Belangrijke verschillen VEM- opbrengst bij mais-rassen Varkenshouders behoeven meer steun van voorlichting, onderzoek en onderwijs" Flexibeler aanpak houtwallen bepleit Landbouwschap: Weinig mogelijkheden voor verhaal boer en tuinder bi j milieuschade De opbrengst De andere raseigenschappen Konsulent v. Vugt op studiedag: Herinneringen 20 -»/\. Mais is een van de belangrijkste landbouwgewassen in Nederland met een areaal van ruim 156.000 ha in 1983. Bovendien werd in dat jaar ook nog eens zo'n 15.000 ha mais in Duitsland en België aangekocht. Terecht wordt aan de rassenkeuze dan ook veel aandacht besteed. Zeker als we bedenken dat 5% opbrengstverschil al gauw zo'n 250,— per ha betekent. Waar gaat het om bij de rassenkeu ze? Vreemd genoeg zijn er nog steeds veehouders die vooral naar de verse opbrengst kijken. Zeventig ton per hektare is het ideaal. De verse op brengst bestaat voor het grootste ge deelte uit water en is dan ook geen maat voor de voederwaarde-op- brengst. Hoogstens zegt het iets over de transportkosten. De drogestofopbrengst is al een be tere maat. Hierbij kan men zich het best laten leiden door de Rassenlijst. Want de cijfers hierin zijn gebaseerd op uitgebreide proeven, verspreid over het hele land. De betrouwbaar heid en de geringe variatie op deze officiële proefvelden zorgen ervoor dat deze cijfers meer zeggen dan rasverschillen die op uw eigen bedrijf of op (partikuliere) proefveldjes in de buurt worden gevonden. De beste maat echter is de VEM-op- brengst. Uit onderzoek van de Landbouwhogeschool is gebleken dat er belangrijke verschillen be staan tussen de diverse rassen in ver teerbaarheid. Voor de veehouder is vanzelfsprekend alleen de verteer bare drogestof interessant en deze wordt uitgedrukt in "voederwaarde- opbrengst". Om daarin beter inzicht te krijgen is er in 1983 een nieuwe kolom in de Rassenlijst bijgekomen die de relatieve voederwaarde-op brengst per ras aangeeft. Omdat lang niet iedereen over de Rassenlijst be schikt, laat staan over de nieuwste, zijn de cijfers van de diverse rassen hier vemeld. Voor de duidelijkheid zijn A- en N-rassen, vroege en late rassen bij elkaar gevoegd. Relatieve voederwaarde-opbrengst (Rassenlijst 1984) Splenda 105 Markant 102 Vivia 101 Dorina 101 Fronica 101 Irla 100 Brutus 99 Anko 99 Protasil 98 LG 11 97 Leader 96 In de relatieve voederwaarde-op brengst zit eigenlijk al het effekt van de diverse andere raseigenschappen verwerkt. In twee gevallen is het echter nodig om ook naar de andere raseigenschappen te kijken. In de eerste plaats is dit het geval wanneer men een keus wil maken uit twee rassen die in voederwaarde-op brengst dicht bij elkaar liggen. An dere raseigenschappen moeten dan de doorslag geven. In de tweede plaats zijn de andere raseigenschappen van belang wan neer men te maken heeft met om standigheden die afwijken van het gemiddelde. Enkele belangrijke re gels zijn: bij laat zaaien is een vroeg en stevig ras nodig bij vroeger oogsten dan normaal verdient een vroeg ras de voor keur. Hieruit blijkt al dat de' vroegheid na de voederwaarde-opbrengst de be langrijkste raseigenschap is. De be trouwbaarste maat voor de vroeg heid is het drogestofgehalte. Dit moet op het moment van inkuilen tussen 28 en 30 procent liggen omdat dan de inkuilverliezen en perssap- verliezen minimaal zijn. Leader is momenteel het vroegste ras. Daarna komen in volgorde van vroegheid LG 11, Splenda, Anko, Brutus, Irla, Vivia, Protasil en tenslotte de late rassen Fronica, Dorina en Markant. Het is gebleken dat het drogestofge halte vhn de hele plant zo'n goede maat voor de vroegheid is dat andere kenmerken (vroegrijpheid van de korrel, drogestofgehalte van de kolf en kolfaandeel) niet meer van belang zijn. Als derde belangrijke raseigenschap komt de stevigheid naar voren. Irla, LG 11, Splenda, Vivia, Protasil en Dorina hebben een cijfer 8 of een 8,5 in de Rassenlijst. Brutus, Anko en Markant hebben een 7 of een 7,5 en Leader en Fronica een 6,5. Met na me op wat zwaardere gronden en/of bij laat zaaien is het belangrijk om een stevig ras te kiezen. De gevoeligheid voor kou in de voor zomer speelt alleen in jaren met koud weer een rol. Het gemiddelde effekt zit al verwerkt in het cijfer voor voe derwaarde-opbrengst. Dit geldt ook voor de resistentie tegen stengelrot. Deze ziekte treedt vanaf eind sep tember op, vooral in gewassen die verzwakt zijn door droogte of nacht vorst. De gevoelige rassen moet men dan niet te lang meer laten staan omdat de aangetaste stengels ge makkelijk breken waardoor oogst- problemen ontstaan. Rassenkeuze bij mais is een belang rijke zaak. Door de vele raseigen schappen ontstaat echter het gevaar dat men door de bomen het bos niet meer ziet. Wie zich laat leiden door de laatste kolom in de Rassenlijst, de relatieve voederwaarde-opbrengst, heeft dan al de invloed van een hele boel andere raseigenschappen uitge schakeld. Alleen in bepaalde gevallen (o.a. bij laat zaaien en of wanneer men vroeg wil oogsten) is het nood zakelijk om ook naar de volgende ra seigenschappen te kijken: vroegheid en stevigheid. 99 Ondernemers zullen in de toekomst meer gesteund moeten worden door voorlichting, onderzoek en onderwijs en ze zullen meer aandacht aan hun opleiding moeten schenken. Bovendien zal er meer aandacht besteed moeten worden aan het bijhouden van resultaten: Gemiddeld is het saldo per zeug per jaar in 1983 589,— maar de spreiding is zeer groot hetgeen resulteert in een groot inkomensverschil. Voorts moeten de kwaliteitskenmerken van vlees nauwer genomen moeten worden, zeker nu deze aspekten binnen EG-verband steeds belangrijker worden. Dit zei de konsulent voor de Varkens- en Pluimveehouderij te Tilburg ir. J. v. Vugt op een 1 maart jl. door Hendrix' Voeders georganiseerde studiedag over de varkenshouderij. Ir. van Vugt stelde voorts, dat de toekomst gekenmerkt zal worden door meer accent op technische re sultaten, de kwaliteit van het eind- produkt en een krachtiger verede- lingsbeleid op nationaal nivo. Door de flexibiliteit en inzet van de zuide lijke varkenshouders en zijn sterke organisatiedrang zullen zij het in de toekomst kunnen redden. "Bedenk daarbij wel dat kampioen worden vaak gemakkelijker is dan kampioen blijven",'zo besloot hij. Ir. A. Swinkels, hoofd varkenshoude- rijsektor bij Hendrix' voeders te Boxmeer wees er in een inleiding over de produktiebegeleiding in de varkenshouderij anno 1984 op dat de kwaliteit van de hulpmiddelen in sterke mate de resultaten bepaalt. Hendrix is daartoe rond 1978 be gonnen aan de ontwikkeling van een managementsysteem bedoeld voor zeugenbedrijven. Na een testperiode is er een programma tot stand geko men dat in de praktijk uitstekend funktioneert. Zo'n managementsys teem moet volgens Swinkels, meer te bieden hebben dan bestaande admi nistratie-systemen. Tevens moet het signaleren en attenderen. Ook moet zo'n systeem inzicht geven in het be- drijfsgebeuren. Hij konkludeerde tenslotte dat auto matisering verbetering brengt en een ondersteuning is van de produktie begeleiding. "Maar ze staat niet op zichzelf: voldoende kontrole bij de dieren mag beslist niet worden ver geten", zo stelde Swinkels. Preventie Dr. W.A. Hunneman, van de Ge zondheidsdienst voor dieren te Box tel stipte enkele aktuele ziektes aan en ging in op de bestrijding en voor koming daarvan. Hij hield zijn gehoor voor dat de si tuatie in de Brabantse varkenshou derij m.b.t. dierziekte een moeilijke is. "Wij zullen moeten leren leven met een groot aantal ziekteverwek kers. In de bestrijding - preventieve - hiervan is het enten een goed bruik baar wapen bij o.a. de ziekte van Aujeszky, varkenspest en mond en klauwzeer. Belangrijk hierbij is wel dat de entingen systematisch gebeu ren. Wat betreft de preventie zijn echter de bedrijfsomstandigheden van uitzonderlijk belang. In alle fak- toren van het varkenshouderijge- beuren (huisvesting, klimaat, hygië ne etc.) is het kunnen beheersen en het voldoen aan de normen nodig voor een goede preventie", zo be sloot de heer Hunneman zijn lezing. Voor de studiedag die plaatsvond in Oisterwijk bestond een goede be langstelling. Houtwallen zijn beter inpasbaar op het boerenbedrijf dan vaak wordt aangenomen. De nadelen zijn ten dele te beperken en er kunnen ook voordelen zijn, zoals minder verstui ving en hogere gewasopbrengsten door windbeschutting. Bovendien kan exploitatie van de houtwallen een aantrekkelijk saldo opleveren. Of de nadelen dan wel de voordelen overheersen hangt sterk af van de plaatselijke omstandigheden. Daar om is een flexibeler aanpak door de overheid nodig. Dit zijn de konklusies van twee bro chures over houtwallen van het Centrum Landbouw en Milieu te Utrecht, gebaseerd op literatuurstu die en gesprekken met boeren. Eén brochure behandelt de effekten van houtwallen op het melkveebedrijf. In een andere brochure, over de ex ploitatie van houtwallen, zijn saldo berekeningen gemaakt voor het ge val de boer het hout verkoopt of ge bruikt als brandstof voor het eigen huishouden. Het Centrum konkludeert dat over de balans van voor- en nadelen geen algemene uitspraak mogelijk is: dit moet steeds per geval worden beke ken. W. de Haas. Houtwallen op het boe renbedrijf. Voordelen, nadelen en mogelijke oplossingen. Utrecht, fe bruari 1984. 56 pag A5. Prijs 10,- J.W.A. van Ommeren. Brandstof uit de houtwal. Rendabele exploitatie van kleine houtopstanden op het boerenbedrijf. Utrecht, maart 1984. 78 pag A5. Prijs 10,— Deze brochures zijn te bestellen door overmaking van genoemde bedragen op giro 4204713 of Raborekening 39.42.82.388 ten name van Centrum Landbouw en Milieu, Oude Gracht 42, Utrecht onder vermelding van de gewenste titel. De prijzen zijn inklu- sief porto. DOOR P. LINDENBERGH TE WEMELD1NGE Boeren en tuinders worden in toene mende mate gekonfronteerd met mi lieuschade, die zij in de praktijk meestal niet gerechtelijk kunnen ver halen. Een moeilijk punt bij het ver halen van schade blijft in veel geval len de bewijsvoering. Daarom zoekt het Landbouwschap hulp bij de over heid die hiervoor een kader behoort te scheppen. Op langere termijn zou gedacht moeten worden aan een Al gemeen Fonds Milieuschaden, over eenkomstig het nu al bestaand Fonds Luchtverontreiniging. Zo'n fonds zou bijvoorbeeld gevoed kunnen worden door een heffing op milieugevaarlijke stoffen. 10 Tijdens de openbare vergadering van het Landbouwschap op woens dag 4 april j.l. in Den Haag kon het bestuur zich volledig verenigen met een sekretariaatsnota over verhaal bij milieuschade, waarin een reeks aanbevelingen en konklusies staat vermeld. Het schap meent dat over de omvang van milieuschade nog onvoldoende bekend is, maar dat op grond van de nu bekende gegevens mag worden aangenomen dat deze zeer aanzienlijk is. Zowel privaa trechtelijk als publiekrechtelijk zijn de huidige mogelijkheden voor boer en tuinder ontoereikend om vergoe ding voor de geleden schade te ver krijgen. Later heeft zich de cultuur hersteld, maar er worden geen pannen meer gebruikt om het broeaop te vangen, er worden nu kokanen schelpen op de oesterpercelen gebracht om het zaad der oesters gelegenheid te ge ven zich vast te hechten, deze han delwijze is minder kostbaar en brengt veel minder werk mede. De later verkregen winsten met het oesterbedrijf waren er en zij waren van tijd tot tijd zelfs zeer groot, maar zij kwamen slechts weinigen ten goede en de oesterteelt is nog wel van beteekenis voor de samen leving, maar niet meer zoo overwe gend. De teruggang van de oestercultuur heeft niet zoo nadeelig op de wel vaart gewerkt als men zou ver wachten, want voor den landbouw brak er weer een betere tijd aan. Men had zich aan de veranderde omstandigheden aangepast; men maakte zich de wetenschappelijke voorlichting ten nutte, kunstmest werd gebruikt in toenemende mate en de bietencultuur nam toe in uit gebreidheid en in degelijkheid. Het draineeren en de verbeterde grond bewerking wafen ingevoerd. Er kwam behoefte aan samenwerking en de landbouwcoöperaties werden gesticht, voor aankoopvoor ver werking der producten en voor cre- diet. De waterafvoer was verbeterd en dat bleek nog veel grooter belang te zijn dan men had voorzien. De pol derwegen bleken onvoldoende voor het vervoer van bieten en aardap pelen, dat voortdurend hooger ei- schen stelde. Ook in dat ernstig bezwaar is voorzien. Het water schap nam in juli 1902 het besluit de wegen in onderhoud te nemen en te verharden, zoodat nu de wegen geen verhindering zijn om te ver bouwen wat men noodig acht. Dit tijdperk aanvangende ongeveer 1895 en durende tot den wereld oorlog was waarschijnlijk het mooiste dat te beschrijven is. Er was voldoende werk voor ieder en voor bijna allen was er brood te verdienen en er werden ook wel re serves gevormd. Het was een perio de van algemeene welvaart. Gedurende den oorlogstijd waren ook hier de algemeene moeilijkhe den, er was zoo een en ander te kort, maar daaronder is hier niet ernstig geleden, de voeding werd anders, maar van ondervoeding was hier met de vele hulpmiddelen geen sprake, door de in 1912 gestichte gasfabriek was de verlichting voor al de aangeslotenen voldoende en er kon zooveel worden gekookt en gebraden als de voorraad en de distributie toeliet. De boeren leden er weinig onder, zij hadden vol doende middelen om in het tekort der distributie te voorzien en het landbouwwerk ondervond wel moeilijkheden door het ontbreken van vele beste krachten, die in mi litaire dienst waren, maar het kwam toch vrij goed klaar. Er waren allerlei voorschriften en cultuurbeperkingen; dat was onaangenaammaar ieder erkende de noodzakelijkheid. De producten werden ten algemeenen nutte on teigend, maar de prijzen waren zoo geregeld dat er door den boer geld verdiend is. Na het eindigen van den oorlog is de gunstige toestand nog eenige ja ren voor den boer gebleven, wat voordeeligen invloed had op de welvaart, maar waarvan ook het gevolg was, dat de pacht- en koop prijzen tot buitensporige hoogte werden opgevoerd, daarvan worden nu de nadeelige gevolgen gezien. Onze geschiedenis is nu gevorderd tot den tijd der malaise, die men crisis noemt, ik zal daarover niets zeggen, er is al zooveel over gezegd en geschreven en tot ons leedwezen behoort deze crisis nog niet tot de geschiedenis. Hier zouden mijn herinneringen gevoegelijk kunnen eindigen, ware het niet, dat door het min of meer volgen van één lijn nog belangrijke onderdeelen onbesproken bleven, b.v. de geschiedenis der Kerk, doch deze is opzettelijk uitge laten om in een afzonderlijk hoofdstuk te be handelen. Er behoort ook iets te worden opgemerkt omtrent den volksaard der Wemeldingers, die het product is van afkomst en er varing wat bijna overeenkomt met opvoeding. (wordt vervolgd) 1 13 april 1984

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 10