11$
"Het moderne gezinsbedrijf
zal groter moeten worden!"
...helder - zoet - water...
h
zuidelijke landbouw maatschappij
drs. A.A. Jaarsma, hoofd SEV van landbouwcomité:
ZLM-afdelingsvertegenwoordigers:
Bij bepaling prijs
"Faber-gronden" dient
grondkamer-methode te worden
gevolgd!
Prijsopdrijvend effekt
z.l.m
m m 10 FEBRUARI 1984
H 69e JAARGANG
tuinbouwblad
Donderdag 2 febr.j.l. is in Kapelle de Infiltratieproef Zoetwater Zeeland officieel in gebruik gesteld. Met de
proef wordt beoogd inzicht te krijgen in de mogelijkheden om in de winter zoetwateroverschotten te injekteren
in de bodem. Ten behoeve van de landbouw zou dit reservoir in het groeiseizoen dan kunnen worden
aangesproken voor beregening en bevloeiing. Het projekt werd in gebruik gesteld door het G.S. lid de heer J. D.
de Voogd. Deze zei daarbij o.m. dat wanneer de proef slaagt dit vergaande en zeer gunstige perspektieven kan
bieden voor vele andere gebieden in ons land waar in de zomer een zoetwatertekort optreedt. Het is ook bepaald
niet uitgesloten dat het infiltratiesysteem een goede toepassing zal kunnen vinden in ontwikkelingslanden met
een ongunstig neerslagregiem.
"Elke ondernemer die op vrijwillige basis verpachte
grond koopt van de staat is tegen zichzelf. Het is on
juist dat de overheid door niet zelf aan te bieden maar
het initiatief aan de pachter over te laten artikel 56
van de pachtwet probeert te ontlopen, een artikel dat
door overheid en bedrijfsleven samen in het leven is
geroepen öm de individuele ondernemer te bescher
men!" Dit zei de voorzitter van de ZLM de heer A.J.G.
Doeleman maandag 6 februari jl. op de studiedag van
de ZLM in "de Prins van Oranje". De ZLM-voorzitter
doelde daarbij op de geruchtmakende verkoop in de
Noord-Oostpolder van het bedrijf C40 (een verkoop
die overigens onder druk van de publieke opinie niet
door is gegaan). Volgens de motie-Faber zal het bij
verkoop van dit en andere pachtbedrijven vrijkomen
de geld besteed worden aan de aankoop van natuur
terreinen.
Centraal op de studiedag stond "Het Agrarisch bedrijf en
- gezin, nu en straks'en de ZLM voorzitter wees er in zijn
openingswoord op dat ook de motie Faber grote gevolgen
kan hebben voor het gezinsbedrijf en het voortbestaan
daarvan. De motie zal zelfs nadelige gevolgen hebben
voor de gehele land- en tuinbouw. Ze kan doorwerken bij
de overdracht van bedrijven op bedrijfsekonomische ba
sis, die nu al dikwijls lager ligt dan de fiscus bereid is bij
overdracht te accepteren.
"Op deze wijze, zo betoogde de heer Doeleman, vloeit er
teveel vermogen uit de landbouw en dat kan verstrek
kende gevolgen hebben voor de gezinsbedrijven want
juist hun kracht is een gezonde financiering". Het gevaar
is groot, aldus de heer Doeleman, dat een enkele pachter
de prijs van 25.000,— per ha wil betalen dit ondanks
het feit dat berekeningen hebben uitgewezen dat een
akkerbouwbedrijf met veel lagere grondprijzen dan
25.000,— per ha bij gemiddelde opbrengsten en prij
zen alleen met vrij veel eigen vermogen een gezinsinko
men kan behalen. "Het is geen luxe, hield hij zijn gehoor
voor, dat in de akkerbouw de bedrijven met rond de 80%
eigen vermogen financieren!"
De heer Doeleman meende voorts dat studiedagen in het
algemeen een goede mogelijkheid bieden om met elkaar
over bepaalde zaken van gedachten te wisselen. Het
trekken van konklusies over het KNLC vraagpunt leek
hem moeilijk omdat dit onderwerp een zeer breed terrein
bestrijkt. Dediskussiewordtnog eensextra bemoeilijktdoor
de grote onzekerheid die er op het moment alom heerst
rond de EG-prijsvoorstellen en de maatregelen die over
ons heen dreigen te komen teneinde de produktie van
met name melk en granen te beperken. Daar komen dan
nog eens de zorgen omtrent de bezuinigingen van de
rijksoverheid bij", zo besloot hij.
De heer A.A.Jaarsma, hoofd sociaal-ekonomische-voor-
lichting van het 100 jarige KNLC, wierp vervolgens in
een doorwrochte inleiding een aantal vragen op over de
landbouw in de verdere toekomst en de plaats van het
gezinsbedrijf daarin. Als centraal vraagpunt hield hij de
meer dan 1 50 vertegenwoordigers van de afdelingen
voor welk type land- en tuinbouwbedrijf voor de toekomst
wenselijk is. Daarbij gaf hij ter overweging de volgende
alternatieven:
"De vertegenwoordigers van de 93 plaatselijke afdelingen
van de Zuidelijke Landbouw Maatschappij zijn van me
ning dat bij prijsbepaling van de zgn. "Faber-gronden" in
ieder geval de grondkamer-methode dient te worden ge
volgd. In ZLM-kring komt het bijzonder vreemd over
wanneer juist de overheid de werking van de pachtwet
ontgaat en/of ontkracht ook al gebeurt dan dan op for
meel legale wijze".
Dat is de kern van een brief die maandag, 6 februari j.l. in
de Prins van Oranje te Goes op een ZLM-studiedag over
"het agrarisch bedrijf en - gezin, nu en straks" door de
aanwezigen vrijwel unaniem werd vastgesteld. Middels
deze brief die gericht is aan de leden van de Vaste
Tweede Kamer Commissie voor Landbouw, dringen de
vertegenwoordigers van de ZLM-afdelingen erop aan
maatregelen te nemen ter voorkoming van voor de land-
bouwpraktijk ongewenste neveneffekten bij de uitvoe
ring van de motie Faber, waarvan het doel is gelden die
vrij komen bij verkoop van domeingronden te bestem
men voor aankoop van natuurgebieden.
In ZLM-kring vreest men vooral ook het (strukturele)
prijsopdrijvende effekt met betrekking tot (verpachte)
landbouwgronden. Zo'n strukturele opdrijving is bepaald
niet in het belang van de kontinuïteit van het agrarisch
gezinsbedrijf.
Met name voor akkerbouwbedrijven is het van levensbe
lang dat de kostenfaktor van het belangrijkste produktie-
middel - de grond - zo laag mogelijk is. In de brief aan de
Vaste Kamer Commissie wordt in dit verband nadrukke
lijk gewezen op berekeningen van het LEI.
Tijdens de studiedag werd zeer druk gediscussieerd
het grootbedrijf dat werkt met vreemde arbeidskrach
ten en vreemd kapitaal,
het kleinschalige bedrijf dat gezien de toenemende
vrije tijd geheel als nevenbedrijf wordt uitgeoefend;
het vrij kleine bedrijf dat niet voldoende inkomen op
levert en waar de overheid voor een voldoende aan
vulling moet zorgen en
het moderne agrarische gezinsbedrijf waar de onder
nemer met of zonder arbeidskrachten een volwaardig
inkomen kan verdienen. Zijn voorkeur liet hij weten,
gaat naar het laatste.
Drs. Jaarsma ging vervolgens uitvoerig in op de bearijfs-
struktuur en hij verheelde niet dat willen we in de toe
komst moderne gezinsbedrijven houden, het noodzake
lijk is dat het aantal bedrijven vermindert en dat de blij
vers vergroot worden. Hoewel er door intensivering nog
wel mogelijkheden zijn is het toch zo, aldus Jaarsma, dat
er in ons land nogal wat bedrijven zijn met een te geringe
oppervlakte die in veel gevallen geen toekomst hebben,
althans op langere termijn niet.
(vervolg op pag. 7)