Bewaar geen pootgoed bij fruit of
groente: vrijkomend gas ethyleen
geeft afwijkende kieming
Het is bekend dat pootgoed, dat zonder enige kiemvorming de grond in
gaat, meestal niet de hoogste opbrengsten geeft. Er zal dus altijd naar
een vorm van voorbehandeling moeten worden gezocht. Voorkiemen
leidt er in het algemeen toe dat de opkomst regelmatiger is. Bovendien
wordt de maximale opbrengst eerder bereikt. In hoeverre voorgekiemd
moet worden, hangt af van de lengte van het groeiseizoen. Dit wordt
weer sterk bepaald door het doel van de teelt. Zo zal pootgoed voor de
zogenaamde primeurteelt heel anders worden behandeld dan bijvoor
beeld Bintjes voor de late oogst. In het algemeen kan gesteld worden
dat hoe korter het groeiseizoen, des te zwaarder de eisen zijn die aan
het voorkiemen gesteld worden. De kiemen moeten dan verder ont
wikkeld en beter afgehard zijn.
Zeer vroege teelt
Bij deze zgn. primeurteelt, die plaat
selijk wordt uitgevoerd, probeert men
ver voor de markt aan te telen. Vaak
wordt hierbij onder plastik geteeld.
Doordat de kiloprijs vaak zeer hoog
ligt, mag op de opbrengst wat worden
toegelegd. Het pootgoed wordt zeer
ver voorgekiemd. Het wordt vanaf
begin november in bakjes, bij een
temperatuur van 6-8 gr.C. bewaard.
Zodra de kiemen ongeveer een halve
cm lang zijn, wordt het pootgoed in
het licht gezet om af te harden. Er
wordt hierbij dus NIET afgekiemd.
Pootgoedteelt en teelt van midden-
vroege konsumptie-aardappelen
Omdat hier niet voor de markt aan
wordt geteeld, ligt de prijs per kilo
meestal lager dan de eerder ge
noemde teelt. De financiële op
brengst zal dus voor een groot deel
gezocht moeten worden in de kilo's.
Er moet dus gestreefd worden naar
een groter aantal stengels. Hiertoe
wordt het pootgoed zo mogelijk tot
eind februari kiemvrij bewaard.
Mochten er eerder kiemen ontstaan,
de zgn. topspruiten, dan moeten deze
worden verwijderd. Topspruiten
verhinderen namelijk de ontwikke
ling van de overige kiemen. Als ze
niet verwijderd worden, krijgt u een
gewas met weinig stengels en een la
gere opbrengst.
Eind februari/begin maart wordt het
pootgoed, voor zover dit nog niet
gebeurd is, in bakjes geplaatst. Om
de kieming goed op gang te krijgen,
worden de bakjes warmer gezet of
wordt een warmtestoot gegeven.
Bij een warmtestoot wordt d.m.v.
kachels de bewaartemperatuur vrij
snel opgevoerd tot 18 a 20 gr.C. Deze
temperatuur blijft gehandhaafd tot
dat de witte puntjes ca. een halve cm
lang zijn. Dit duurt, afhankelijk van
het ras, vanaf enkele dagen tot en
kele weken. Daarna wordt de tem
peratuur teruggebracht tot 6-10 gr.C.
Het pootgoed wordt daarna, om af te
harden, in een goed verlichte ruimte
gezet. Indien deze niet aanwezig is,
kan het pootgoed ook vanaf half
maart buiten gezet worden. Als er bij
het geven van de warmtestoot ge
bruik gemaakt wordt van gas- of
oliekachels met interne luchtventila-
tie, dan moeten deze kachels zijn
uitgerust met een rookgasafvoer.
Tevens zorgen voor voldoende verse
luchttoevoer, anders zou zuurstofge
brek op kunnen treden.
Naast kans op zuurstofgebrek is er
het nadeel dat de kieming uit de
hand zou kunnen gaan lopen.
Een wellicht veiliger methode is om
het pootgoed 4-6 weken voor het
poten langzaam in temperatuur op te
laten lopen tot 8 a 10 gr.C. Daarna
wordt het pootgoed buiten in een
open schuur of in een schuur met
geopende deuren geplaatst om af te
harden.
Pootgoed voor de normale konsump-
tieteelt en voor de verwerkende in
dustrie
In het algemeen is voor deze teelten
de groeiperiode langer. Men kan
hierbij met minder ver voorkiemen
volstaan. Eventuele topspruiten
moeten worden verwijderd. We stre
ven hierbij naar veel witte puntjes.
Het pootgoed wordt hiertoe zo lang
mogelijk kiemvrij bewaard.
Een mogelijke methode is om ca. 10
dagen voor het poten een warmte
stoot te geven van 18-20 gr.C. Bij
grote partijen is het raadzaam om
niet al het pootgoed tegelijk een
warmtestoot te geven.
Mocht er bij het poten stagnatie op
treden, b.v. weersomstandigheden,
dan loopt men niet het risiko dat de
hele partij volop aan het kiemen is.
Hoe later in het voorjaar de warm
testoot wordt toegediend, des te gro
ter is het aantal kiemen dat uitloopt.
Het gerooide produkt wordt dus fij
ner. Voor een aantal rassen kan dit
tot een ongewenst fijne sortering lei
den.
Uit bovenstaande blijkt dat er aan
het geven van een warmtestoot
nogal wat haken en ogen kunnen
zitten. Wil men één en ander ver
mijden, dan kan men ook voor de
teelt van normale konsumptie-aard
appelen en de teelt van aardappelen
voor de verwerkende industrie het
systeem volgen van voorkiemen
zonder warmtestoot.
Dit systeem is beschreven onder het
hoofdstuk "Pootgoedteelt en teelt
van middenvroege konsumptie-
aardappelen".
Op de wat late gronden, waar laat
gepoot kan worden en waar dikwijls
wat vroeger gerooid moet worden,
verdient dit systeem de voorkeur.
Een late warmtestoot leidt hier tot
een fijnere sortering, terwijl de kans
op vertraging bij het poten en daar
door uit de hand lopen van de kie
ming op dergelijke gronden groot is.
Bakjes, zakken, kuubkisten of kuub-
zakken
Een goed uitgevoerde voorbehande
ling in poterbakjes leidt in de regel
tot de mooist ontwikkelde kiemen.
Meestal zal dit systeem een snellere
en regelmatiger opkomst geven. Te
vens is in vergelijking met de andere
(wat ruwere) methoden sneller de
maximale opbrengst bereikt. Uit een
oogpunt van opbrengst is dit dus de
beste methode voor de teelt van pri
meurs en pootgoed dat niet mag uit
groeien. Ook voor Eigenheimers
heeft het voorbehandelen in bakjes
meestal de voorkeur. Bij de teelt van
aardappelen voor de normale kon-
sumptieteelt en voor de verwerkende
industrie heeft men vaak te maken
met grote hoeveelheden pootgoed.
Om arbeidstechnische redenen is
men hier op grote schaal van de po
terbakjes afgestapt. Heeft dit ten
aanzien van de opbrengst gevolgen?
Op de proefboerderijen Westmaas
en Rusthoeve is in verschillende
proeven de opbrengst bij verschil
lende voorbehandelings-methoden
vergeleken. De onderlinge verschil
len bleken meestal minimaal. Echter
in die gevallen dat er verschillen wa
ren, vielen deze uit in het voordeel
van de poterbakjes. Eenzelfde ten
dens viel te zien tijdens het faktora-
nalyse-onderzoek in 1979 en 1980 in
de Hoeksche Waard. Hierbij werd op
50 bedrijven waar Bintje geteeld
werd getracht te achterhalen wat de
oorzaak van opbrengstverschillen
was. Met name in 1979 en in mindere
mate in 1980 bleek het voorkiemen
in bakjes een gunstig effekt op de
opbrengst te hebben.
Ruim zetten
Voor de teelt van Bintjes en poot
goed dat uit kan groeien geldt meest
al dat door het voorkiemen in bakjes
een snellere beginontwikkeling
wordt verkregen. De begingroei bij
de andere systemen is trager. Deze
acöterstand wordt veelal aan het
eind van het groeiseizoen weer inge
lopen.
Het voorkiemen in bakjes is echter in
het voordeel wanneer het groeisei
zoen toch onverwachts korter is. Dit
is het geval wanneer door een nat
voorjaar later gepoot moet worden.
Vooral zware gronden zijn wat dit
betreft kwetsbaar. Ook door een te
vroege afsterving door b.v. droogte
van het gewas wordt de groeiperiode
verkort. Al met al leidt het voorkie
men in bakjes tot minder risiko's. Op
veel bedrijven met een grote opper
vlakte aardappelen is men echter
(vaak noodgedwongen) op andere
systemen overgegaan. Toch kan ook
bij deze systemen het risiko beperkt
worden door te zorgen dat de kiemen
zich zo regelmatig mogelijk ontwik
kelen. Bij opslag in jute zakken die
nen deze bij voorkeui in een open
hangar, schuur of buiten geplaatst te
worden.
De zakken dienen "ruim weggezet"
te worden, zodat licht en lucht maxi
maal benut worden. Liefst ook los
van de grond door plaatsing op pal
lets, balken of iets dergelijks. De
zakken dienen af en toe te worden
omgezet om de kiemgroei zo regel
matig mogelijk te laten verlopen. Bij
overmatige kiemgroei is omstorten
noodzakelijk. Een betere licht- en
luchttoetreding wordt bereikt bij ge
bruik van nylon kunststof zakken.
De gevolgde werkwijze is verder ge
lijk aan die bij jute zakken.
Bij toepassing van kuubs- of tonskis-
ten is een goede kontrole op overma
tige kieming noodzakelijk. Wacht
hierbij niet met omstorten tot het
pootgoed aan elkaar gegroeid is. Een
Konsulentschap voor de Akkerbouw
te Barendrecht
lagere opbrengst zal anders het ge
volg zijn. Een wat nieuwere ontwik
keling is het gebruik van grote
kunststof zakken met een inhoud van
ongeveer 1.000 liter. Het omstorten
en legen gebeurt door een zogenaame
"losslurf' aan de onderkant van de
zak.
Hoewel de ervaringen nog beperkt
zijn, lijken dergelijke zakken een
goed alternatief voor de grote kisten.
Er dient dan echter wel gebruik ge
maakt te worden van zakken met
daarin stroken met een "open en
wijdmazige" struktuur. Zakken met
wanden die niet uit kunnen wasemen
zijn ongeschikt, omdat de poters
hierin nat worden.
K.W. Bosma
Het is pootgoedtelers allang bekend, dat zij geen pootgoed met fruit of
groenten in dezelfde ruimte moeten opslaan. Kiemende knollen gaan
dan nl. een duidelijk afwijkende kiemgroei vertonen. Dit wordt veroor
zaakt door ethyleen, een gas, wat vooral door fruit en in mindere mate
groente, wordt geproduceerd. Vrijwel elk jaar wordt deze afwijking wel
hier of daar waargenomen. Dat de praktijk weet dat ethyleen proble
men kan geven, blijkt ook uit de regelmatig gestelde vragen van bewa
ring van pootgoed na fruit of groente.
Hoewel veel onderzoek gedaan is,
naar de invloed van ethyleen op di
verse processen in de aardappel, is
weinig bekend omtrent de gevolgen
van zo'n afwijkende kieming voor de
opbrengst en'sortering. Dit aspekt is
door het IBVL nagegaan in de jaren
1978 t/m 1981. Het Sprenger Insti
tuut verleende daarbij medewerking
door het uitvoeren van de behande
lingen met ethyleen.
aan ethyleen kort voor het poten
groter is dan na voorkiemen, moét
vermoedelijk toegeschreven worden
aan het feit dat ethyleen de verou
dering van de knol in de hand werkt.
Bij fysiologisch oud pootgoed zou
daarom het nadelig effekt nog wel
groter kunnen zijn.
We menen die aanwijzing ook te
hebben uit een praktijkgeval in 1983.
Het ging daarbij om Bintjeknollen
bestemd voor de herfstteelt. Deze
opgeslagen is geweest, zal enkele da
gen flink ventileren voldoende zijn
om het aanwezige ethyleen te verwij
deren. Er behoeft geen vrees, te be
staan dat het gas in het hout achter
blijft.
Kunnen we nu ethyleen aanbevelen
om b.v. meerstengels te krijgen? Dat
zou interessant kunnen zijn voor een
ras dat normaal weinig stengels
vormt. Zo'n ras was niet in dit on
derzoek opgenomen. Als onze resul
taten ook voor zo'n ras representatief
zijn, heeft het niet zoveel zin. Im
mers, de opbrengst werd na goed
voorkiemen dan weliswaar niet of
nauwelijks beïnvloed, de sortering
veranderde ook weinig. Een behan
deling met ethyleen kort voor hel
poten, is in verband met de op-
Kiemafwijking bij Bintje bij enkele ethyleendoseringen. Bij de aardappel links op de foto is geen ethyleen toegevoegd.
Praktische betekenis
Uit deze proeven kan worden afge
leid, dat wanneer poters een afwij
kende kieming vertonen tengevolge
van ethyleen, men geen of maar een
kleine opbrengstderving mag ver
wachten als nog goed voorgekiemd
kan worden. Wordt de afwijking kort
voor het poten ontdekt, dan zal men
toch al gauw met een opbrengstder
ving in de orde van grootte van 10%
moeten, rekenen. Daar ook bij zeer
geringe koncentraties al een nadelig
effekt kan optreden, is dit wel een
waarschuwing erg voorzichtig te zijn
met de opslag van pootgoed in de
nabijheid van fruit, groente of tul
pen. Dit geldt zeker voor opslag in
dezelfde ruimte, maar er moet ook
op gelet worden, dat dit gas niet uit
belendende cellen bij de poters kan
komen.
Dat het nadelig effekt bij blootstellen
knollen waren aanvankelijk in een
ruimte met groente (o.a. kool) opge
slagen bij overigens vrij lage be-
waartemperaturen. Om de kieming
te bevorderen werden de aardappe
len vanaf medio juli in een lege cel
opgeslagen, waarin groente was be
waard geweest. Op dat moment was
er niets aan de knollen te zien. Twee
weken later vertoonden de knollen
de opvallende kiemafwijking. Bij het
machinaal poten bleek de teler dat
die ronde kiempjes er gemakkelijk
afbraken.'Uiteindelijk leed hij een
opbrengstderving van 15.20%
Zoals reeds vermeld produceert
groente niet zoveel ethyleen, maar
bij dit fysiologisch oude pootgoed
waren kennelijk zeer geringe hoe
veelheden ethyleen voldoende om de
zeer ernstig kiemafwijking te ver
oorzaken.
Ethyleen is vluchtig. Als men daarom
een cel heeft waarin fruit of groente
brengstderving, niet interessant.
Zou een ethyleenbehandeling dan
bij konsumptie-aardappelen wal
kunnen zijn om het blauw tegen le
gaan? Ook dat moet worden betwij
feld, gezien de sterke stijging van de
ademhaling en de toename van het
suikergehalte. De verwerkingskwaïa-
teit van de aardappelen zou daar
door achteruit kunnen gaan.
Kortom, voorshands houden wij hel
er op dat het het beste is er voor le
zorgen dat noch pootgoed, noch
konsumptieaardappelen in aanra
king komen met ethyleen.
Meer gedetailleerde gegevens om
trent dit onderzoek zijn vermeld in
het IBVL-rapport 486.
Een lijst van de geraadpleegde litera
tuur is op verzoek bij de auteur ver
krijgbaar.
Ing. C.P. Meijers,
I.B.V.L., Wageningen
16 maart 1984
9