De maand maart op het
Zuidwestelijk landbouwbedrijf
Konsulentschap voor de Akkerbouw
en de Rundveehouderij te Goes
Vanaf 1 januari tot half februari 1984 heeft het op de meeste plaatsen 200 mm geregend; dit is zeer veel, als
men ziet dat het gemiddelde van het eerste kwartaal slechts 170 mm bedraagt maar het kan in een korte
periode sterk veranderen. Vast staat dat waar nu water op het land te zien is, men later aan de gang kan dan
op goed ontwaterde percelen. Bovendien zal de struktuur op minder goed ontwaterde percelen slechter zijn
en zullen de bewerkingen dit niet kunnen verbeteren.
Er zijn duidelijke verschillen in ontwatering tussen percelen en bedrijven en in afwatering tussen polders. In
de beide eerste gevallen kan de grondgebruiker er zelf invloed op uitoefenen. In het laatste geval kan het
meer liggen aan de totale afwatering van een bepaald gebied. Een investering in goede drainage en het
regelmatig schoonhouden en kontroleren zijn zaken die alleen al een goed rendement kunnen geven doordat
U vroeger kunt beginnen met het strooien van kunstmest en het bewerken van de grond waardoor U vroeger
kunt zaaien.
De voorjaarsbewerkingen om de grond te egaliseren en zaaiklaar te maken vragen met het huidige materiaal
niet zoveel tijd. Bovendien is dit nog verdeeld over meerdere groepen van gewassen als de zomergranen, het
vlas en de erwten dan de suikerbieten en de uien en als laatste de aardappelen. Overhaasten is niet gewenst,
begin pas als het "voldoende droog en goed" is. Wat "voldoende droog en goed" is wordt niet door iedereen
op dezelfde manier uitgelegd. Toch kan wat langer wachten zeer zinvol zijn.
2,5 cm) gezaaid worden. Blauw-
maanzaad nog ondieper I a 1,5 cm).
Een vlakke ligging is nodig voor een
uniforme diepteregeling bij het zaai
en. Zomergranen en erwten moeten
dieper gezaaid worden (3,5 a 5 cm).
Het dieper zaaien van de erwten
voorkomt dikwijls ook vogelschade
(duiven) bij de opkomst.
Voor de aardappelen is het gewenst
de grond 8 cm diep los te maken.
Bij lichte grond lukt dit meestal ge
makkelijk en soms wel tot 10 cm toe.
Op zwaardere gronden kan het zo
zijn dat men niet dieper kan dan zo'n
6 a 7 cm. Langer wachten totdat de
grond over een dikkere laag "vol-
Bouwplan
De oppervlakte wintertarwe die het
afgelopen najaar is ingezaaid, is gro
ter dan in de voorgaande jaren.
Bovendien is er iets meer wintergerst
gezaaid. De oppervlakte zomergra
nen zal daardoor beperkt blijven. Dit
ondanks de mogelijkheid om voor
brouwgerst een goede prijs te kunnen
bedingen.
De oppervlakte suikerbieten zal wat
groter worden dan in 1983, de goede
uitbetalingsprijs over 1983 lokt toch
veel bietentelers wel weer aan.
De oppervlakte aardappelen zal niet
groter worden dan in de voorgaande
jaren of de pootgoedprijs zou in korte
tijd aanzienlijk moeten dalen.
Van vlas, erwten, blauwmaanzaad
maar ook van zaaiuien verwacht men
een iets grotere oppervlakte. De op
brengsten van de erwten kunnen goed
tot zeer goed zijn mits er bij de groei
geen problemen zijn. De struktuur bij
het zaaien is een zeer belangrijke
faktor.
Bemesting
Fosfaat
Bij de nieuwe fosfaatadviezen wordt
er o.a. naar gestreefd om een Pw-ge-
tal te bereiken van minimaal 25.
Verder om fosfaattoestanden die
goed zijn (Pw-getal 25 tot 45) op
niveau te houden. Fosfaattoestanden
die hoger zijn dan Pw-getal 45 mo
gen wel wat dalen.
Om de voorraad fosfaat in de grond
op niveau te houden, moet bij goede
opbrengsten in een gemiddeld
bouwplan circa 70 kg P2O5 per ha per
jaar gegeven worden. Als men regel
matig hoge opbrengsten behaalt, zal
men gemiddeld 80 kg P2O5 moe
ten geven. Moet men het Pw-getal in
de grond verhogen dan zijn daar
flinke hoeveelheden voor nodig. Met
aanwending van dierlijke organische
mest, gegeven naast de reeds boven
genoemde norm in de vorm van
kunstmest, zal dit met de geringste
kosten mogelijk zijn.
Verhoging van het Pw-getal is het
meest zinvol voor de teelt van aard
appelen. Bij dit gewas kan men de
grootste opbrengstverhogingen be
werkstelligen. Voor deze verhogin
gen is een tijdige aanwending van het
fosfaat noodzakelijk. Het dient dan
ook op de aardappeltelende bedrij
ven sterk in overweging te worden
genomen om meer de mengmest 23
23 0 in plaats van de 26 14
0 te gaan gebruiken. Let bovendien
op dat men niet te gemakkelijk de
fosfaat bij andere gewassen als de
granen en graszaad achterwege laat,
zo men dit doet gaat dit in zekere zin
ten koste van het Pw-getal.
Kali
De opbrengsten van een gemiddeld
bouwplan onttrekken een hoeveel
heid van 150 kg K2O per jaar aan de
bodem voorraad. Aan de aardappe
len geeft men de laatste jaren soms al
grote hoeveelheden, afhankelijk van
het kali-getal.
De kalibemesting aan andere ge
wassen blijft dan vaak achterwege.
Veelal wordt de kali alleen voor
aardappelen en uien gegeven. Op de
lichte gronden ook voor suikerbie-
8
ten. Hierbij moet ook aandacht be
steed worden aan de invloed daarvan
op de kwaliteit. Bij een systeem van
bouwplanbemesting, van b.v. 1 x per
4 jaar kali strooien, is een kaligift van
1000 kg kali 60% per ha nodig om de
onttrekking te kompenseren.
Stikstof
Bij alle gewassen weet men thans
heel wat af van de meest gewenste
hoeveelheid N en of deze in één
of in meerdere keren moet wor
den gegeven. Dit is alleen zo
konkreet mogelijk vast te stellen
als U over uitslagen van grond
monsters op de N-voorraad in de
grond beschikt.
Voor de verbetering van de ei
witkwaliteit bij de wintertarwe
zou laat in het seizoen - tegen de
bloei - nog wat extra N gegeven
kunnen worden.
Bij de andere gewassen lijkt het
erop, dat de N-bemestingen per
ha niet meer omhoog gaan. De
algemene richtlijnen voor de N-
bemesting in dit seizoen zijn pas
gepubliceerd.
Tijdstip van aanwending
De laatste jaren wordt de kali
veelal al in het najaar gestrooid.
Zo niet dan dient dit in de winter
of zo vroeg mogelijk in het voor
jaar te gebeuren. Bij voorkeur een
aantal weken vóór het zaaien of
poten om mogelijke zoutbescha-
diging te voorkomen. Inwerken
door de bovenlaag is gewenst om
de kiemende zaden alsook erw
ten. mais en aardappelen de mo
gelijkheid te geven snel over vers
fosfaat voor de eerste groei van de
kiemplant te kunnen laten be
schikken.
Op goed ontwaterde grond kan men vroeger beginnen met grondbewerking en
zaaien.
Kontroleer het pootgoed als het afgeleverd wordt.
Grondbewerking voor het zaaien en
poten
Er zijn meerdere werktuigen geschikt
voor de grondbewerking in het
voorjaar. Voor de lichtere gronden
hebben de kultivatoren enige voor
keur, voor de zwaardere gronden is
er een voorkeur voor de aangedreven
eggen. Het werk van alle werktuigen
is sterk afhankelijk van de grond,
namelijk de zwaarte, een grove of
een fijne vlakke ligging en de voch
tigheid. Houd daar steeds rekening
mee. Zorg voor een goede regelma
tige verkruimeling. Maak niet meer
los dan "voldoende droog en goed"
is. Haal geen natte grond naar boven.
Voorkom versmering van de onder
grond. Werk zo diep of zo ondiep als
voor het te zaaien gewas nodig is. H et
zaad moet op de vaste bodem ge
zaaid worden; dus de grondbewer
king vooraf daar naar instellen.
Bieten, vlas, uien moeten ondiep (2 a
Zorg voor de grond! Zaai tijdig groenbemesters in.
doende droog en goed" is geeft niet
dikwijls nog een duidelijke verbete
ring te zien.
Houd rekening met de zwaarte van
de trekkers voor de werktuigen en de
spanning van de trekkerbanden.,Ze
ker in het vroege seizoen geen zware
trekkers gebruiken. Gebruik als het
mogelijk is banden met een lage
druk, minder dan 1 ato. De druk in
de band bepaalt namelijk de druk
die de band in de grond veroorzaakt.
Is de bandbreedte, dus het wielspoor
in het veld bijvoorbeeld 30 cm, dan is
de druk in de grond op 30 cm diepte
de helft van de druk in de band. Gaat
men uit van een druk van 1,4 ato in
deze band, dan is op 30 cm diepte de
druk 0,7 ato. Gaat men uit van een
druk van 0,8 ato dan is op 30 cm de
druk slechts 0,4 ato. Dit doet minder
schade.
Als grenswaarde van de druk die in
de grond uitgeoefend mag worden,
wordt een druk van 0,6 a 0,7 ato
aangenomen. Bij eigen berekeningen
zal in vele gevallen blijken dat men
vaak teveel druk tot in de diepere
lagen overbrengt.
Groenbemesting
Via drainage, een goede afwatering,
goed en droog ploegen wordt ge
tracht de grond een zo goed moge
lijke struktuur te geven. Ook de
groenbemesting kunnen we daarbij
als een gunstige faktor noemen. Deze
heeft een aantal voordelen als:
verbetering van de organische
stofvoorziening,
bij vlinderbloemige groenbemes
ters enige nalevering van N,
hogere opbrengsten bij het eerst
volgende gewas (vooral bij aard
appelen),
de grond is in het najaar droger,
dit door de grote vochtverdam-
ping van het dan op het veld
staande groenbemestingsgewas.
Het moet gewoon als een noodzaak
gezien worden dat zaad voor de
grasgroenbemesters vrij is van duist
en kweek.
Bij het gebruik van kontaktmiddelen
voor de chemische onkruidbestrij-
ding in het voorjaar kan na een week
weer klaver worden ingezaaid. Benut
deze mogelijkheden dan ook nog. Bij
klaver kan men in een later tijdstip
nog een MCPA bestrijding tegen
distels toepassen. Enige voorzichtig
heid is geboden. De grasgroenbe
mesters kunnen zonder bezwaar een
groeistofbespuiting verdragen.
Voorzichtig zijn met MCPP eti an
dere sterkere middelen.
Na het gebruik van methabenzthia-
zuron (Tribunil) of chloortoluron
(Dicuran) moet het zaaien van klaver
en luzerne worden ontraden.
Voor klaver is het gewenst zo vroeg
mogelijk te zaaien.
Zaaizaadontsmetting en zaaizaadbe
handeling
Niet altijd komen de zaden van onze
gewassen in een zaaibed terecht
zonder dat daar kiem-, bodem
schimmels of insekten aanwezig zijn
of kunnen komen. Daar deze plagen
steeds voor kunnen komen, zal ge
tracht moeten worden de zaden
hiertegen zo goed mogelijk te be
schermen. Ook de vruchtwisseling en
zeer zeker de vruchtopvolging die
nen hierbij in acht te worden geno
men. Vooral bij natte en koude om
standigheden kort na het zaaien tre
den de genoemde schimmels het
meeste en het snelste op. Daardoor
zijn er ook bij vroeg zaaien wat gro
tere risiko's dan bij laat zaaien.
Bij de zaaizaadteelt is het noodzake
lijk het zaaizaad te ontsmetten tegen
ziekten die later met het zaad kun
nen overgaan. Wanneer insekten-
vraat wordt verwacht, dient hiervoor
een behandeling als bescherming te
worden uitgevoerd. Veelvuldig
wordt het zaaizaad reeds door de
zaadhandel of de koöperatie ontsmet
afgeleverd. Een keuze hoeft dan niet
meer te worden gemaakt. Het gaat
alleen spelen wanneer bijvoorbeeld
bij zomergranen of erwten nog wat
eigen zaaizaad wordt gebruikt. Dit is
gelukkig de laatste jaren van geen
betekenis meer.
Het bietezaad is bij de aflevering
reeds behandeld tegen kiem- en bo
demschimmels. Behandeling tegen
andere schimmels is hier in Zuidwest
Nederland overbodig. Aanbevolen
wordt verder alle zaad te behandelen
met een insekticide, Mesurol of een
bendiocarb bevattend middel (Mul-
tamat ZB, Seedox 80 W). Tegen het
bietekevertje werkt bendiocarb beter
dan Mesurol. In pillenzaad is reeds
Mesurol verwerkt.
Bij de teelt van bieten naast biete
land van vorig jaar wordt met het
oog op het bietekevertje aangeraden
voor het hele perceel het zaad te be
handelen met Multamat en op de
meest bedreigde strook (30 a 40 me
ter direkt naast het bieteland van
vorig jaar) het granulaat Tranid toe
te passen tegen 10 kg per ha. Beschikt
men niet over een granulaatstrooier
dan op genoemde strook, vóór de
laatste grondbewerking (maar niet
zó over de ploegsneden). 5 liter lin
daan 21% spuiten en dit onmiddellijk
inwerken.
Alhoewel een dure remedie woröt
plaatselijk nog steeds Temik ge-
2 maart 1984