering met 50% verho
ging-
Een belastingplichtige weet dat rente
van spaartegoeden belastbaar is.
Toch geeft hij bepaalde ontvangen
renteposten niet op. Navorderingen
met 50% verhoging.
Indien een ondernemer bepaalde
bedrijfsontvangsten vergeet te note
ren en aannemelijk is dat geen opzet
aanwezig is zal de verhoging beperkt
blijven tot 25%.
Laat dezelfde ondernemer echter
bèwust bepaalde bedrijfsontvang
sten weg (en gaat b.v. daarvan op
vakantie) dan is dit een meer ernstige
vorm van grove schuld en volgt een
navordering met 50% verhoging.
Zo zijn er ook voorbeelden gegeven
van te weinig afgedragen loonbelas
ting en omzetbelasting. Ook daar
moet u in die gevallen rekening
houden met vrij forse verhogingen.
Hoewel het niet juist is om te weinig
helasting af te dragen, moet het mij
wel van het hart dat bij deze belas
tingen de ondernemer als onbezol
digd kassier van de fiskus fungeert en
indien deze in zijn goedheid een fout
maakt, dit gelijk wordt afgestraft met
een boete van 25%.
Waarmee misbruik zeker niet is goed
te praten, doch wij mogen zeker aan
nemen dat ook onze belastingdienst
zoveel onderscheidingsvermogen be
zit dat zij de goeden van de kwaden
weet te scheiden.
En daar hoop ik dan op.
Veerbeek
Met belangstelling heb ik in het
landbouwblad van vrijdag 13 april j.l.
het artikel gelezen "Stages op agra
rische bedrijven".
Op een onderdeel van dit artikel wil
ik reageren en wel "enkele voorbeel
den van beloning".
In de aanhef van het artikel wordt
mijns inziens onterecht opgemerkt,
dat in een drukke periode een paar
extra handen welkom zijn. Dit mag
dan wel zo zijn, maar het is funda
menteel onjuist. Het enig juiste is,
zoals ook opgemerkt in het artikel
dat een stage een onderdeel vormt
van de schoolopleiding.
De vergoeding gedurende de stage
dient dan ook in dit licht bezien te
worden.
Het artikel suggereert dat voor de
beloning toch wel uitgegaan dient -te
worden van het minimumloon, ter
wijl ook nog gesproken wordt over
CAO-beloning. Over de beloning als
zodanig wil ik het volgende opmer
ken.
Het bedrijfsleven in Zeeuws-Vlaan-
deren, en naar ik aanneem ook daar
buiten, hanteert het volgende:
voor middelbaar beroepsonderwijs
250,- tot 450,- en voor hoger
beroepsonderwijs 350,- tot
ƒ550,— bruto per maand. Letwel: dit
zijn richtbedragen. Daarbij komt
voor rekening van de werkgever zo
nodig pensioenkostenvergoeding en
indien de stageair buiten de regio
woonachtig is, eens per 2 of 4 weken
reiskosten op basis van openbaar
vervoer. Ko de Regt,
Sasdijk 1
Westdorpe