Rassenkeuze snijmaïs;
belangrijke vooruitgang bij
ontwikkeling nieuwe rassen
Grote rol voor Nederlands
zaaigoed in Derde Wereld
II h
Het afgelopen jaar is wel gebleken dat snijmais onder gunstige weers
omstandigheden enorm snel kan groeien. Aanvankelijk leek het erop
dat gerekend moest worden op een zeer matige opbrengst. De start was
immers slecht. De meeste mais is meer dan een maand later gezaaid dan
normaal. Dat betekent meestal een sterke opbrengstvermindering.
Proeven hebben dat in het verleden duidelijk aangetoond. De weers
omstandigheden bleven echter bijzonder. Door de gunstige zomer is de
snijmaïs op de meeste percelen toch nog tot een goed gewas uitge
groeid. De topopbrengsten van 1982 konden natuurlijk niet meer be
reikt worden. Op enkele percelen is de opbrengst echt tegengevallen.
De oogst is rond half september begonnen. De eerste percelen zijn wat
te vroeg geoogst maar de meeste maïs is voldoende rijp in de kuil
gekomen.
zijn grote verschillen in gevoeligheid
voor stengelrot. Kou in de voorzomer
(eind mei-begin juni) geeft bij ge
voelige rassen meer groeiremming
en daardoor een relatief lagere op
brengst. Op koude en natte gronden
dient men bij de rassenkeuze met
deze eigenschap rekening' te houden.
Builenbrand komt vooral voor in
warme droge zomers. Vorig jaar
kwam meer aantasting door builen
brand voor dan normaal. Het wordt
veroorzaakt door een schimmel
waarvan de sporen enkele jaren
kiemtrachtig kunnen blijven in de
grond. Bij een aantasting van meer
dan 30% van de planten kan men de
maïs beter niet vers voeren. Kies op
percelen waar in het verleden vaak
een zware aantasting met builen
brand is geweest een minder gevoelig
ras.
Raseigenschappen
Het huidige rassensortiment heeft
zich vorig jaar goed bewezen. De
rassenkeuze is de laatste jaren veel
ruimer geworden. Vanaf 1980 zijn er
liefst 9 nieuwe rassen in de rassenlijst
opgenomen. In de beschrijvende
rassenlijst van 1984 staan nog slechts
2 rassen van voor 1980, nl. LG 11 en
Frohica. Er is een belangrijke voor
uitgang geboekt bij de ontwikkeling
van nieuwe snijmaïsrassen. Daarbij
is niet alleen het opbrengstvermogen
verbeterd maar vooral ook de vroeg
rijpheid. Acht van de 11 rassen staan
in de vroege groep. Vroegrijpheid is
onder onze klimaatsomstandigheden
erg belangrijk. Het gaat uiteindelijk
om de netto voederwaarde-op-
brengst per ha. Om de conserve-
ringsverliezen zoveel mogelijk te be
perken moet de maïs bij de oogst
voldoende rijp zijn (minstens 25%
droge stof). Bij lagere drogestofge
halten nemen de inkuilverliezen toe.
Rassenstatistiek
De 2 oude rasse*i LG 11 en Fronica
hadden in 1980 nog meer dan
Ovarzicht van d« ratatgarischappan bij «ni)mai« (Rassenlijst 1 984
Hoge ci|te<s betekenen
goede stevigheid, grote
resistentie'weinig gevoe-
1-9 voor kou. lang groen-
bli|ven van het blad of
vroege «iping De ci|fers
en getallen njn gam. van
1978 lm 1963
Legering
s
p
SS
--
<r E
Vroege middenlate oogst*
A lila 8
A LG*!! 8
A - Brutus 7
A - Anko 7
O - Leader 6'
N - Splenda 8
N - Vivia 8'
N - Protasil 8
Middanlata lata oogst*
A Donna 8
A Fronica 6'
N - Markant 7»
7»
8
5»
5s
8
V
5»
<51
5
6
6»
7
8
7»
9
&f if
18. |8.
II II
<51 o 1
99
92
100
109
102
6» 103
7 96
7* 106
100
92
97
97
90
103
102
101
Gam. droge
stofgehalte
in%
kolf gehele
plant
51.1
52.7
50.4
51.6
53.3
61.7
51.2
52.8
30.3
31.4
30.8
31.0
32.3
31.0
30.0
29.9
50.0 29.2
50.5 29.3
51.9 29.2
96
99
96
106
101
99
101
99
105
100
97
99
99
96
105
101
101
102
- D* ./nWi.ig /Ml
9 i>oeillvdyo9P9n u 9909*9
P Iwl drOff9StO/99h9lt9 9
d9 99*9*9 p*9*t
De voederwaarde (VEM) per kg
drogestof neemt over het algemeen
ook af bij een lager ds-gehalte.
Bovendien wordt van drogere maïs
meer drogestof opgenomen. Gevoe
ligheid voor legering moet bij de ras
senkeuze ook betrokken worden.
Legering geeft bij de oogst extra
problemen. Vaak moet van één kant
worden gereden waardoor de oogst
meer tijd vraagt. Bovendien neemt
het risico van hogere oogstverliezen
toe. In de kustprovincies is over het
algemeen meer wind dan in het bin
nenland, waardoor de kans op lege
ring groter is. Op percelen vlak
achter dijken is dit risico vaak extra
groot. Legering kan ontstaan door
onvoldoende stevigheid of door
stengelrot. Onvoldoende stevigheid
is een gevolg van slapheid van de
stengel of van wortelzwakte. Bij late
zaai is de kans op legering door wor
telzwakte het grootst. Gebruik dan
een vroegrijp en stevig ras. Boven
dien moet dan dunner gezaaid wor
den omdat een dichte stand ook le
gering in de haifd werkt. Stengelrot
komt vooral voor bij een rijp of vroeg
afstervend gewas. Het is te herken
nen aan het omknikken van stengels
en naar beneden hangende kolven.
Wanneer na het waarnemen van de
ze sympthonen snel geoogst wordt,
vallen de verliezen nog wel mee. Er
Rassen en gewassenbijlage
van het snijmaïsareaal. In 1983 is dit
teruggelopen tot 22% (17% voor LG
11 en 5% voor Fronica). LG 11 is
jaren achtereen het meest geteelde
maïsras geweest met als top 61% in
1976. Fronica heeft haar top in 1980
gehad met 32% van het areaal. Irla
was in 1983 het meest geteelde maïs
ras met 24% gevolgd door LG 11 met
17%, Dorina met 16% en Brutus met
14%. Van de 4 rassen die in 1983 voor
het eerst in de rassenlijst stonden
kwam Splenda al direkt op 12% van
het areaal. De oppervlakte snijmaïs
bedroeg in 1983 ruim 156.000
ha, bijna 10.000 ha meer dan in 1982.
De Brabantse zandgronden vormden
het belangrijkste teeltgebied met on
geveer 30% van het totala areaal. In
Zeeland werd vorig jaar ruim 3000
ha snijmaïs verbouwd, bijna 400 ha
meer dan in 1982.
Rassenkeuze
De rassenkeuze wordt vaak overge
laten aan de loonwerker, die ook het
zaad levert. Vaak neemt hij het zaad
van één zaaizaadfirma af waardoor
zijn sortiment beperkt is. Het is wel
begrijpelijk dat de loonwerker het
sortiment liefst beperkt houdt. Hij
heeft dan minder vaak zaad te wis
selen en de zaaimachine minder
vaak af te stellen. Toch zal de maïs-
teler bewuster moeten zijn bij de
rassenkeuze. Eventueel in overleg
met de loonwerker moet hij het ras
kiezen dat onder de teeltomstandig
heden op zijn bedrijf het beste past.
De rassenlijst is daarbij een onmis
baar hulpmiddel. In de beschrijven
de rassenlijst 1984 zijn geen nieuwe
snijmaïsrassen opgenomen. Eén ras
is uit het beschrijvende deel verdwe
nen, nl. Cireé. De maïsrassen zijn
ingedeeld in 2 groepen, gebaseerd op
het drogestofgehalte van de hele
plant bij de oogst. Voor de rassen is
een letter vermeld. A voor de naam
betekent geschikt voor algemene
verbouw. N betekent een nieuw ras
dat aanbevolen kan worden. O geeft
aan dat het een ras is van geringe of
plaatselijke betekenis.
In onderstaand overzicht zijn de ras
sen vermeld met een waarderingscij
fer voor de verschillende eigen
schappen. In de kolommen 11 en 12
is het opbrengstvermogen van de
rassen weergegeven.
Irla is goed stevig, weinig vatbaar
voor stengelrot en builenbrand en
vrij weinig gevoelig voor kou.
Voor LG 11 geldt hetzelfde, doch is
nog minder gevoelig voor kou. Bru
tus is vrij goed stevig, weinig gevoelig
voor kou en behoorlijk bestand" tegen
builenbrand en stengelrot. Voor An
ko geldt hetzelfde, maar het blad
sterft wat vroeger af. Leader heeft
een zeer hoog droge stofgehalte,
maar is nogal vatbaar voor stengel
rot. Splenda is goed stevig, iets ge
voelig voor kou en nogal vatbaar
voor builenbrand. Viva is zeer ste
vig, iets gevoelig voor kou en weinig
vatbaar voor stengelrot en builen
brand. Prolasil is goed stevig en vrij
weinig gevoelig voor kou, builen
brand en stengelrot. Dorina is goed,
stevig, iets gevoelig voor kou, weinig
vatbaar voor stengelrot en vrij weinig
voor builenbrand. Fronica is wat
minder stevig, wat gevoelig voor kou
en builenbrand en weinig voor sten
gelrot. Markant is behoorlijk stevig,
blijft zeer lang groen.
Er worden ook nog een aantal ande
re rassen in de handel gebracht en
aangeprezen. Over het algemeen zijn
dit rassen die de rassenlijst niet ge
haald hebben en dus met bepaalde
eigenschappen onder de maat zitten.
Teeltoptimalisatie
Behalve de rassenkeuze is ook het
nemen van de juiste teeltmaatrege
len van groot belang voor het behalen
van een hoge opbrengst. Zo vragen
punten als besmetting, zaaibedberij-
ding, zaaien, onkruidbestrijding enz.
de nodige aandacht. Op tijd zaaien,
(laatste week april le week van mei),
en goed zaaien geeft op normale
gronden en in normale jaren de
hoogste opbrengst, mits het zaad van
goede kwaliteit is. Het wachten is op
een kiemkrachtbepaling en aandui
ding die voor Nederlandse omstan
digheden betrouwbare informatie
geeft. Deze aanduiding moet dan op
het label vermeld worden. Het is al
tijd verstandig de zaadlabels na het
zaaien te bewaren.
ing. J. Zonderland
In 1983 is in Zuid-Beveland een snij-
maïsstudieclub opgericht. Deze club
bestaat uit een 30-tal telers die 5 keer
bijeen geweest zijn. In het veld zijn
met name zaken als opkomst, on
kruidbestrijding, raseigenschappen,
oogststadium en opslag aan de orde
geweest. Alle deelnemers hebben zelf
een perceel intensief gevolgd en de
gegevens genoteerd. De resultaten
worden samengevat en binnenkort
met de deelnemers besproken. De
uitwisseling van ervaringen is erg
goed aangeslagen. Het is de bedoe
ling dat dit jaar ook in andere gebie
den snijmaïs-studieclubs opgericht
worden.
Door doelbewuste rassenkeuze en
teeltuitvoering moet verhoging van
de snijmaïsopbrengsten mogelijk zijn.
J. Zonderland
CAR Goes en Zevenbergen
Specialist voedervoorziening
De Nederlandse zaaigoedindustrie kan in hoge mate profiteren van de
internationale programma's om de zaaizaadsektor in ontwikkelings
landen te intensiveren. Van groot belang daarbij is dat het Nederlandse
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is toegespitst op het opzetten van
researchkapaciteit. Momenteel neemt Nederland in het totaal van de
wereldproduktie van zaaizaden, die een omvang heeft van 50 miljard
dollar, nog maar een bescheiden plaats in met nog geen half miljard. Als
het echter gaat om de kwaliteit is Nederland een van de koplopers in de
wereld.
Dat konstateren drs. T. Groosman en
drs. H. van den Meerendonck van
het Tilbvirgse Instituut voor Ontwik
kelingsvraagstukken, die in opdracht
van de Voedingsbond FNV een on
derzoek hebben verricht naar de
Nederlandse zaaizaadsektor.
De ontwikkelingslanden vormen een.
groeiende markt, maar die is pas de
laatste jaren door de Nederlandse
zaaizaadbedrijven aangeboord. In de
tuinbouwzaden en pootaardappe-
lensektor vindt momenteel min of
meer gestruktureerde export plaats,
voor de landbouwzadensektor vor
men ontwikkelingslanden een rest
markt. Dit hangt ook enigszins sa
men met de relatief grote markten
voor "Nabouw" van zaad in ontwik
kelingslanden, waardoor de zaai-
zaadmarkt daar 'n vrij zwakke
marktstruktuur kent, analoog aan de
Nederlandse zaaizaadmarkt van net
na de Tweede Wereldoorlog.
Door de toename van de vermeer
dering in het buitenland en de sterke
groei van de Nederlandse zaaizaad
export is de Nederlandse sektor
steeds meer internationaal geworden
en geïntegreerd in wereldwijde pro-
duktie- en distributienetwerken.
Multinationale ondernemingen (met
name Shell en Sandoz) namen in de
zeventiger jaren Nederlandse zaai-
bedrijven over. Vooral de uitbrei
ding van het assortiment en de
hoogwaardige kennis in de Neder
landse bedrijven waren voor de
multinationals belangrijke motieven
de bedrijven op te kopen.
De kapitaalkracht, het internatio
naal opereren en het internationale
marketingsysteem van multinatio
nale ondernemingen versterken dit
proces van internationale herstruk-
turering en vergroten daarnaast de
mogelijkheid van afzet op nieuwe
markten. Immers, hoewel de tradi
tionele markten van de Nederlandse
zaaizaadsektor (de Nederlandse ver
bruikers) nog wel groeit is de sterke
groei vooral te vinden op export
markten: de EEG, een aantal ont
wikkelde landen en het Oostblok.
(Economisch Dagblad)
Van de firma C.W. PANNEVIS'
Zaadteelt en Zaadhandel B.V. te
Enkhuizen ontvingen wij een drie-tal
teeltinformatieboekjes over de pro-
dukten spruitkool, uien en de kon-
serventeelt van erwten, stamslabo-
nen en spinazie.
Naast een omschrijving van de ras
sen wordt een groot aantal richtlij
nen gegeven over onderwerpen als
zaaien, bemesting en bestrijding van
ziekten, plagen en onkruiden.
Met deze teelttechnische informatie
boekjes hoopt de firma Pannevis te
gemoet te komen aan een toene
mende vraag naar teeltgegevens over
de verschillende produkten.
De boekjes uit deze serie zijn gratis
beschikbaar voor de telers van
bovenstaande produkten. U kunt
hiervoor kontakt opnemen met de
vertegenwoordiger van Pannevis in
uw rayon of rechtstreeks met het
kantoor te Enkhuizen, tel.
02280-12145.
17