over geld
en goed
Westfriese Flora
een grote Franse tuin
Wijzigingen in de W.I.R.
Landbouwschap wil geen inzamelingsaktie
van bestrijdingsmiddelen in april
Landbouwkommissie Europees Parlement
wil melkquotum per bedrijf
btw-tarief
AOV: Alle levensbehoeften in één verlaagd
Bij het ouder worden piekeren of denken ouders er wel eens over, hoe
het met huis en haard, het spaarcentje en de dierbare familiespulletjes
moet, als zij er niet meer zijn. Je wilt het liefst de kinderen gelijk
behandelen en ook dat die kinderen zelf dat gevoel hebben. Maar hoe
doe je dat? Moet je dan nu alles al weggeven? Dat is meestal de
bedoeling niet. En je hoopt nog een hele tijd bij elkaar te mogen blijven.
Kan je dan alvast wat regelen, zodat je op dat punt geen zorgen meer
hebt; per slot van rekening.... je kunt het toch niet meenemen!
Als je het één en ander wil regelen is
het belangrijk hoe het erfrecht in ons
land is geregeld in het Burgerlijk
Wetboek. Over enkele jaren zal er
echter wel een aantal ingrijpende
wijzigingen plaatsvinden. Voorals
nog moeten we rekening houden met
het nu geldende erfrecht. Aan de
hand van enkele begrippen gaan we
eens kijken wat er zoal kan gebeuren
en wat we kunnen doen.
Wettelijk erfrecht
Als iemand niéts geregeld heeft, be
paalt de Wet wie de erfgenamen zijn
en wat hun rechten zijn.
Welke groepen erfgenamen kent de
wet in een dergelijk geval?
1. echtgenoot en kinderen
Zij erven voor gelijke delen. Is
een kind overleden, dan kunnen
zijn/haar kinderen deze plaats
vervullen. Bestaat deze groep
niet, dan volgt:
2. ouders, broers en zusters
Ook zij erven gelijke delen, met
dien verstande dat de ouders
ieder minimaal 'A krijgen. Bij
vooroverlijden van een broer of
zuster, komen ook de kinderen
van hem/haar in deze plaats. Zijn
ook deze niet aanwezig dan:
3. grootouders, overgrootouders
De naaste in graad erft alles; bij
gelijkheid in graad erven ze voor
gelijke delen.
4. verdere zijverwanten.
Bij die indeling zijn de volgende
hoofdregels van toepassing:
apersonen in een eerdere groep
sluiten de volgende groepen uit.
b. degene, die binnen de groep het
dichtstbij familie is van de erfla
ter (van wie wordt geërfd), sluit
de verdere familie uit.
In het kader van dit artikel beperken
we ons tot de groep van ouders en
kinderen (groep 1). Ook de meest
voorkomende situatie.
Volgens de wet krijgen de kinderen
en de overblijvende ouder evenveel.
Nu is het nog zo, dat iedere erfge
naam recht heeft op goederen (in
natura) uit de nalatenschap en hoeft
men geen genoegen te nemen met
geld. In het nieuwe Burgerlijk Wet
boek verdwijnt het recht op goede
ren.
En nu de praktijk van de boedelver
deling. Als er niets geregeld is, moe
ten de erfgenamen proberen met de
notaris een verdeling te maken zo dat
iedereen er mee in kan stemmen en
iedereen ongeveer evenveel krijgt.
Meestal lukt dat maar helaas komt
het ook voor, dat men na "het ver
delen van de erfenis" niet meer bij
.elkaar komt
Codicil
Misschien zijn dergelijke situaties te
voorkomen, door van te voren wat
meer met elkaar te bespreken. De
verdeling van de dierbare familie
spulletjes b.v. sieraden, meubelstuk
ken, kleding, kan men best van te
voren regelen. Dat zou kunnen ge
beuren door een codicil op te stellen.
Je moet het met de hand schrijven en
zelf dagtekenen en ondertekenen! 't
Is altijd verstandig dit wel met de
kinderen te bespreken.
Aangezien een codicil gemakkelijk
kan zoekraken of in verkeerde hand
kan komen, verdient het aanbeveling
om het bij een notaris in bewaring
geven.
Testamentair erfrecht
Heeft men meer of andere bezittin
gen, en wil men t.a.v. de toedeling
het een en ander zelf regelen, dan
kan enigzins van het wettelijk erf-
2 maart 1984
recht afgeweken worden, door een
testament te maken. Onder een tes
tament kan men de akte, maar ook
de daarin vastgelegde uiterste wils
beschikking verstaan. Een testament
kan wel herroepen worden.
Wat de inhoud betreft, is er een grote
mate van vrijheid. In het kader van
dit artikel (ouders-kinderen) wil ik
nog wel attenderen op de legitieme
portie. We zeggen wel eens; dat je
kinderen niet kunt onterven. Dat wil
zeggen, dat kinderen altijd recht
hebben op een gedeelte van wat ze
gekregen zouden hebben als er geen
testament gemaakt zou zijn. Voor dat
gedeelte zijn kinderen niet te onter
ven. Maar het is dus wel mogelijk via
een testament het ene kind iets meer
te geven dan het andere (b.v. recht
trekken van hoge studiekosten) of
aan iemand anders te denken. Ook
kan in het testament bepaald wor
den, wie van de kinderen het huis, de
boerderij, een perceel land, welke
familiestukken krijgt toebedeeld.
Openheid van de ouders zal ook dan
de goede verstandhouding tussen de
kinderen bewaren.
Een testament kan dus vanuit ver
schillende invalshoeken worden ge
maakt.
Tot besluit
U hebt gelezen, hoe het erfrecht in
ons Burgerlijk Wetboek is vastge
legd. Als u niets regelt, vindt een
eventuele verdeling plaats volgens
deze spelregels. Daarbij wil ik nog
opmerken dat niemand verplicht is, in
een onverdeelde boedel te blijven zit
ten.
Ook zijn er situaties waar allerlei
mondelinge toezeggingen gedaan zijn
zonder dat anderen er wat van weten.
U begrijpt dat er dan wel eens one
nigheid kan ontstaan.
Wilt u afspraken maken of het één en
ander regelen, leg dat dan SCHRIF
TELIJK vast via een testament of
codicil, afhankelijk van de aard van
de nalatenschap. Probeert u dit in al
le openheid met uw kinderen te be
spreken.
Dan houdt u er een gevoel van "ziezo
- dat - is - dan - fijn - geregeld" aan
over en hebt u op dat punt geen zor
gen meer.
Hoofdarrangeur Johan Weiz uit Amsterdam heeft van de 51ste Westfriese Flora
een grote Franse tuin gemaakt waar met recht gesproken kon worden dat daar de
lente is begonnen! Tot 26 februari kon 's Werelds grootste overdekte bolbloe-
mententoonstelling worden bekeken.
De Westfriese Flora heeft een oppervlakte van 4.000 m2 met veel waterpartijen.
(Foto: Ab Westerbeek)
Zoals bekend is heeft de regering een wetsvoorstel naar de Tweede
Kamer gezonden, waarin wordt voorgesteld met ingang van 1 januari
1984 (terugwerkende kracht) de basispremies voor investeringen niet
meer variabel te laten zijn, maar voor alle gevallen te brengen op één
geüniformeerde percentage van 12'/2%. Tot 1 januari 1984 golden ais
basispremies; 8% voor bestaande gebouwen;~14% voor nieuwe gehou
wen en 12% voor overige bedrijfsmiddelen.
Naast het voorstel om de basispre
mie te wijzigen kent het wetsvoorstel
nog enige belangrijke maatregelen.
1Door het verlagen van de
W.I.R.-premies voor gebouwen
en installaties en in kombinatie
met de eerder voorgestelde af
schaffing van de BRT en ROT is
er thans onvoldoende aanleiding
om te veronderstellen dat van de
W.I.R. een zodanig krachtige sti-
Het Landbouwschap weigert mee te
werken aan een plan van het ministe
rie van Landbouw en Visserij om in
april een inzamelingsaktie voor res
tanten van landbouwbestrijdingsmid-
delen te organiseren. Volgens het
Landbouwschap is de voorberei
dingstijd te kort om de aktie sukses-
vol te laten verlopen. Bovendien wor
den boeren en tuinders in april al vol
op in beslag genomen door het voor-
jaarswerk.
Het Landbouwschap heeft staatsse-
kretaris Ploeg voorgesteld dit najaar
gezamenlijk een inzamelingsaktie te
organiseren, hen dergelijke aktie
vond het laatst plaats in het najaar
van 1980. Nadien was het niet meer
mogelijk inzamelingen op touw te
zetten, omdat het ministerie van Vo-
mil de tijdelijke opslag wilde binden
aan een hinderwetvergunning. In het
kader van het zogenaamde afval-
stoffendepotplan van gemeenten en
provincies zullen boeren en tuinders
overgebleven bestrijdingsmiddelen
in de toekomst kunnen inleveren bij
de gemeente. De inzamelingsakties
zullen dan definitief tot het verleden
gaan behoren.
In Den Haag heeft de heer E.P.
Woltjer als rapporteur van de Land
bouwkommissie van het Euiopees
Parlement verslag gedaan over de
besprekingen over de problemen in de
zuivelsektor. Met een vrij krappe
meerderheid heeft de Landbouw
kommissie zich uitgesproken voor
een quotaregeling voor elke koper.
De heer Woltjer stemt niet in met het
voorstel van de Kommissie de quota
vast te stellen per koper, te weten de
zuivelfabrieken.
Hij is van mening dat een quotasys
teem slechts efficiënt kan werken,
indien de quota vastgesteld worden
per bedrijf.
Onverhandelbare quota
De quota dienen onverhandelbaar te
zijn.
De Landbouwkommissie is voorts
van mening dat er een zekere soe
pelheid bij het toepassen moet wor
den betracht, vooral voor nieuwe
producenten, zoals jonge boeren en
boeren die een ontwikkelingsplan
hebben ingediend, alsook voor door
ziekten getroffen bedrijven.
Er dient voorts een band gelegd tus
sen landbouw struktuurpolitiek en
de politiek van produktiebeheersing.
Om een te intensief grondgebruik in
de veehouderij te voorkomen wil de
Landbouwkommissie een preventie
ve heffing van 40% op de meerpro-
duktie boven de 15.000 kg melk per
ha. Ook wil de Landbouwkommis
sie, evenals de Europese Kommissie
dat de subsidies voor de afzet van
boter tegen verlaagde prijs wordt af
geschaft en wel in twee etappes.
Ook wil men geleidelijk het kontin-
gent Nieuwzeelandse boter afbre
ken.
men en planten, onder het verlaagde
tarief zouden vallen. Op deze wijze
zouden ook de konkurrentie versto
rende elementen uit het systeem zijn
gehaald.
Het AOV verwacht voorts zeer na
delige gevolgen voor de agrarische
sektor, indien zou worden besloten
tot uniformering van het btw-tarief.
Als gevolg van een wijziging in het
aankooppatroon zullen de bedrijfs
resultaten alsmede de werkgelegen
heid in deze sektor verder onder
druk komen te staan en wellicht lei
den tot bedrijfssluitingen. Het AOV
meent dat dit niet in het belang van
de konsument is.
Het Algemeen Orgaan Voedselvoor
ziening (AOV), de overkoepelende
federatie van agrarische handelsor
ganisaties, is gekant tegen een sys
teem met één uniform btw-tarief. In
plaats van uniformering van het btw-
tarief stelt het AOV voor het oude
systeem, te weten met een algemeen
en een verlaagd tarief, te handhaven.
Desondanks pleit het AOV voor een
wijziging, aangezien de huidige
praktijk inderdaad te wensen over
laat. Het btw-systeem zou aanzien
lijk aan samenhang winnen, indien
alle levensbehoeften, inkiusief bloe-
mulans uitgaat dat onderhouds
kosten als verbeteringskosten
worden gepresenteerd. De be
treffende bepaling voor snel af
geschreven kosten van verbete
ring van een gebouw welke thans
niet in aanmerking komen voor
W.I.R.-premie komt te vervallen.
2. Teneinde beter het oneigenlijk
gebruik van de W.I.R. te kunnen
bestrijden zullen de bepalingen
met betrekking tot de investerin
gen in (bestaande en nieuwe) ge
bouwen, die bestemd zijn voor de
verhuur en/of andere vormen
van terbeschikkingstelling, wor
den verscherpt. Dit om te voor
komen dat door tussenvoeging
van een b.v. toch een W.I.R.-pre
mie zou worden uitbetaald. Hier
bij moet met name worden ge
dacht aan non-profit -instellin
gen zoals pensioenfondsen en
beleggingsinstellingen die bij
rechtstreekse belegging in gebou
wen geen recht op W.I.R.-premie
hebben omdat deze instellingen
geen vennootschap belasting beta
len. Evenzo wordt het onmoge
lijk gemaakt aan lagere overhe
den om vanaf 1 januari 1984 in
aanmerking te komen voor
W.I.R.-premie bij investering in
gebouwen en andere onroe
rende zaken met een sociale, kul-
turele of de (rekreatieve) sport
beoefening dienden funktie.
3. Door de gelijkschakeling van de
basispremies op één uniform
percentage kan ook de desinves-
terings= betalingstermijn aan
elkaar gelijk worden. In het
voorstel is deze termijn nu gesteld
op 8 jaren. Tot dit moment was
deze periode 6 tot 12 jaar afhan
kelijk van de kategorie bedrijfs
middelen waarin was geïnves
teerd. In het kader van het over
gangsrecht is bepaald dat de
nieuwe termijn van 8 jaar in be
ginsel vanaf 1 januari 1984 volle
dig van toepassing zal zijn, tenzij
de ondernemer kiest voor de
thans van toepassing zijnde pe
riode. Deze keuze-vrijheid zal de
ondernemer zeker gebruiken
voor die bedrijfsmiddelen waar
voor tot 1 januari 1984 de terug
betalingstermijn 6 jaar bedroeg.
4. Bepalend voor de termijn van te
rugbetaling is de aanvang van het
kalenderjaar (boekjaar) waarin
de investering plaats vond. Dit
betekent dat van de investeringen
in het kalenderjaar 1978 op basis
van de 6 jaarstermijn bij verkoop
danwel inruil in het jaar 1984
geen terugbetaling van W.I.R.-
premie meer behoeft te geschie
den. Bij een gebroken boekjaar is
deze regel overeenkomstig van
toepassing. Zo zal van het boek
jaar 1978/1979 aanvangende 1
mei 1978 de 6 jaars= periode
verstreken zijn op 1 mei 1984.
Bepalend voor de vraag of een
investering danwel desinveste
ring heeft plaats gevonden is het
moment waarop de verplichting
wordt aangegaan of te wel de
overeenkomst wordt gesloten. De
datum van feitelijke (aflevering
van het bedrijfsmiddel is derhal
ve niet van belang voor de bepa
ling van het moment van investe
ren. Het (af)leveringsmoment
kan hooguit een rol spelen bij de
vraag in welk jaar de W.I.R.-pre
mie kan worden uitbetaald.
B. Veerbeek