De ontwikkelingsstadia van graangewassen Herziene oogstramingen granen Sovjet-Unie Vinger aan de pols Telefonische berichtgeving voor de akkerbouw Meijer Kruiningen Malta-importeur De groeiperiode van een graangewas begint met het zaaien van korrels en eindigt met het oogsten van korrels. Tijdens deze periode vinden er in de plant een aantal opeenvolgende physiologische processen plaats, die zich uitwendig manifesteren als ontwikkelingsfasen, zoals uitstoeling, stengelstrekking, bloei en afrijping. Uit oogpunt van teelttechniek is kennis van deze ontwikkelingsstadia van groot belang. Het tijdstip, waarop teelthandelingen moeten worden uitgevoerd, kan beter gebaseerd worden op basis van het ontwikkelingsstadium van het gewas dan op maatstaven als gewaslengte en kalenderdatum. Gewaslengte kan een vertekend beeld geven als gevolg van verschillen in standdichtheid of ras; op een bepaalde kalen derdatum kan het ontwikkelingsstadium als gevolg van wisselende weersomstandigheden van jaar tot jaar sterk uiteenlopen. vonden, zowel in de wetenschap als in de landbouwpraktijk. De schaal- indeling is tamelijk simpel en daar door gemakkelijk hanteerbaar; de praktijk kon er goed mee uit de voe ten. Een schaal met de opeenvolgende ontwikkelingsstadia voor granen werd in 1941 ontwikkeld door Fee- kes. Nadien heeft deze schaal natio naal en internationaal ingang ge- vl««»l «4 f«op«a4 >M *m Hf «II r xlMli ilckibw Figuur 1Grafische weergave van enkele belangrijke ontwikkelingsstadia van graangewassen volgens de decimale schaal. ONTWIKKELING S S T ADIA BIJ .G R A N E N Decimale schaal Feekes -schaal '..ecimalr schaal Feekes -schaal 5 IN DE AAR KOKEN OO droog zaad 50 01 begin van korrelzvelllng 51 top van de aar uit de schede 02 52 0J 53 l van da aar zichtbaar F10.2 04 54 05 klenvortela koaen ta voorschijn 55 van de aar zichtbaar F10.3 06 56 - 07 zaden zijn gekiend 57 van de aar zichtbaar F10.4 08 58 09 kleapje doorboort aardkorst (opkoast) F1 59 aar volledig verschenen F10.5 1 KIEXPLANT-ONTVIKJCELING 6 BLOEI 10 top eerste blad treedt uit kleaachede 60 11 1-bladatadlua: 1e blad volledig zichtbaar 61 begin van de bloei F10.5.1 12 2-bladstadlua: 2 bladeren volledig uit 62 -- 13 3-bladatadlua: 3 bladeren volledig uit 63 - 14 4-bladstadlua: 4 bladaren volledig uit 64 15 -- 65 bloei halverwege F10.S.2 16 66 17 67 18 68 -- 19 69 bloei voltooid F10.5.3 2 UITSTOELING 7 VATER-/KELKRIJPINO 20 alleen een hoofdspruit 70 21 hoofdspruit en 1 zijspruit F2 71 korrelzetting voltooid; waterriJp F10.5.4 22 hoofdspruit en 2 zljsprulten 72 23 hoofdspruit en 3 zljsprulten 73 vroeg aelkrljp 24 hoofdspruit en 4 zljsprulten 74 25 hoofdspruit en 5 zljsprulten F3 75 Bidden aelkrljp F11.1 26 76 27 77 laat nelkrljp 28 78 29 einde uitstoeling; plant richt zich op F4 79 3 3TDIGEL3TREXXIHC 8 DEEGRIJPING 30 planten staan opgericht F5 80 31 1-knoopstadlua: 1e knoop voelbaar F6 81 32 2-knopenstedlua: 2 knopen voelbaar F7 82 33 -- 83 vroeg deegrljp 34 84 35 -- 85 zacht deegrljp F11.2 36 86 37 top vlagblad wordt zichtbaar F8 87 hard deegrljp; aren vergelen F11.S 38 88 39 vlagblad volledig zichtbaar F9 89 4 AAPZVELLINC 9 AFRIJPING 40 90 41 vlagbladachede gestrekt 91 blnderrljp: korrel hard F11.3 42 92 oogstrijp ni.4 93 44 94 - 45 aarzvelllng duidelijk zichtbaar F10 95 zaad ln klearust 46 96 - 47 vlagbladschede opent zich F10.1 97 48 98 49 kafnealden uit de schede (gerst) 99 In de laatste jaren heeft zich een voortgaande automatisering in on derzoek en advisering voorgedaan, veelal aangeduid als begeleidings systemen. Voorbeelden hiervan zijn het adviseringssysteem ter bestrij ding van ziekten en plagen in win tertarwe (Epipré) en een geautoma tiseerd begeleidingssysteem voor on- kruidbestrijding in wintertarwe (en suikerbieten). Voor deze begelei dingssystemen is het aangeven van het stadium van gewasontwikkeling volgens de schaal van Feekes echter niet geschikt. Mede daarom werd door Zadoks, Chang en Konzak in 1974 een nieuwe schaal ontwikkeld met een decimale indeling van 0 tot 100. Deze nieuwe schaal, ook wel decimale kode genoemd, begint in het landbouwkundig onderzoek, maar ook in de praktijk steeds meer toegepast te worden. Ook het in de praktijk toegepaste systeem Epipré werkt met deze schaal. Daardoor wordt de schaal van Feekes steeds meer teruggedrongen. In Engeland en Duitsland wordt dan ook over wegend gewerkt met de schaal van Zadoks c.s. In tabel 1 zijn de hoofd lijnen van deze schaal aangegeven; in tabel 2 is daarop meer gedetail leerd ingegaan. Tabel 1. lndelingskriteria van de schaal van Zadoks c.s. voor graange wassen 0 kieming 1 kiemplantontwikkeling 2 uitstoeling 3 stengelstrekking 4 aarzwelling 5 aarverschijning 6 bloei 7 melkrijping 8 deegrijping 9 afrij ping Het Amerikaanse ministerie van landbouw heeft de februari-raming van de graanoogst 1983 in de Sovjet- Unie herzien. In februari werd nog uitgegaan van een opbrengst van 200 miljoen ton, de maartraming is verlaagd tot 195 miljoen ton. In 1982 heeft de Sovjet-Unie geen oogstcijfers gepubliceerd. Toen ging het Amerikaanse ministerie uit van een totale opbrengst van 180 miljoen ton. Gezien de voortschrijdende automa tisering in de akkerbouw zal ook in Nederland deze nieuwe schaal steeds vaker gehanteerd gaan worden. De overgang van de ene naar de andere schaal zal geleidelijk plaats hebben, zodat voorlopig beide schalen naast elkaar gebruikt zullen worden. Dit tegelijkertijd gebruiken van 2 scha len ter karakterisering van het ont wikkelingsstadium van het gewas zal zo nu en dan ongetwijfeld verwar rend werken. Om dit te beperken, zijn in tabel 2 de schalen van Feekes en van Zadoks c.s. naast elkaar ge plaatst. In de gedetailleerde schaal- indeling van Zadoks c.s. zijn alleen die stadia vermeld, welke voor de praktijk van belang worden geacht. Bovendien zijn een aantal van deze stadia in Figuur 1 in beeld gebracht; de tekeningen zijn overgenomen uit het Merkblatt nr. 27/1 (1979) van de Biologische Bundesanstalt für Land- und Forstwirtschaft. Aanwijzingen voor de vaststelling van ontwikkelingsstadia Een wintertarwegewas is een verza meling uitstoelende planten. Binnen een plant ontwikkelen zich spruiten en nadien stengels en halmen. De ontwikkeling van deze organen ver loopt gunstiger, naarmate de spruit eerder is verschenen. Ter vaststelling van het ontwikkelingsstadium dient die spruit of stengel te worden geno men, die het verst ontwikkeld is; uiteraard is dit vrijwel altijd de hoofdspruit. Verder is een bepaald ontwikkelingsstadium bereikt, wan neer het merendeel van de verst ont wikkelde spruiten of stengels zich in dat bewuste stadium bevinden. Ontwikkelingsverloop van de graan- plant Na opkomst begint de plant met het aanleggen van bladeren. Tegelijk met het ontvouwen van het 4e blad (stadium op de Zadoksschaal) komt meestal de eerste zijspruit te voor schijn (begin uitstoeling; stadium 20). Vanaf dat moment vindt de dr.ir. A. Darwinkel vorming van bladeren en spruiten tegelijkertijd plaats. Aan het eind van de uitstoelingsfase (stadium 29, ca. 2e helft april) richten de planten zich van een meer horizontale tot een vertikale groeiwijze op, waarna de stengels zich gaan strekken. Vanaf dat moment zijn de stadia erg be langrijk voor de teler in verband met het uitvoeren van diverse teeltmaa tregelen, zoals onkruidbestrijding' CCC-toepassing, voetziektebestrij- ding en de 2e en 3e stikstofgift. Het 1-knoop stadium (stadium 31) wordt bereikt, wanneer de eerste stengelknoop voelbaar is. Deze knoop bevindt zich niet onder, maar altijd, meestal 1 2 cm, boven de grond. Normaliter wordt dit stadium in de eerste week van mei bereikt; voor het 2-knopen stadium (stadium 32) is dit half mei en voor het vlag- blad (stadium 39) is dit aan het einde van mei. Verschillen in gewasontwikkeling zijn behalve van weersomstandighe den (vooral temperatuur) afhanke lijk van zaaitijd en gebied. Verschil len in zaaidatum blijven duidelijk zichtbaar in herfst en voorjaar; bij de bloei en met name bij de oogst zijn de aanvankelijke verschillen tot hooguit enkele dagen terug gebracht. Regionale verschillen in gewasont wikkeling hangen samen met kli maatsverschillen. Vandaar dat de ontwikkeling van een wintergraan in Groningen ook achterloopt bij die van het zuidwestelijk kleigebied. Afgelopen zaterdag viel er op NOORD-BEVELAND 5 mm neerslag. Daarmee kwam het voor- jaarswerk na één week plots stil te liggen. De vraag is nu (25 maart): wanneer kunnen we weer het land in? Voor de regen leefde deze vraag overigens ook bij menigeen die over woog wat wel en wat niet te doen. Daarbij kwam nog dat de grond niet snel droogde, deze zag met name bij wat dieper bewerken of op ongelijk geploegde percelen maar zwart. Ondertussen zal echter wel het over grote deel van de zomergranen, groene erwten, blauwmaanzaad, vlas en uien gezaaid zijn. En zou er meer dan 50% van de bieten in de grond zitten? Ja, en er zijn zelfs aardappe len gepoot. Ook is er reeds veel In 1983 zijn de Konsulentschap- pen in het Zuidwesten begonnen met het geven van voorlichtings- boodschappen via een telefoon antwoordapparaat. Velen hebben van deze mogelijkheid reeds ge bruik gemaakt. Het jaar 1983 was vöor ons een proefjaar om op de mogelijkheden in te spelen en voor de akkerbouwers om aan deze manier van voorlichting te wennen. De ervaringen in het afgelopen jaar zijn zodanig, dat dit jaar weer op deze wijze gewerkt zal wor den. Deze methode leent zich vooral voor het doorgeven van korte, aktuele berichten, zoals waarschuwingen die gebaseerd zijn op recente waarnemingen over ziekten en plagen. Verder komen op de band tips over inzaai, bemesting, oogst, be waring enz. Per week worden tweemaal nieuwe berichten in gesproken, namelijk op maan dagmiddag en op donderdag middag. Als de situatie zich snel wijzigt, worden de berichten ook tussendoor aangepast. Het is de bedoeling dat van maart tot ok tober altijd een bericht op de band staat. We hopen dat we in 1984 u hier mee weer goede diensten kunnen bewijzen. Om hiervan profijt te kunnen hebben, zult u zelf echter het telefoonnummer moeten draaien. Dit nummer is hetzelfde als in 1983, namelijk 01806 - 14166. groenbemester in de tarwe gezaaid en hier en daar verrijzen de eerste hopen met kuikenmest. Opvallende ontwikkelingen dit voorjaar: het gebruik van verschillende zaadsoorten bij zaaiuien (hier mee komt een proef op Rusthoe- ve); een precisiezaaimachine in eerste instantie bedoeld voor het ver- zaaien van teunisbloemen, maar nu ook ingezet voor het verzaaien van blauwmaanzaad. en het in één werkgang grondbe- werken en zaaien van erwten? Deze praktijkschrijver bedoelt met de titel van dit stuk dat we deze ont wikkelingen in de gaten moeten houden zodat we daar ons voordeel mee kunnen doen in de toekomst. Ieder jaar weer zijn er interessante ontwikkelingen, ik denk dat ook on ze bedrijfsvoorlichter daar belang in stelt. Wat de stikstofbemonstering betreft is de vinger nog een keer aan de pols gebracht. Het is gebleken dat door de regen van eind januari - begin fe bruari bij de stikstofrijke profielen (o.a. voorvrucht aardappelen) wat stikstof verdwenen is. De aardappelstudiegroepen zullen het pootgoed binnenkort wel gaan bekijken. En ik heb gehoord dat er voor de telers van 2e jaarsplantuien een onkruidbestrijdingsproef door de SNUiF is aangelegd op Noord- Beveland. C. Meijer b.v. te Kruiningen is dit jaar importeur van de Malta aardappelen. Vorige week vrijdag heeft het be kende aardappelbedrijf met het ministerie van Landbouw op het Middellandse Zee-eiland Malta een kontrakt ondertekend voor de levering van 3.500 ton Malta's (ras Alpha). Meijer verwacht de eerste auto's tussen 1 en 5 mei. De eerste boot met Malta-aardappelen zal rond 9 mei in ons land aankomen. 8 30 maart 1984

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 8