Opbrengst van grasland kan sterk beïnvloed worden door aanwezigheid van organische stof en regenwormen Zomerstalvoedering vooral geschikt voor bedrijven met slechte verkaveling Grasmengsels en grassoorten voor weiden en maaien Promovendus ir. M. Hoogerkamp: "Sukkelperiode" Essentieel Biogaswinning op Waiboerhoeve mislukt Britten bezorgd over kwaliteit rundvlees Handelsvoorwaarden snijmais gewijzigd Struktuur wereldhandel in rundvlees De opbrengst van grasland kan met het ouder worden sterk veranderen. Een veel voorkomend beeld is dat jong grasland een goede opbrengst geeft, dat er daarna een verslechtering optreedt (de sukkelperiode genoemd) en dat tenslotte weer een redelijk produktieniveau wordt bereikt. Ir. Hoogerkamp, die op 6 april aan de Landbouwhogeschool promoveert op een proefschrift over de veranderingen in graslandpro- duktie met het ouder worden van de grasmat, komt tot de konklusie dat de sukkelperiode vaak veroorzaakt wordt door een te laag organische- stofgehalte van de grond, te weinig regenwormen, bodemmoeheid en grasrassen die te weinig weerstand tegen ziekten en plagen of een te korte levensduur hebben. Het voor de veehouderij onmisbare grasland wordt in Europa op ver schillende' manieren beheerd. In Duitsland gaat de voorkeur uit naar permanent grasland, in Engeland wordt vaak wisselbouw met akker bouwgewassen toegepast en in ons land staat permanent grasland op de voorgrond maar wordt veel herinzaai toegepast. Bij de aanleg van blijvend grasland treedt na één k vier jaar vaak een "sukkelperiode" op. Vooral als op akkerbouwland wordt ingezaaid is die kans groot. Het voormalige bouwland bevat namelijk weinig or ganische stof en weinig regenwor men; organische stof bevordert een betere stikstofvoorziening en de pro- duktie van gras; wormen helpen de struktuur van grasland te verbeteren, waar immers geen grondbewerking toegepast kan worden. Toepassing van nieuwe grasrassen geeft geen oplossing als die een korte levens duur hebben, want dan wordt het ontstaan van een sukkelperiode extra in de hand gewerkt. Tenslotte kan ook het optreden van bodemmoe heid hierbij een rol spelen. Herinzaai van grasland met een goede botani sche samenstelling gaf geen verho ging van de bruto-opbrengst; jong grasland is dus niet altijd beter dan ir. M. Hoogerkamp oud grasland, zoals wel veronder steld wordt. De sukkelperiode zal tegenwoordig een minder groot probleem vormen bij de aanleg van blijvend grasland dan in het verleden het geval was. Gebleken is dat door verhoging van de stikstofbemesting en gebruik van verbeterde grasrassen met een lange levensduur de problemen redelijk in de hand gehouden kunnen worden. Er duiken echter wel nieuwe gevaren op; overdosering van de bemesting (vooral stikstof), te diep afmaaien, oogsten van te zware sneden, te lange veldperioden bij het hooien en een foutieve toediening van organische mest (drijfmest). In het proefschrift wordt naar voren gebracht dat de graslandboer aan dacht moet geven aan de bodemor ganismen - vooral regenwormen - omdat deze belangrijk zijn voor een goede bodemvruchtbaarheid. Daar om is de voorzichtigheid geëist bij het gebruik van koperhoudende drijfmest en pesticiden die de bo demfauna schaden. Er zijn aanwij zingen dat o.a. aaltjes en schimmels grasmoeheid kunnen veroorzaken. Het is echter - weer in verband met instandhouding van de regenworm- bevolking - niet aan te bevelen deze met pesticiden te bestrijden. De regenwormen zijn door Hooger kamp speciaal onderwerp van studie geweest. In de polder Oostelijk Fle voland waren geen wormen in de bodem aanwezig. Op het proefbe drijf de Ir. A.P. Minderhoudhoeve van de Landbouwhogeschool en op een aantal andere proefbedrijven werden op een aantal percelen wor men uitgezet. Met behulp van lucht opnamen (warmtebeelden) kon zichtbaar worden gemaakt dat wor men maar heel langzaam hun woon gebied uitbreiden. Ze rukken per jaar ongeveer tien meter verder op. Verder bleek dat regenwormen de grasmat op allerlei manieren kunnen beïnvloeden. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat afwezigheid van wor men resulteert in een ongunstiger fysische toestand van de grond en in de vorming van een viltlaag. In Fle voland was het resultaat een gemid deld lagere bruto-opbrengst. Een voordeel van het ontbreken van wormen is dat de draagkracht van het land groter is; het kan dus beter bereden worden en wordt minder snel door het vee vertrapt. De stijging van de produktiviteit aan het einde van de sukkelperiode is vermoedelijk een gevolg van een stijging van het organische stofge- halte in de bodem, hét toenemen van het bodemleven, een verbetering van botanische samenstelling en moge lijkerwijs een vermindering van de grasmoeheid. Voor Hoogerkamp is in ieder geval duidelijk geworden dat vruchtwisselingsziekten niet opgelost moeten worden met pesticiden, en dat er nader onderzoek moet komen naar de eventuele oplossing van dit probleem en naar de bodembiologie van grasland. Ook in zijn stellingen laat Hooger kamp zien dat het met bestrijdings middelen anders kan. Eén stelling luidt: "Bij het onderhoud van open baar groen is een vermindering van gebruik van herbiciden mogelijk; geheel afzien van deze middelen leidt echter tot hogere kosten of tot een beperking van de verscheiden heid van groenelementen". In de jaren 1974 tot en met 1981 is op een bedrijf van de Waiboerhoeve volledige zomerstalvoedering toegepast. Het bedrijf had 180 melk koeien die gestald waren in een vierrijTge ligboxenstal. De bedrijfsop- pervlakte varieerde van 35 tot 50 ha. Aan verschillende vragen die met zomerstalvoedering samenhangen is aandacht besteed. Deze vragen lagen op het terrein van produktiviteit van het grasland, graslandex ploitatie, graslandkwaliteit, grasopname, arbeidsorganisatie en mest verwerking. De produktiviteit van het grasland lag op een vrij konstant niveau. De bruto-opbrengst was gemiddeld 13.400 kg droge stof bij een gemid delde stikstofgift van 530 kg N. Ge bleken is dat het niet eenvoudig is het graslandgebruik af te stemmen op vraag en aanbod. Vooral eind mei was dit moeilijk. Hierdoor was het niet altijd mogelijk het gras in het juiste stadium te maaien. De gemid delde krachtvoergift was bijna 3 kg per dag bij een gemiddelde melk- produktie van 19,7 kg per dag. Het vetgehalte bedroeg 3,86% en het ei witgehalte 3,27%. Het was geen gemakkelijke opgave de gezondheid van de dieren op het gewenste peil te houden. Met name allerlei infektieziekten, vooral bij klauwen en voortplantingsorganen bleken moeilijk te bestrijden. Arbeidsorganisatorisch brengt zo- merstalvóedering nogal wat proble men met zich mee, vooral door de grote afhankelijkheid van een sto- ringvrij werkende mechanisatie. In de loop van het onderzoek kwam apparatuur beschikbaar waarmee mest verdund met water op het land gebracht kon worden. Het was hier door mogelijk ook in de zomer orga nische mest uit te brengen zonder dat dit problemen gaf bij de graslandex ploitatie. Er is ook gekeken naar de meest ge schikte grassoorten voor zomerstal voedering. Het bleek dat grassoorten die al vroeg in het voorjaar gemaaid kunnen worden, voordelig zijn. Deze grassoorten geven echter bij de tweede snede vaak problemen met te vroeg doorschieten. Op de Waiboerhoeve te Lelystad is drie jaar onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van bio gaswinning uit rundveemest. Dat gebeurde met een installatie die werkte volgens het propstroom- systeem. Daarbij wordt de mest in de vergistingstank niet geroerd, maar de gistende mest wordt iedere dag wat opgeschoven in de richting van de afvoer. Er deden zich veel problemen voor, waar van er een aantal niet op bevre digende wijze opgelost konden worden. Omdat ook het ekono- misch perspektief niet gunstig leek is het onderzoek in 1983 beëindigd. Er waren aanwijzin gen dat er met de vergisting van varkensmest volgens dit systeem minder moeilijkheden zouden optreden en daarom is de instaL- latie overgebracht naar het var kensproefbedrijf te Sterksel in Noord Brabant. Van het onderzoek op de Wai boerhoeve zijn de resultaten vastgelegd in de publikatie "Bio gas uit rundveemest". Deze be knopte publikatie van 15 pagina's is verkrijgbaar door storting van 7,50 op giro 2307421 van het PR te Lelystad, met vermelding van: publikatie nr. 25. In het algemeen moet zomerstalvoe dering worden gezien als een systeem van graslandgebruik dat mogelijkhe den biedt voor bedrijven met een slechte verkaveling. Het rapport is verkrijgbaar door storting van 12,50 op giro 2307421 van het Proefstation PR te Lelystad met vermelding van: zend mij rapport nr. 91. Onder deze titel is bij het PR in Le lystad publikatie nr. 24 verschenen. Het geeft een overzicht van proefre- sultaten die gedeeltelijk al eerder el ders zijn gepubliceerd. In de proeven Slagers in Groot-Britannië schrijven de teruggang in het verbruik van rundvlees voor een deel toe aan de in de laatste jaren verminderde kwali teit. Dat is gebleken uit een studie van de Britse Meat and Livestock Commis sion. Daarin wordt vastgesteld, dat kon- sumenten een duidelijk kwaliteits verschil konstateren tussen vlees af komstig van melkvee en vlees af komstig van gemest vee. Een extra vermindering van de kwali teit komt nog voort uit het in te sterke mate de nadruk leggen op dê melk- gift bij de fokkers, vooral door ge bruikmaking van FH-stieren. Speciale voorkeur van de Britse konsument gaat uit naar vlees af komstig van het Aberdeen-Angus rundvee. De voorkeur van de Britse konsu ment voor kwaliteitsvlees, loopt overigens niet parallel met de be reidheid daarvoor ook hogere prij zen te betalen. Griffie van de Arrondissements rechtbank te 's-Gravenhage, is gede poneerd en geldt voor alle transak- ties afgesloten op de A.H.V.R. vanaf 30 maart 1984. De handel in snijmais is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Gebleken is dat de kondities bij aan- en verkoop van snijmais, zoals opgenomen in onze Algemene Handelsvoorwaar den voor aan- en verkoop van Stro, Fourages en Aanverwante Produk- ten (A.H.V.R.) in onvoldoende mate op de praktijk zijn afgestemd. Dit was voor onze vereniging aanleiding in de A.H.V.R. de kondities voor de handel in snijmais aan te passen. Hierbij vroegen wij de gewijzigde tekst, welke 29 maart 1984 bij de Nu ook verplichte enting van varkens in westen Achterhoek Tussen 6 en 21 april a.s. moeten alle varkens van twee weken en ouder in het westen van de Achterhoek wor den geënt tegen varkenspest. Geënte dieren moeten een oormerk krijgen, waaruit blijkt, dat enting inderdaad heeft plaatsgevonden. Hiertoe heeft staatssekretaris A. Ploeg (landbouw en visserij), in overleg met het be drijfsleven, besloten om verdere uit breiding van de varkenspest in het gebied te voorkomen. Minder dan 50 jaar geleden was de Argentijnse export van rundvlees groter dan van alle landen samen. Momenteel ligt de Argentijnse rundvleesexport achter bij die van de EG, Brazilië, Australië en Nieuw Zeeland. Zeven jaar terug waren op elke in woner twee kalveren, momenteel zijn er nauwelijks genoeg om de - zeer grote - binnenlandse konsump- tie te dekken alsmede de overeenge komen leveringen naar het buiten land. Er is zelfs al van een zekere rantsoenering van de rundvleeskon- sumptie sprake, en dat in Argentinië. De steeds wisselende politieke om standigheden zijn voor een belang rijk deel debet aan deze ontwikke lingen. die werden uitgevoerd op ROC Cra- nendonck en op de Waiboerhoeve zijn grassoorten, mengsels en zaai- zaadhoeveelheden met elkaar verge leken. Aanleiding voor het onderzoek was het toegenomen aantal hektares he- ringezaaid en doorgezaaid grasland in de praktijk. De vraag naar zaai zaad nam toe en daarmee ook de behoefte aan informatie over meng sels en grassoorten. Van BG 5 en BG 3 (BG 5 is een mengsel met veel soorten en BG 3 bestaat uit uitslui tend Engels raaigras) werd de bota nische samenstelling na inzaai, de droge-stofopbrengst en de droge- stofopname vergeleken. Tevens wer den twee zaaizaadhoeveelheden ver geleken. Er werd weinig verschil gekonsta- teerd. Voor zowel weiden als maaien hebben de eenvoudige mengsels (BG 1, BG 2, BG 3 en BG 4) de voorkeur. Bij een goede zaaitéchniek (vlas- zaaimachine) is 25 kg zaad per hek- tare voldoende, mits op tijd in de nazomer wordt ingezaaid. Met sommige grassoorten die niet voor weiden maar wel voor maaien geschikt zijn kan een relatief veel hogere opbrengst gehaald worden. Deze soorten worden meestal in mo nocultuur uitgezaaid. Van riet- zwenkgras, kropaar en Italiaans- en Engels raaigras werd onderzocht wat de samenhang is tussen de opbrengst en verschillende technische aspek- ten, zoals de gevoeligheid voor be rijden, de droogsnelheid en de voe- derwaarde. Ook werd gekeken naar opname en melkproduktie. Uit de resultaten kwam ondermeer naar voren dat het vroege hooitype van Engels raaigras het meest geschikt is voor zomerstalvoedering. Het nieu we mengsel MK 1, waarin Engels raaigras - vroeg höoitype is opgeno men staat mede op basis van dit on derzoek sinds 1981 in de Rassenlijst. Publikatie nr. 24 Grasmengsels en grassoorten voor weiden en maaien is te bestellen door 10,— over te ma ken op gironummer 23 07 421 van het Proefstation PR te Lelystad, met vermelding van: "Zend mij Publikatie nr. 24". 13 april 1984 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 11