Franse akkerbouw blijft op granen gericht
Italië uit eten
Ontwikkeling aardappelteelt gehinderd door kleinschalige afzetstruktuur
Steeds meer voedsel moet worden ingevoerd
Schik
Voorlichting
"Groene lijn"
In de Franse akkerbouw is vanouds een hoofdrol weggelegd voor de
graanteelt, vooral voor die van tarwe.
Dat is ook nu nog zo. Toch is er in de belangrijke produktiegebieden
een ontwikkeling te bespeuren naar intensivering. Het areaal suiker
bieten en konservengroenten is in de jaren zeventig uitgebreid.
Frankrijk is de grootste agrarische lidstaat van de EG en de Franse
akkerbouw is de belangrijkste konkurrent van de onze.
Een gezelschap uit kringen van beleid en onderzoek stelde zich vorig
jaar ter plaatse van de ontwikkelingen op de hoogte. Van de voor
naamste konklusies, die uitvoeriger in een LEI-publikatie 1) zijn neer
gelegd, geeft dit artikel een beeld.
De grote akkerbouwgebieden
Net als in ons land wordt in Frank
rijk de landbouw beschouwd als één
van de belangrijkste poten van de
ekonomie: hij zorgt voor werkgele
genheid (8,4% van de beroepsbevol
king) en buitenlandse deviezen. On
der het motto "herovering van de
nationale markt" is het de Franse
landbouw gelukt om in enkele jaren
een sterk groeiend, positief saldo op
de overigens zwaar negatieve han
delsbalans te kreëren. De Franse
landbouw verschilt sterk van gebied
tot gebied, maar staat vooral in cen
traal en Noord-Frankrijk op een
hoog niveau. Gebieden als Picardie.
Centre en Nord, moeten daarbij hun
toonaangevende positie in toene
mende mate delen met b.v. Bretagne
en Champagne waar de landbouw
zich de afgelopen 15 jaar sterk heefi
ontwikkeld. Voor de akkerbouw zijn
bovenal de gebieden Picardie er
Champagne van belang. De opper
vlakte van Picardie bedraagt bijna 2
miljoen ha. Het gebied, dat een
overwegend agrarisch karakter heeft,
is betrekkelijk dun bevolkt en ligt
ingeklemd tussen de twee dichtstbe
volkte gebieden in Frankrijk: regie
Parijs en het Noorden.
In de jaren zeventig is het aantal be
drijven er met 15% afgenomen.
Vooral het aantal bedrijven met
minder dan 35 ha is sterk teruggelo
pen. Toch vormen zij nog steeds 55
60% van het totale aantal bedrijven.
Een sterke toename is te zien van de
groep bedrijven met meer dan 50 ha,
die in Picardie bijna 3A deel van de
oppervlakte kultuurgrond bewerkt.
De gemiddelde oppervlakte per vol
waardige arbeidskracht bedraagt 25
ha.
Intensivering
Het bouwplan kenmerkt zich voor
namelijk door een langzaam verder
gaande intensivering: Een groter
aandeel hakvruchten, met name sui
kerbieten en in mindere mate tot
voor kort ook aardappelen; Toene
mende oppervlakte groentegewassen
naast een groter aandeel (zachte)
tarwe. Men stelt dat de grote kon-
servengewassen in de afgelopen 20
jaar vanuit Bretagne zich verplaatst
hebben naar onder meer Picardie.
Mede door de vestiging van (enkele
zeer grote) konservenverwerkings-
bedrijven heeft men in dit gebied zijn
positie weten te konsolideren.
In het bouwplan in Picardie komt
men op de bedrijven derhalve in
wisselende aandelen granen (vooral
tarwe), suikerbieten, aardappelen en
konservengroentegewassen tegen.
De bodem is qua samenstelling en
struktuur geschikt voor aardappel
teelt. Vandaar, zo stellen de Franse
zegslieden, dat een groot bedrijf als
Mc. Cain zich in dit gebied gevestigd
heeft. Toch is de hele infrastruktuur
van de aardappelteelt -bewaring en
-verwerking nog kleinschalig. Op de
bedrijven worden veelal geringe op
pervlaktes aardappelen geteeld, de
bewaarruimte op de landbouwbe
drijven is onvoldoende en weinig
geschikt voor efficiënte handling.
Een groot deel van de aardappelen
wordt op de bedrijven zelf gesorteerd
en in (klein) verpakkingen tot 25 kg
aan de (te) vele handelaren en kon-
sumenten afgezet. De slechte ver-
marketing is één van de grootste be
lemmeringen voor groei van het
aardappelareaal.
12
Graanteelt
De belangrijkste pijler van de Franse
akkerbouw is en blijft de graanteelt,
en met name de tarwe. Ook hier is de
afzetstruktuur zeer goed, onder an
dere met enkele zeer grote koöpera-
ties. Er wordt duidelijk gestreefd
naar waardetoevoeging aan het
eindprodukt door verdere verwer
king. Via een uitgebalanceerd sys
teem van prijsdifferentiatie en ras-
senkeuze voert men een duidelijk
kwaliteitsbeleid. Overigens zijn
Franse deskundigen van mening dat
de graanteelt niet belangrijk terug
zal lopen als de opbrengstprijzen wat
meer op de prijzen in de belang
rijkste konkurrentielanden buiten de
EG zouden worden afgestemd.
Al met al mag duidelijk zijn dat de
Franse akkerbouw een geducht kon
kurrent is en blijft, waarbij het lagere
kostenniveau, de (regionaal) goede
bedrijfsstruktuur en het kwaliteits-
streven positieve bijdragen aan zijn
konkurrentiepositie zijn.
1) Drs. K.J. Poppe en Dr.ir. L.C.
Zachariasse (red.): Ontwikkelin
gen in de Noordfranse Akker
bouw. LEI-mededeling 297,
m.m.v. Drs. J.J. Geluk, Drs. W.
Oosterhuis, Ir. A.J. Riemens en
Ir. M. v.d. Top.
door drs. K.J. Poppe en dr.ir. L.C.
Zachariasse, LEI
Bruisend
Meer nog dan Picardie is de Cham
pagne als een "bruisend" agrarisch
gebied te beschouwen, waar door
verdergaande ontginning de opper
vlakte kultuurgrond nog toeneemt.
Het hart van de Champagne, het de
partement Marne, heeft een groot
schalige bedrijfsstruktuur: 10% van
de bedrijven heeft meer dan 100 ha.
Deze groep bewerkt 50% van de op
pervlakte kultuurgrond bij een ge
middelde oppervlakte van 33 ha. In
het gebied Champagne Crayeuse
bedraagt de gemiddelde bedrijfsop-
pervlakte zelfs 120 ha.
De Champagne is in de periode na
de eerste en vooral na de tweede
wereldoorlog sterk tot ontwikkeling
gekomen. De pioniers die dit gebied
hebben (her)ontgonnen, hebben een
sterk koöperatieve gezindheid het
geen tot uitdrukking komt in een so
lide, grootschalige agro-industrie en
vele groupements de producteurs.
De intensivering is hier in de zeven
tiger jaren fors geweest bij een ove
rigens nog matig intensiteitsniveau:
vrijwel een verdubbeling van het
areaal hakvruchten (15%), dat vooral
uit suikerbieten (13%) bestaat, een
vrijwel stabiel graanareaal (57%),
een licht teruglopend areaal voeder
gewassen (10%) en een sterk teruglo
pend graslandareaal. Naar men zegt,
kunnen aardappelen zeer wel op de
ze gronden verbouwd worden, maar
zijn ze vooral door het ontbreken van
een goede afzetstruktuur tot nu toe
vrijwel buiten het bouwplan ge
bleven. Belangrijk is daarnaast uiter
aard de wijnbouw, die 16% van de
oppervlakte in beslag neemt.
Konkurrentiepositie
Het bezoek heeft tot de konklusie
geleid dat de Franse akkerbouw wat
betreft haar gewasoriëntatie door
gaat op de ingeslagen weg: d.w.z. na
druk op maaidorsbare gewassen en
suikerbieten. Daarbij getroost men
zich grote inspanningen op het gebied
van onderzoek en koncentratie en/of
uitbreiding van de industriële verwer
king. Mede door kwaliteitsverbete
ring probeert men tot een grotere
waardetoevoeging van de produktie
te komen.
Aardappelen
Het voor Nederland zo belangrijke
gewas aardappelen staat in Frankrijk
tot nog toe minder in de belangstel
ling: de risikovolle en arbeids- en
kapitaalsintensieve teelt wordt o.a.
bemoeilijkt door de kleinschalige af
zetstruktuur. Niet zozeer het EG-
graanbeleid als wel de komst van de
verwerkende industrie zou mogelijk
bevorderend kunnen werken op de
aardappelteelt.
De verwerkende industrie speelt ook
een belangrijke rol in de groente-
konservensektor: enkele zeer grote
verwerkende industrieën domineren
de sektor, die zich verder kenmerkt
door een redelijke tot goede teelt-
struktuur. In de zeventiger jaren is
het areaal fors uitgebreid; het lijkt
zich momenteel te stabiliseren. Op
vallend is in deze sektor het goede en
konstruktieve overleg tussen telers
en verwerkers in het samenwer
kingsverband Unilec, dat via jaar-
kontrakten, onderzoek en voorraad-
financiering mede zorg draagt voor
de sterke konkurrentiepositie.
iiiiiWi»#'''
- - 1 \- <M
De uitgestrekte graanakkers in Frankrijk. Stro wordt in balen geperst maar ook nog veel in pakjes.
een goede voorlichting. De dagbla
den (die overigens allemaal zwaar
door de overheid gesubsidieerd wor
den) maken heel weinig ruimte vrij
voor de agrarische berichtgeving.
Enkele grote nationale kranten heb
ben één keer in de week (op zondag)
driekwart pagina voor de landbouw
over, terwijl de regionale dagbladen
het alleen doen als er lokale belan-
'gen mee gediend zijn. De politieke
weekbladen doen er helemaal niets
aan. Immers, er is één algemeen
agrarisch weekblad en er zijn drie
"bijzondere" agrarische tijdschrif
ten, die een voortvloeisel zijn van het
lidmaatschap van één van de drie
boerenorganisaties.
Italië, het land waar het volgens de
toeristenfolders zo uitstekend eten is,
wordt steeds afhankelijker van het
buitenland voor zijn voedingsmid
delen. Uit de cijfers die nu bekend
zijn gemaakt, blijkt dat in 1983 voor
dertig miljard gulden aan voedsel
moest worden ingevoerd. Dat is voor
ongeveer tachtig miljoen gulden per
dag. Daar tegenover stond een uit
voer (van voornamelijk wijn en fruit)
van twaalf miljard gulden, zodat het
tekort op de handelsbalans voor de
voedingsmiddelen achttien miljard
gulden bedroeg, vijftien procent
meer dan aan het eind van het jaar
daarvoor het geval was.
De situatie wordt hier zorgwekkend
genoemd, want niet alleen werd er
veel meer ingevoerd, ook de uitvoer
nam gestaag af. De wijnproducenten
bijvoorbeeld weten niet wat ze met
hun wijn aanmoeten, omdat ook de
oogsten in het buitenland rekords
hebben gebroken. Liefst veertien
procent wijn is in 1983 minder uit
gevoerd dan in 1982. De uitvoer van
fruit nam vijf procent toe, maar daar
staat een invoerstijging van acht
procent tegenover. Kaas, ook een
produkt waar Italië trots op is, wordt
voor vijf procent minder aan het
buitenland verkocht, terwijl buiten
landse kaassoorten voor drie procent
meer worden ingevoerd. Spaghetti,
macaroni en de tientallen andere
deegwaren die Italië produceert,
werden voor achttien procent minder
in het buitenland afgezet.
De Nederlandse exporteurs zullen
ongetwijfeld in hun schik zijn met
deze toeftnomen Italiaanse afhan
kelijkheid van het buitenland. Van
de dertig miljard gulden die Italië
vorig jaar aan buitenlandse voe
dingsmiddelen spendeerde, verdwe
nen er drie miljard in de Nederland
se portemonnee. Vooral de Neder
landse vleesexport in Italië deed het
goed, zij nam met kalfs- en'varkens
vlees tweederde van de genoemde
drie miljard voor haar rekening. De
rest werd verdiend door onze expor
teurs van de zuivelprodukten, aard
appelen en vooral vis, die het in Italië
steeds beter gaat doen.
De Italianen realiseren zich onder
tussen nauwelijks dat "hun" voor
treffelijke zuivel, vlees en vis voor
een groot deel van vreemde oor
sprong is, en de overheid zelf doet
ook heel weinig om die invoer van de
voedingsmiddelen af te remmen.
Een groot deel van die dertig miljard
gulden, die in het buitenland worden
besteed, zou Italië in de zak kunnen
houden als het zijn eigen landbouw
beter organiseerde of de smaak van
het publiek meer stuurde in de rich
ting van produkten van eigen bo
dem. Maar het enige waar de rege
ring in Rome zich druk over schijnt
te maken is de vermindering van de
Brusselse subsidies en de "achter
stelling" van de Italiaanse landbouw
ten opzichte van die van Duitsland,
Frankrijk en Nederland. Dat het
land alle energie invoert wordt de
Italianen dagelijks duidelijk ge
maakt (de benzineprijs is nu geste
gen tot 2,40 per liter), maar dat hun
eten ook in het buitenland moet
worden gekocht tegen betaling van
de dure marken en guldens, schijnt
iedereen een zorg te zijn.
Het probleem in Italië is, dat te wei
nig mensen weten hoe het precies
met hun landbouw gesteld is. Het
grote publiek moet het stellen zonder
De radio besteed op een zondag
ochtend twintig minuten aan "onze
aarde", die overigens voornamelijk
het milieu ten goede blijken te ko
men. De Italiaanse televisie heeft
(ook op zondag die voor de Italiaan
se boeren een echte rustdag schijnt te
zijn) zelfs negen minuten vrijge
maakt, voor de "Groene lijn". De
landbouw is dus alles bij elkaar bij
zonder weinig in het nieuws, en be
slaat nog geen half procent van de
Italiaanse dag- en weekbladruimte
om heel precies te zijn.
Erg weinig voor een ekonomische
sektor, die een jaarlijkse omzet heeft
van tegen de zeventig miljard gulden
en bijna drie miljoen mensen werk
verschaft. Een steekproef, uitgevoerd
door één van de boerenorganisaties,
heeft nu aangetoond dat 97 procent
van de Italianen vindt, dat de publi
citeitsmedia wel wat meer landbouw
zouden kunnen brengen.
Hoe meer voorlichting, zo wordt ge
redeneerd, hoe meer het publiek en
de politiek zich bewust zullen wor
den van het feit dat het met de land
bouw anders moet, al is het maar om
de enorm kostbare voedselinvoer te
verminderen. (c Manders- Rome)
23 maart 1984