Vrouw als meewerkende echtgenote op agrarisch
bedrijf zal minder vanzelfsprekend moeten worden
Uit onderzoek onder jongere boerinnen blijkt:
Achtergrond
Baan buitenshuis
Huishoudelijke arbeid
Arbeid op het bedrijf
Taken
Meewerkende echtgenote
of mede-onderneemster?
Automatisch
De agrarische produktie vindt in Nederland hoofdzakelijk plaats bin
nen gezinsbedrijven. De laatste decennia is het percentage echtgenotes
van boeren en tuinders dat meewerkt op het agrarisch bedrijf, sterk
gestegen. Deze toegenomen betekenis van de vrouw van de agrariër, of
te wel de boerin, voor het agrarisch gezinsbedrijf en de groeiende
aandacht voor de emancipatie van de vrouw zorgden ervoor dat in de
agrarische sektor de diskussie over de positie van de boerin op gang
kwam. Omdat hierover weinig bekend was, besloot het LEI, mede op
verzoek van het Landbouwschap en de plattelandsvrouwenorganisa
ties, een explorerend onderzoek in te stellen met als doel inzicht te
verschaffen in de positie van de boerin op het agrarisch gezinsbedrijf.
Veel "éénmansbedrijven"
blijken
"anderhalfmensbedrijven"
Het onderzoek is beperkt tot vrou
wen die getrouwd zijn met een boer
of tuinder, die niet ouder dan 68 jaar
is en een agrarisch gezinsbedrijf van
meer dan 70 sbe als hoofdberoeps-
bedrijf leidt. Aan 446 vrouwen, die
een representatieve steekproef vor
men van bovengenoemde onder-
zoekpopulatie, is een vragenlijst
voorgelegd met als doel een ant
woord te vinden op de volgende
centrale vraagstellingen: Welke
werkzaamheden verricht de boerin
op het bedrijf? Hoeveel tijd besteedt
ze aan deze werkzaamheden? In
welke mate participeert de boerin in
beslissingen over het bedrijf?
Omdat de rol van de boerin op het
bedrijf niet los gezien kan worden
van haar andere werkzaamheden,
hebben we in het onderzoek ook
enige aandacht besteed aan haar rol
als huisvrouw en haar eventuele rol
als buitenshuis werkende vrouw.
Was een boerin vroeger zelf bijna per
definitie van agrarische huize, nu is
één op de vier dat niet meer.
Uit de opleidingskeuze blijkt duide
lijk dat de bij ons onderzoek betrok
ken vrouwen pas door hun huwelijk
het agrarisch beroep zijn gaan uitoe
fenen. Slechts een enkeling heeft na
melijk agrarisch dagonderwijs ge
volgd. Wel heeft één op de vier na
haar huwelijk kursussen op agrarisch
gebied gevolgd.
Werden de oudere boerinnen nog
vaak zo gauw zij van de lagere school
kwamen, thuis in bedrijf en huis
houding "ingezet", de jongere gene
ratie heeft veelal een beroepsoplei
ding gevolgd en een baan gehad.
Op de gemiddelde leeftijd van 25
jaar stapten de boerinnen in het hu
welijksbootje: de oudere generatie
meestal in gemeenschap van goede
ren, de jongeren steeds vaker op hu
welijkse voorwaarden. Door dit hu
welijk veranderde er vaak veel in het
leven van de vrouw. Meestal kwam
ze als nieuwelinge op het bedrijf van
haar man wonen, gaf haar baan op
en ging werken op het bedrijf.
De jongeren blijven in toenemende
mate na het huwelijk buitenshuis
werken tot aan de geboorte van het
eerste kind. De boerin in het onder
zoek heeft gemiddeld 3 kinderen.
Slechts zelden is er sprake van inwo
nende niet-gezinsleden, wat vroeger
in sommige streken van het land wel
veel voorkwam.
Op het moment van onderzoek heeft
5% van de betrokken vrouwen een -
meestal part-time - baan buitenshuis.
Beter opgeleide en jonge vrouwen
zonder kinderen hebben nogal eens
een full-time baan.
De meeste vrouwen hebben echter
geen baan buitenshuis en verwach
ten die ook niet in de komende jaren
te krijgen. Ze willen veelal ook geen
baan. De kombinatie van huishou
ding en bedrijfsarbeid is al druk ge
noeg en waarschijnlijk mede daarom
zijn ze nogal eens van mening dat
een vrouw die met een boer of tuin
der getrouwd is, geen baan buitens
huis behoort te hebben.
12
Naast haar eventuele baan buitens
huis en haar werk op het bedrijf, is en
blijft de boerin verantwoordelijk
voor het huishoudelijk werk en de
kinderopvoeding en -verzorging.
vooral in en dichtbij de woning af-
speelt.
De arbeid van de boerin op het be
drijf kan onderverdeeld worden in
werk voor en werk in het bedrijf.
Aan werkzaamheden voor het be
drijf d.w.z. werkzaamheden die
voornamelijk in de woning plaats
hebben, besteed de boerin gemid
deld 3,5 uur per week.
De boerin besteedt gemiddeld ruim
22 uur per week aan haar werk
zaamheden voor en in het bedrijf. Er
doen zich echter grote verschillen
voor. Zo blijft de vrouw op een ak
kerbouwbedrijf duidelijk onder het
gemiddelde en de vrouw op een
glastuinbouwbedrijf en op éen
melkveehouderijbedrijf erboven.
De vrouw wier echtgenoot wordt
geassisteerd door andere arbeids
krachten - en dan met name door de
bedrijfsopvolger - maakt kortere
werkweken op het bedrijf dan de
vrouw wier man er alleen voor staat.
Het z.g. "éénmansbedrijf" blijkt een
"anderhalf-mensbedrijf' te zijn.
Ook een aantal persoonlijke en ge-
zinskenmerken speelt een rol. De
vrouw in de leeftijdsgroep van 35-50
Ook in de glastuinbouw staan de dames hun mannetje
Veel echtgenotes in de veehouderij werken meer uren dan gemiddeld in de
agrarische sektor
Hieraan, besteedt ze meestal het
grootste deel van haar werkweek.
Meer dan de helft van de betrokken
boerinnen zegt dan ook het beroep
huisvrouw uit te oefenen. De bijdra
ge van de echtgenoot aan de huis
houdelijke arbeid is minimaal te
noemen. Hij neemt deel aan taken
waarbij naar buiten moet worden
getreden of waarbij technische
"vaardigheden" vereist zijn. Het da
gelijkse huishoudelijke werk laat hij
vrijwel altijd aan zijn vrouw over. De
jongere generatie verschilt in deze
weinig van de oudere.
Een minderheid (13%) en dan vooral
de jongere boerinnen, zou graag zien
dat haar man meer huishoudelijk
werk zou verrichten. Dat hij meer
tijd aan de kinderverzorging en -op-
voeding besteedt, wenst de boerin
vaker. Slechts weinigen zien dit ech
ter in de toekomst gebeuren.
De boerin in ons onderzoek levert
een belangrijke bijdrage aan het
werk op het agrarisch bedrijf. Ge
middeld werkt ze ruim 22 iiur per
week op het bedrijf. Doordat vrijwel
de gehele huishoudelijke arbeid ook
voor haar rekening komt, maakt ze
in de regel meer arbeidsuren dan
haar echtgenoot.
Niet alleen de omgeving, maar ook
de boerin zelf vindt het haast van
zelfsprekend dat de boer of tuinder
in zijn werk wordt bijgestaan door
zijn echtgenote.
Wanneer het druk is op het bedrijf,
blijft het huishoudelijk werk meestal
liggen. Ruim tweederde deel van de
bij ons onderzoek betrokken vrou
wen zegt dat het werk op het bedrijf
voor het huishoudelijk werk gaat.
Overigens hebben ook de investe
ringen in het bedrijf in de regel
voorrang op die in het huishouden.
De arbeid die de vrouw op het be
drijf verricht, is zeer gevarieerd en
beperkt zich geenszins tot één aspekt
van de bedrijfsvoering. Kenmerkend
is echter wel dat de arbeid zich
Als vaste taken springen met name in
het oog het wassen en verstellen van
de bedrijfskleding, het brengen van
koffie naar de mensen die in het be
drijf werkzaam zijn, en het bijhou
den van de boekhouding. Verder
neemt de boerin geregeld de bood
schappen en telefoontjes voor het
bedrijf voor haar rekening.
Aan werkzaamheden in het bedrijf
d.w.z. werkzaamheden in de be
drijfsgebouwen en op het land, be
steedt de boerin over het algemeen
het overgrote deel van haar arbeids
tijd op het bedrijf, namelijk gemid
deld bijna 19 uur per week.
De werkzaamheden van de vrouw in
het bedrijf spelen zich vooral af in de
stal, de kas of de schuur en slechts
zelden op het land. Haar vaste taken
kunnen vooral gekwalificeerd wor
den als handwerk en als werk dat in
het verlengde van de huishoudelijke
arbeid ligt. Bovendien is het, met na
me in de tuinbouw, werk waarvoor
een zekere vingervlugheid is vereist.
Welke taken neemt de boerin voor
haar rekening? Dit is natuurlijk sterk
afhankelijk van het bedrijfstype,
maar als algemeen beeld komen de
volgende vaste taakgebieden naar
voren: zorg voor kalveren en ander
kleinvee, schoonmaken van stallen
en melkgerei, met de hand verzorgen
en oogsten van gewassen, en verwer
ken en gereed maken van de oogst
voor aflevering. Werkzaamheden op
een trekker of op een andere machi
ne verricht ze minder vaak. Werk
zaamheden als grond bewerken
(ploegen, frezen, weiland slepen e.d.)
en grond bemesten doet bijna geen
enkele boerin. Machinaal zaaien en
poten, machinaal verzorgen en oog
sten van de gewassen, en transporte
ren van de oogst rekent de boerin
soms tot haar taak. Koeien melken is
echter voor menige boerin een vaste
taak. Het zijn overigen» vooral de
jongere boerinnen die dit "mannen
werk" voor hun rekening nemen.
jaar en de vrouw wier jongste kind op
de lagere school zit, maken de meeste
uren op het bedrijf. Het aantal kin
deren lijkt overigens niet van invloed
te zijn op de hoeveelheid tijd, die de
boerin in het bedrijf steekt.
Ook tradities in de streek ten aanzien
van het meewerken van de vrouw op
het bedrijf lijken tot op de dag van
vandaag merkbaar te zijn.
De boerin die lange werkwerken op
het bedrijf maakt, ervaart het dikwijls
als benauwend dat ze te weinig tijd
heeft voor de kinderen en de huis
houding, laat staan voor zichzelf. Het
gebrek aan voldoende vrije tijd is
overigens de veelvuldigst naar voren
gebrachte klacht van de bij het on
derzoek betrokken boerinnen. Ge
middeld beschikt ze ook maar over 21
uur vrije tijd per week.
Wat zegt die "part-time-baan" op
het agrarisch bedrijf nu over de be-
slissingsstruktuur? Is de boerin me
de-onderneemster of meewerkende
echtgenote? Vooral het laatste, zo
blijkt uit ons onderzoek. Bijna alle
vrouwen worden - veelal intensief -
bij het overleg over het belangrijke
bedrijfsbeslissingen betrokken: ze
praten en denken mee. De uiteinde
lijke beslissingen neemt, volgens de
bij ons onderzoek betrokken boerin
nen, in de regel echter de man. Zelfs
beslissingen over grote investeringen
(aan- en verkoop van grond, nieuw
bouw of verbouw van stallen e.d.),
waarbij toch ook met het geld van de
vrouw wordt "gespeeld", laat het
merendeel der vrouwen uiteindelijk
aan haar man over.
Ook een ander facet van het onder-
neemschap n.l. het vertegenwoordi
gen van het bedrijf naar buiten in
landbouworganisaties en -koöpera-
ties, is een mannenaanlegenheid.
Slechts bij uitzondering vertegen
woordigt de boerin het bedrijf naar
buiten.
Al met al kan de positie van de
vrouw op het agrarisch gezinsbedrijf
als volgt worden gekarakteriseerd:
Een vrouw die met een boer of tuin
der trouwt, trouwt automatisch met
zijn bedrijf. Van haar wordt ver
wacht dat ze meewerkt op het bedrijf
van haar man. Ook de boerin zelf
vindt het vanzelfsprekend dat ze
haar man bij zijn werk assisteert. Zij
vindt het evenwel niet vanzelfspre
kend dat haar man haar bij het huis
houdelijk werk assisteert.
De arbeid van de vrouw is onmisbaar
voor het voortbestaan van het agra
risch gezinsbedrijf. Naast het be-
drijfswerk neemt de boerin de huis
houdelijke arbeid nagenoeg volledig
voor haar rekening. Zonder baan
buitenshuis wordt zij dubbel belast.
Haar part-time "baan" op het agra
rische bedrijf verschaft haar vaak
geen uiteindelijke beslissingsbe
voegdheid over dat bedrijf.
Ook voor de boerin zelf is haar posi
tie verbonden met haar huwelijks
band met de agrarisch ondernemer.
Ze legt het aksent op haar rol als
huisvrouw, moeder en echtgenote en
ziet haar werk op het agrarisch be
drijf vooral als een vanzelfsprekend
uitvloeisel van haar rol als echtgeno
te van een boer.
Op grond van èn de door ons gekon-
stateerde denkbeelden bij de jongere
boerinnen én de ontwikkelingen in de
samenleving als geheel, mag worden
aangenomen dat de boerin van de
toekomst het minder vanzelfsprekend
zal vinden om haar keuzemomenten
té zien beperkt tot één, n.l. het al dan
niet trouwen met een boer of tuinder.
Dit zou betekenen dat er mogelijk
heden moeten worden geschapen om
als vrouw van een agrariër te kiezen
voor al dan niet op het bedrijf werken
en voor al dan niet daadwerkelijk
mede-onderneemster zijn. Ook het
aanvaarden van een baan buitenshuis
zou een reeële keuzemogelijkheid
voor de boerin moeten worden.
4 mei 1984