Van teeltsysteem naar
aangepaste teelttechniek
Opbrengst en opbrengstvorming van wintertarwe
VVD: Zoet water uit Zoommeer geen reëel
alternatief voor Schouwen-Duiveland
Teelt vroege aardappelen
in Duitsland inkrimpen
Gestegen
ha-opbrengsten granen
Binnen het graanonderzoek op het PAGV werd in de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan intensivering
van de teelt van wintertarwe als voortvloeisel van een intensief teeltsysteem, zoals dat ontwikkeld en
toegepast werd in Sleeswijk Holstein. De resultaten van dit onderzoek werden jaarlijks in de diverse
landbouwvakbladen gepubliceerd. Kort samengevat kwamen de resultaten van dit onderzoek erop neer, dat
een (zeer) intensieve teeltwijze wel de hoogste korrelopbrengst gaf 7%), maar door de hogere teeltkosten
in financieel opzicht evenwel achterbleef bij een geadviseerde, op het gewas afgestemde teeltwijze (- 2%).
Vanaf 1983 is de nadruk van het onderzoek komen te liggen bij de vraag: hoe moet middels teeltmaatregelen
worden ingespeeld op de gewassituatie, zoals die na de winter wordt aangetroffen of anders gezegd: hoe kan
door het inzetten van teeltmaatregelen (tijdstip van aanwending, hoeveelheid) de ontwikkeling van het gewas
zodanig worden gestuurd, opdat uiteindelijk een arenbestand wordt verkregen dat hoge, oogstzekere op
brengsten mogelijk maakt.
Gewasontwikkeling
Beïnvloeding van de ontwikkeling
van hét gewas na de winter is met
name gelegen in de aanwending van
stikstof. Dit betreft niet alleen de
hoogte van de bemesting, maar in
nog sterkere mate de wijze van de
aanwending van stikstof. In het on
derzoek werden dan ook 8 N-
varianten opgenomen, die varieer
den in hoeveelheid en in de wijze van
aanwending. De effekten van de
stikstofbemesting werden bekeken
bij 3 rassen en 3 plantdichtheden.
Opgemerkt moet worden, dat weers
omstandigheden tijdens (gedeelten
van) het groeiseizoen de werking van
elke teeltmaatregel beïnvloeden.
Met name in een jaar als 1983,
waarvan hier de resultaten worden
vermeld, zal dit het geval zijn ge
weest.
Alvorens in te gaan op de resultaten
van het onderzoek in 1983 wordt er
met nadruk op gewezen, dat de uit
komsten slechts met grote voorzich
tigheid kunnen worden geïnterpre
teerd. Het publiceren van dergelijke
gegevens is ook uitsluitend bedoeld
om de teler bekend te maken met het
gaande onderzoek. Dit artikel geeft
informatie over de opzet en uitvoe
ring van het onderzoek en over de
effekten van de stikstofaanwending
op de korrelopbrengst, op de op
brengstvorming en op het eiwitge
halte in de korrel. In 2 volgende ar
tikelen zal de korrelopbrengst aan
een nadere analyse worden onder
worpen, uitgaande van plant- en
aargetal, dan wel van korrelzetting
en korrelvulling.
Onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd op
een aantal regionale proefboerde-
rijen, t.w. Ebelsheerd (EH; Nieuw
Beerta), Feddemaheerd (FH;
Kloosterburen), Prof. J.M. van
Bemmelenhoeve (BEM; Wieringer-
werf), Westmaas (WS; Westmaas) en
Rusthoeve (RH; Colijnsplaat). Een
overzicht van de opzet en uitvoering
is vermeld in tabel 1.
Op EH en RH werd het onderzoek
uitgevoerd bij 3 zaaizaadhoeveelhe-
den. Uitgaande van 150, 325 en 500
zaden/m2 waren na de winter ge
middeld 135, 280 en 440 planten per
m2 aanwezig. Op FM, BEM en WS
waren 3 rassen met een normale
plantdichtheid (gemiddeld 230 plan-
ten/m2) aanwezig. In alle 5 proeven
werd de stikstofbemesting op dezelf
de wijze uitgevoerd; alleen de le N-r
gift na de winter verschilde als gevolg
van verschillen in de voorraad aan
bodem-stikstof. Het onderzoek werd
uitgevoerd met 8 stikstofvarianten.
De voor de praktijk meest interes
sante objekten zijn in tabel 2 ver
meld. De hoogte van de le N-gift is
daarin vermeld als het gemiddelde
van de 5 proeven.
Stikstofaanwending
Het effekt van de stikstofaanwen
ding bleek in 1983 niet afhankelijk te
zijn van raseigenschappen noch van
plantdichtheid. Zodoende zijn de
korrelopbrengsten als gemiddelde
per proefplaats in tabel 3 vermeld. In
alle proeven bleek het geven van een
late N-gift, kort voor het in aar ko
men, de korrelopbrengst aanzienlijk
te verhogen; gemiddeld over de 5
proeven was dit ongeveer 700 kg/ha.
De wijze van de stikstofaanwending
had geen duidelijke invloed; de vol-
16 maart 1984
De gewassituatie kort voor de oogst bij een intensieve en aanbevolen teeltwijze.
Tabel 1: Opzet en uitvoering van het onderzoek op 5 proefboerderljen (1983)
Ebelsheerd
Feddema
heerd
v.Bemmelen
hoeve
Westmaas
Rusthoeve
Bodem-N (kg/ha)
75
70
110
115
50
le N-gift (kg/ha)
80
80
30
30
90
Ras
Okapi
Arminda
Arminda
Arminda
Arminda
Okapi
Okapi
Okapi
Citadel
Marksman
Marksman
Zaaizaad
150
325
325
325
150
(zaden/m2)
325
325
500
500
Tabel 2: Wijze en hoogte van de stikstofaanwending (kg N/ha)
Tijdstip van
aanwending
totale
Kenmerken van de
Feekes
schaal
F3
F5
F6-7
F9
N-gift*
(kg N/ha)
N-aanwending
Objekt
NI
60
-
60
-
120
geen overbemesting
N2
60
60
40
160
geadviseerde N-bemesting
N3
60
60
40
160
vervroegde 2e N-gift
N4
30
60
30
40
160
schrale beginontwikkeling
N5
60
30
60
40
190
(extra) tussengift
N6
90
-
60
40
190
verhoogde le N-gift
Uitgaande van een gemiddelde bodemvoorraad van 85 kg/ha.
Tabel 3: Korrelopbrengsten bij 6 stikstofvarianten op
5 regionale proefboerderljen (1983)
N-variant
(kg N/ha)
gem.
EH
FH
BEM
WS
RH
NI
60
- 60
-
92
94
95
92
84
93
N2
60
- 60
40
100*
100
100
100
100
100
N3
60
60
40
98
97
96
96
103
98
N4
30
60 30
40
99
100
99
97
101
99
N5
60
30 60
40
100
97
97
102
105
103
N6
90
- 60
40
101
98
99
103
105
101
*100 -
9310
8920
10370
9460
8770
9060
Tabel 4: Opbrengstcomponenten en het eiwitgehalte in de korrel bij 6 stikstof
varianten. Gemiddelde van proeven te EH, FH, BEM, WS en RH (1983)
korrel
opbrengst
aren
per m2
korrels
per aar
korrels
per m2
1000-korrel
gewicht
X
eiwit
NI
60
-
60
-
92
100
93
93
99
11.0
N2
60
-
60
40
100*
100
100
100
100
12.0
N3
60
60
-
40
98
106
93
98
100
11.7
N4
30
60
30
40
99
105
94
99
100
11.8
N5
60
30
60
40
100
110
93
102
98
12.6
N6
90
-
60
40
101
105
98
103
98
12.5
*100-
9310
526
40.8
21300
44.2
-
gens adviesnormen toegediende
stikstofbemesting objekt N2) is
goed uit de bus gekomen. Een ver
vroegde 2e N-gift had alleen te WS
een positieve inbreng op de korrel
opbrengst; op dit proefveld ver
toonde het gewas in april een zeer
schrale ontwikkeling en heeft dank
baar gebruik gemaakt van een ver
vroegde 2e N-gift. Ook een verho
ging van de stikstofbemesting (ob
jekten N5 en N6) is met name op dit
proefveld positief geweest; te EH
bleef de opbrengst bij de hogere gif
ten wat achter als gevolg van lege
ring. Aan de hand van de gegevens
van deze proeven, alsmede van
proeven elders, bleek de geadviseer
de N-bemesting (objekt N2) goed te
hebben voldaan; alleen daar, waar
vroegtijdig sprake was van een te
kortsituatie (WS, BEM), kon met een
"tussengift" in april een hogere
opbrengst worden bereikt.
Opbrengstvorming
De effekten van de stikstofaanwen
ding op de opbrengstvorming en het
eiwitgehalte zijn weergegeven in ta
bel 4. Uit deze tabel kan worden af
geleid dat het aargetal het sterkst
werd beïnvloed. De in april aange
voerde stikstof verhoogde het aantal
aren per m2 aanzienlijk. Het aantal
korrels per aar werd evenwel in
tegengestelde zin verlaagd, zodat de
wijze van de stikstofaanwending het
aantal korrels per m2 slechts in be
perkte mate bleek te beïnvloeden.
Omdat een hoger aantal korrels per
m2 bovendien gepaard ging met een
lager 1000-korrelgewicht, bleven de
N-effekten op de korrelopbrengst
beperkt van omvang. Het kompen-
serend vermogen van een tarwege-
was wordt door deze cijfers eens te
meer onderschreven. In de proeven
van 1983 leverde een laat toegedien-
Dr.ir. A. Darwinkel, PAGV te Lely
stad.
dr.ir. A. Darwinkel
de stikstofgift een duidelijk hogere
opbrengst op. Deze kwam niet tot
stand door een verhoging van het
1000-korrelgewicht, maar door een
groter aantal korrels per aar (zie ta
bel 4). Normaliter is het nut van laat
gegeven stikstof gelegen in een ver
beterde korrelvulling, hetgeen tot
uiting komt in een verhoging van het
1000-korrelgewicht. In de proeven
van 1983 werd echter het aantal kor
rels per aar aanzienlijk verhoogd,
zodat "slechts" een handhaving van
het 1000-korrelgewicht kon worden
bewerkstelligd.
Het eiwitgehalte in de korrel is in
sterke mate afhankelijk van de
hoogte en de aanwendingswijze van
de stikstofbemesting. Ook in deze
proeven werd het hoogste eiwitge
halte aangetroffen bij de hoogste
stikstofgiften (objekten N5 en N6).
Verder bleek toediening van een late
overbemesting niet alleen de korrel
opbrengst aanzienlijk té hebben
verhoogd (zie tabel 3), maar boven
dien het eiwitgehalte aanzienlijk te
verhogen. De hier gevonden toena
me van eiwit in de korrel wordt
vrij algemeen aangetroffen.
De VVD is voor het zoet maken van de Grevelingen. Het alternatief, de
toevoer van zoet water naar Schouwen Duiveland uit het Zoommeer via
pijpleidingen wordt niet reeël geacht. De zorg bij de landbouw dat de
ekstra kosten die dit alternatief met zich meebrengt, op haar nek
terecht komt vindt de VVD begrijpelijk en terecht.
Dit zei VVD-fraktieleider drs.
E.H.T.M. Nijpels vrijdagavond 9
maart j.l. tijdens een perskonferentie
in Heinkenszand waar hij na een
werkbezoek aan Zeeland een
spreekbeurt hield. Daar vertelde hij
ook dat binnen het kabinet over deze
problematiek nog geen mening is
gevormd. De heer Nijpels heeft de 3
C.L.O.'s toegezegd binnen een paar
weken over deze zaak een onder
houd te zullen arrangeren met de
minister van Verkeer en Waterstaat,
mevrouw N. Smit-Kroes, waarbij de
landbouw dan zijn verlangens nog
eens kan toelichten.
De heer Nijpels zei een konstruktie-
ve ontmoeting met de vertegen
woordigers van de 3 C.L.O.'s te heb
ben gehad. Naast de zoetwaterpro-
blematiek is tijdens dat onderhoud
ook de ontzwaveling van de om te
bouwen elektriciteitscentrale bij
Borssele aan de orde geweest. De
fraktievoorzitter kon en wilde hier
over geen enkele toezegging doen.
Hij zei voorstander te zijn van een
maximale ontzwaveling "maar we
De momenteel hoge prijzen voor
konsumptieaardappelen zouden de
telers wel eens kunnen verleiden hun
areaal vroege aardappelen uit te
breiden. De voorzitter van de Ne-
dersaksische producentenvereniging
van aardappelen, Wilhelm Gersten-
berg meent dat het areaal van 1800
ha of 9% van het totale aardappela
reaal niet uitgebreid moet worden,
dit op straffe van ongunstige ont
wikkelingen van de prijzen.
Ook is hij tegenstander voor de ver
lenging van de importtermijn tot 15
juli. Dit zou een voor de Duitse telers
marktverstorend effekt sorteren.
Voorts pleitte hij voor grotere toe
passing van kontraktproduktie als
middel om tot een zekere stabilisatie
van de markt en daarmee van de
prijzen te geraken.
moeten reëel zijn en rekening hou
den met in het verleden gemaakte
afspraken en financiële konsekwen-
ties van een dergelijk besluit. Eerst
moet het Financiële plaatje rond zijn
alvorens hierover een standpunt in
kan worden genomen".
Kritiek van de zijde van de land
bouw zei Nijpels gehoord te hebben
over het punt van de lastenverlich
ting voor het bedrijfsleven. Hierover
zei hij dat de VVD onverkort zal
vasthouden aan de wens dat het be
drag van 1 V2 2 miljard gulden dat
bestemd is voor de zelfstandigen ook
in de landbouwsfeer zijn effekt zal
moeten hebben. In dit kader zal hij
ook de problematiek van de bedrijfs
overname in de landbouw ter spra
ke brengen.
Ook is de ruimtelijke ordening ter
sprake gekomen. De Zeeuwse land-
bouwvoormannen hebben de libe
raal gewezen op de te sterke bezui
nigingen op het gebied van de ruil
verkaveling en de herinrichting van
agrarische gebieden. Ook is hem ge
wezen op het probleem van het ont
breken van de mogelijkheid tot het
claimen van schadevergoeding door
gemeenten en provincies wanneer de
Rijksoverheid plannen ontwikkelt
op het gebied van de Ruimtelijke
Ordening.
De gemiddelde ha-opbrengst in de
Gemeenschap van zachte tarwe is
gestegen van 4770 kg in 1980 tot 5210
kg in 1982, toen van een rekord-oogst
sprake was.
In 1983 was de gemiddelde op
brengst weer wat gedaald tot 5030 kg.
De hoogste opbrengsten gaf Neder
land te zien met 6200 kg in 1980,
7390 kg in 1982 en 704p kg in 1983.
Na Denemarken, Groot Brittannië
en Ierland komt Duitsland met een
gemiddelde ha-opbrengst aan zachte
tarwe van 4890 kg in 1980,5470 kg in
1982 en 5430 kg in 1963.
11