Mai steelt, heden en verleden
Mais en Zeeland hebben op zich
weinig met elkaar te maken. Sa
men met Holland heeft Zeeland
de invasie van mais, die de rest
van Nederland onder de voet
heeft gelopen, kunnen weerstaan.
Met 3000 ha heeft Zeeland maar
6% van het areaal van Brabant,
2% van Nederland en 0,1% van
Frankrijk.
Zea en Zeeland
Er zijn geleerden die menen dat
mais al lang vóór Columbus van
uit Midden Amerika het Eurari-
sche continent is binnengeslopen.
Oude namen voor mais zoals
Turkse tarwe en het Grieks/La
tijnse "Zea" als de wetenschap
pelijke benamin voor Zea mays
houden deze discussies gaande.
Turks of Zeeuws, tarwe is geen
mais en de Grieken gebruikten de
naam Zea voor spelttarwe. Dus
daar kan het verband niet liggen.
Met evenveel recht zou men
kunnen verdedigen dat Zea van
Zeeland, desnoods van het En
gelse (New) Zealand, is afgeleid.
Jammer, dat de auteur Gideon
dat niet heeft gezien toen hij in
1973 zijn verrukkelijke "Home
rus, zanger der Kelten; Odysseus
op Schouwen-Duiveland" publi
ceerde. Want hij (en anderen
vóór hem) laat vóór onze jaartel
ling de zwervende Ulysses de
naamgever zijn van Vlissingen
alsook de Godin Circe van Zie-
rikzee. Vóór onze held de
Zeeuwse wateren binnenvoer was
hij weggevlucht uit het eiland van
de Laestrygonen, wat nog steeds
volgens dezelfde auteur in Mid
den Amerika zou hebben gele
gen. Juist, u raadt het al. Daar
komt de mais oorspronkelijk
vandaan. Natuurlijk heeft onze
vriend van Midden Amerika mais
meegebracht naar Zeeland en
daarom heet mais officieel over
de gehele wereld ZeaVoer
voor heemkundigen.
Eb en vloed
Maar ook al is er een bekend
Frans maisras dat naar Circe is
genoemd, een profeet wordt
nooit in eigen land geëerd. De
boodschap van de mais zou elders
gaan worden verkondigd en eerst
vrucht gaan dragen in meer zui
delijke regionen.
We constateren dat de maisteelt
ook in zuidelijke landen een
beeld vertoont van eb en vloed. In
de eerste helft van de 19e eeuw,
en nauwelijks eerder, lijkt de
maisteelt met een 750.000 ha vast
in Frankrijk verankerd, maar
tegen de tijd van de tweede
wereldoorlog is zij weggeëbd tot
nog geen 300.000 ha (10% van
nu). Ook de belangrijkste teelt-
gebieden zelf, les Landes en de
Elzas - waren economisch in ver
val geraakt. Mais was vooral een
gewas van gemengde bedrijven
waar de maiskorrel gevoerd werd
aan kippen en varkens. In
stroompjes zo smal als kreekjes
zal mais ook Nederland binnen
geslopen zijn, maar de teelt bleef
eerder beperkt tot tuintjes dan tot
akkers.
Warmte en vocht
Om tot een korrelopbrengst te
komen die kan concurreren met
tarwe heeft mais behoefte aan
veel warmte en vocht. Hier ligt
een van de oorzaken van de eb-
en vloedwerking. De behoefte
aan warmte houdt de mais zui
delijk, maar de drang naar vocht
verlokt de mais naar het noorden
en het westen, naar meer atlanti-
sche klimaten. Wanneer in april
de dagen gaan lengen en de tem
peraturen stijgejj, is wintertarwe
paraat met een gesloten blader
dek, maar ziet mais nog nauwe
lijks kans boven de grond te ver
schijnen. Cauderon, de befaamde
leider van het INRA in Versailles,
dat de stoot heeft gegeven tot het
kontrast in de polder
ontwikkelen van LG-11, meent
dat rond 1940 mais de strijd met
wintertarwe definitief leek te
gaan verliezen.
Hybriden: Europese primeur van
G. v.d. Eynden.
Maar dan komt de tweede
wereldoorlog, gevolgd door het
enthousiasme van de wederop
bouw, het Marshallplan en de
enorme uitbreiding van de vee
houderij om aan de stijgende be
hoefte van vlees en melk te vol
doen. De eerste suksesverhalen
van maishybriden waaien over
van de andere zijde van de
Oceaan, maar zij worden niet
opgepikt door Wageningen,
Cambridge of Versailles of door
grote veredelingsbedrijven, maar
door een scholier, Guust van den
Eynden in Moerstraten, in het
zicht van de Schelde. En daar
mee, beste lezer, zijn we weer
dichtbij of in uw gebied beland.
Op het ouderlijk bedrijf was van
den Eynden al gefascineerd bezig
geweest met fokken, enten en
kruisen. Maar met maishybriden
had hij het meeste sukses. Zo on
bekend was het idee van hybri
den dat toen hij zijn studie en
hybridenarbeid aan de Land
bouwhogeschool wilde voortzet
ten en zijn eerste hybriden bij het
IVRO aanmeldde, hij zijn eigen
hoogleraren nog moest overha
len. Toch werd de eerste hybride,
Goudster, in 1952 in de Rassen-
lijst opgenomen. In die tijd kende
Nederland een korte opleving van
de maisteelt voor de korrelwin
ning, zwaar gesubsidieerd in het
kader van het Mafshallplan.
Overal, ook in Zeeland, worden
maiskernen opgericht. Het begon
met Amerikaanse dent hybriden
zoals de Wisconsen 240 die een
groot opbrengst potentieel had
den.
Flint x dent
De verdiensten van van den
Eynden is geweest dat hij als eer
ste in Europa de ontdekking heeft
gedaan dat de beste hybriden
verkregen worden uit kruisingen
van Europese flints met Ameri
kaanse dents.
De flints dragen er toe bij dat re
latief vroeg kan worden gezaaid,
terwijl de dents de rijping ver
snellen. Hierdoor wordt het keurs
lijf van de late lente en de vroege
herfst, welke de maisteelt in ons
van groei tot bloei
klimaat beperken, wat losser.
Jammer genoeg keerde het tij
even verraderlijk als het was op
gekomen en bleven de maisren-
nen als skeletten achter de
graanschuren vergeefs wachten
op een oogst. Niemand wist toen
dat een heel ander gebruik, die
van de snijmais, de landbouw van
het gemengde bedrijf zo drastisch
zou gaan veranderen.
Maar dit moest beginnen met het
zaad. Van den Eynde was inmid
dels in dienst getreden van het
C.I.V. op het Landgoed Zeider in
Ottersum, nu Zeider B.V., en had
C.I.V. 2 (Prior) ontwikkeld, dat
een van de belangrijkste rassen
werd in Duitsland waar de kor
relteelt op de gemengde bedrij
ven was blijven bestaan. Zeider
was jarenlang het meest noorde
lijk gelegen maisveredelingssta-
tion van Europa.
Opkomst van de snijmaisteelt
Toen de korrelmaisteelt in Ne
derland in 1955 volledig was
weggezakt en sommige maiskwe-
kers hun arbeid zelfs staakten,
hadden weinigen kunnen voor
zien dat vijftien jaar later mais
een rentree zou meemaken, zo
glorieu als in geen ander gewas in
de Nederlandse landbouwge-
schiedenis ooit eerder is ver
toond. De vloed zou dit keer niet
te stuiten zijn. We hoeven dat hiei
niet te herhalen. Iederee weet dal
de teelt van mais, nu als snijmais
het grondgebruik en het bedrijfs
systeem in Oost- en Zuid Neder
land onherkenbaar heeft veran
derd. Zonder de gelijktijdige ver
anderingen in de veehouderij en
zonder de landbouwrationalisa-
tie, mechanisatie en onkruidbe-
strijding met triazinen, zou dit niet
mogelijk zijn geweest, want de
teelt van snijmais is in vergelij
king met die van andere land
bouwgewassen feitelijk zo pro
bleemloos. Het was al eerder met
sukses geprobeerd maar de tijd
van 1970 was juist rijp voor een
grootschalige ontwikkeling. Uit
eindelijk is het vooral een kwestie
van economische verhoudingen.
Perspectief voor de akkerbouwer
op de klei
Er wordt van vele zijden naarstig
gezocht naar meer keuzemoge
lijkheden voor de Zuidwestelijke
akkerbouwer: peulvruchten, pa
paver. Mais hoort men zelden
noemen, ook al is het areaal
hiervan groter dan van peul
vruchten. "Brengt financieel te
weinig op", is de bekende reaktie.
Teelttechnisch zijn de bezwaren
in het Zeeuwse zeker niet groter
dan elders. Ook al is er veel meer
wind dan in het Oosten van het
land, toch bespeurt men nauwe
lijks meer legering, tenzij onder
dijken.Men hoeft er op de ge
middelde gronden ook niet veel
later te zaaien. Wel zal in regen-
rijke herfstmaanden het oogsten
problemen geven als men graag
op tijd voor de winter korrekt
ploegwerk wil afleveren.
Zelfs in een jaar als 1983 met een
benard lijkende ruwvoedervoor-
raadpositie waren de prijzen die
akkerbouwer voor zijn snijmais
dacht te gaan ontvangen niet zo
verlokkelijk dat hij maisteelt ging
preferen boven die van aardap
pelen, zelfs niet toen dat na de
buitensporige vertraging van de
voorjaarswerkzaamheden eind
mei - begin juni een verstandig
alternatief leek. "Als mais duur
wordt, dan aardappelen nog
meer", zal hij gedacht hebben en
gelijk heeft hij gekregen. Het is
een kwestie van ekonomie.
Het is een interessante bezigheid
om tegengestelde standpunten te
aanhoren, die verkondigd wor
den naar aanleiding van de su
perheffing en andere beperkin-
Dr. Ir. J.G. Boonman.
Direkteur Zeider B.V.
Ottersum, Limburg.
gen waarmee Brussel de melk
vloed wil keren. Het blijkt dan
dat met de nodige fantasie men
evenveel argumenten kan beden
ken die pleiten voor een verdere
toename als voor een afname van
het maisareaal.
bestuiving is van groot belang
Splenda mais
De vraag wordt ons weieens ge
steld - nu er met de Splenda mais
een nieuwe generatie mais hybri
den uit Noord Amerika lijkt te
komen, die net als de hybriden
van van den Eynden en LG-11
opnieuw een doorbraak beteke
nen in vroegheid en opbrengst
over heel N.W. Europa - of er
weer kansen komen voor de kor
relteelt. Dat zal zeker het geval
zijn, ook voor de winning en en
silage van deegrijpe korrel, al dan
met vermengd met andere koll-
delen. Maar hetzelfde argument
geldt des te sterker voor de echte
maisteelt gebieden van de E.E.G..
Ons land produceert veruit de
beste snijmais, want in ons rela
tief koele klimaat komt de ver
teerbaarheid van de vegetatieve
delen van de maisplant beter tot
uiting dan in de warmere zuide
lijke streken.
De plantenveredeling gaat on
verdroten verder. Maar ook in
andere gewassen. Voorlopig zien
we Zeeland niet onder de mais
verdwijnen, maar de maisren-
nenbouwers van na de oorlog
wisten ook niet dat ze de basis aan
het leggen waren voor een heel
andere construktie. Toen mijn
vader in 1951 voor een lezing van
de maiskern in Tholen zijn eigen
teeltervaringen samenvatte, kon
hij niet weten dat een prijsval op
handen was, dat de korrelteelt in
Zeeland volledig zou verdwijnen,
maar ook niet dat de teeltinitia
tieven voor de maiskernen van
die tijd aan de Nederlandse
maisveredeüng een geweldige
duw vooruit aouden geven. Hier
door was het mogelijk dat de
kweekbedrijven èn met de rassen
èn met zaad- en teelttechniek
klaarstonden toen de teelt van
snijmais zijn ontstuitbare opmars
begon.
Rassen en gewassenbijlage
an