L. Anderson: "Standsorganisaties moeten
verworvenheden agrarisch onderwijs
op platteland koesteren!"
Uit de groene kool geklapt
Spil in Zeeuws agrarisch onderwijs met pensioen
Van oud naar nieuw
"Het was een veelzijdige job die
elke dag wel weer iets nieuws
bracht. Je was er nooit mee klaar.
Daarom is die tijd denk ik ook zo
snel voorbij gegaan". Leo Ander
son (64 jaren) inderdaad die van de
maandelijkse onderwijspagina in
het ZLM-blad en die van de dam-
rubriek in de PZC, zit nog een
paar dagen op zijn vaste stek, één
hoog achter de glazen deur in het
Landbouwhuis. Samen met A drie
van der Leeden heeft hij vele jaren
lang een duo gevormd dat het
huishoud- en nijverheidsonderwijs
en het lager agrarisch onderwijs in
Zeeland "runde". Daarnaast is
Anderson tientallen jaren hoofd
administratie van de ZLM geweest
en was hij kursuskoördinator in
het agrarische en semi-agrarische
onderwijsveld. Voltooid verleden
tijd want sinds 1 januari heeft A n-
derson achter deze funkties een
punt gezet. Iets eerder dan de pen
sioengerechtigde leeftijd, zo vertelt
hij welwillend.
Maar op zijn pensionering zitten
wachten heeft hij bepaald niet:
"Je bent met dit werk nooit klaar,
zegt hij met een korte armzwaai
en met priemende heldere ogen
waaruit de aktie volop straalt.
Maar toch terugkijkend en de
balans opmakend komt hij tot de
konstatering dat "zijn" onderwijs
in Zeeland goed op poten is ge
zet". De nieuwe uitbreiding op
Tholen heb ik meegemaakt en de
voorbereiding voor nieuwbouw
in Oostkapelle is afgerond. Ook
zijn overal de inventarissen ver
nieuwd. In strukturele zin zou ik
-niet weten wat er nu nog zou
moeten gebeuren".
Een agrarisch onderwijscentrum
Toch komen er steeds weer nieu
we ontwikkelingen en als een zeer
belangrijke nieuwe taak die hij
nu aan zijn opvolger Ph. Paauwe
over zal moeten geven is de be
geleiding bij de stichting van één
groot agrarisch onderwijscen
trum voor Zeeland. Want die ziet
hij graag gerealiseerd. Anderson
die al enige tijd bezig is de be
trokken mensen daar warm voor
te krijgen, meent dat een voor
waarde daarvoor is dat de Rijks
Middelbare Landbouwschool in
Goes een organisatieschool wordt
want dan pas kun je bijv. denken
aan integratie met de lagere
agrarische school in Kapelle en
met het kursusonderwijs. Waar
dat centrum dan zou moeten
worden gevestigd in Goes danwel
in Kapelle mag geen rol van be
tekenis spelen, meent hij. En vol
gens hem is het ministerie rijp
voor het afstoten van de Rijks
school. Binnen het KNLC wordt
thans doorgesproken of de Goese
school dan een "eigen" school of
een drie CLO school zou moeten
worden een en ander afhankelijk
van een toedeling van soortge
lijke scholen elders in het land
over de standsorganisaties.
"Maar de organisaties, verzucht
Anderson, hebben zoveel tijd no
dig... Mede tegen de achtergrond
van dreigende opheffingsvormen
en de onvoldoende tot onaan
vaardbare huisvesting van de
beide scholen in Kapelle en Goes
meent Anderson dat hier een
grote kans ligt tot integratie van
beide scholen tot een krachtig
onderwijskomplex, op een plaats
waar ook goede mogelijkheden
moeten zijn voor praktijkonder
wijs. "Ik denk dat we hier als
ZLM voortvarend en stimulerend
moeten werken om eerst de bes
turen en direkties elkaar te leren
vinden". Voorlopig zo konsta-
teert hij, komt er nog niet zoveel
tekening in. "Ik weet ook nog niet
hoe het afloopt maar één agra
risch centrum is een idee dat het
meer dan waard is om trachten te
realiseren. De tijd is er mijns in
ziens nu rijp voor".
Voedselkommissaris
Leo Anderson begon op zijn 22-
ste jaar (na militaire dienst) als
kantoorklerk bij het toenmalige
bureau van de Provinciale Voed
selkommissaris in Goes. Hij
keerde daarmee terug naar zijn
geboorteplaats waar hij in 1919
werd geboren in een gezin waar
van vader muziekleraar was. Kort
na zijn geboorte vertrok het gezin
naar Twente. Leo voelde ook wel
veel voor het onderwijs en in de
oorlog studeerde hij zelfs daar
voor. De oorlog gooide roet in
zijn opleidingsplannen en Leo
ging tevergeefs werk zoeken. De
jonge Anderson berustte daar
evenwel niet in en trok erop uit
naar Zeeland waar, zo was hem
verteld, nog wel wat meer moge
lijkheden waren en zo kwam hij
dan terecht bij de Voedselkom
missaris in het gebouw aan de
Grote Markt. Dit gebouw is on
langs verlaten door Albert Heijn.
Na de oorlog liep dat werk af
maar gelukkig werd hem ge
vraagd bij de aangrenzende ZLM
boekhouder te worden. Zijn be
noeming volgde op 27 augustus
1945 samen met W.C. Sinke en A.
Cappon. "Ik weet nog goed, zegt
hij opstaand en wijzend naar het
achtergebouw van de ZLM: daar
boven aan de Korte Vorststraat
kwamen we te zitten.
Uitdaging
Het enige wat we meekregen was
een doos met dokumenten van de
Landstand. Die hele opbouw van
zowel het agrarisch onderwijs als
van de administratie van de ZLM
zelf was een geweldige uitdaging
voor me. Ik weet nog goed, we
begonnen met een ZLM-begro-
ting van 39.500,— Dat ligt nu
op 3 miljoen. Wat een ontwikke
ling!" De eerste job die de pas
begonnen boekhouder kreeg was
het bepalen van de oorlogsschade
aan de diverse scholen want ook
dat behoorde tot het administra
tieve beheer van de "ZLM-scho-
len". "Dat moest allemaal uit het
niets worden opgezet direkt na de
oorlog en het boeiende daarvan
was dat je in feite als een kleine
zelfstandige iets geheel nieuws op
kon bouwen. De nieuw- en her
bouw van de 5 huishoudscholen
vereiste in die tijd veelvuldig
overleg met de overheid vooral
ook om van die zijde de vereiste
subsidie binnen te krijgen. Na de
huishoudscholen ontstonden suc
cessievelijk de landbouwscholen.
lande, Middelburg en Schoondij-
ke.
Vrienden
Na deze bloeiperiode waarin An
derson als een regisseur de groei
van het landbouwonderwijs in
goede banen leidde, kwam een
flinke terugslag. Anderson:
"Door de afnemende belangstel
ling voor de landbouw en de te
ruglopende interesse voor het
landbouwonderwijs kromp de
hele struktuur als het ware ineen.
Scholen moesten fuseren dan wel
worden opgeheven en ik verzeker
je in zo'n periode maak je be
paald geen vrienden. Elke school
stribbelde natuurlijk tegen en
iedere direkteur vocht voor zijn
eigen instituut. Toch moesten er
knopen worden doorgehakt en
pijnlijke beslissingen worden ge
nomen, door instanties als het
Rijk, de provincie, de gemeenten
en de ZLM. Daartussen in zat
ik...." Toch voelde Anderson zich
als koördinator en beheerder van
de financiën van de verschillende
scholen in zijn element. "Want
De heer Leo Anderson tijdens een van zijn laatste werkdagen op het kantoor
in karakteristieke werkhouding; blijmoedig, met humor maar
nauwgezet en punktueel.
Van part-time werden het volle
dige dagscholen die vielen onder
het rijk maar waarvoor als be
heerder de ZLM werd aangewe
zen." Met sekretaris mr. J.F.G.
Schlingemann zo herinnert An
derson zich nog goed, moesten we
zien de financiering van de stich-
tingskosten rond te krijgen. Sa
men zijn we toen menig gemeen
tebestuur afgegaan om de daar
voor noodzakelijke financiën bij
een te krijgen en om toezeggingen
voor de instandhouding te
vragen. Vaak toch wel met succes
getuige de reeks scholen die toen
opgericht werd: Zierikzee,
Scherpenisse, Kruiningén, Oude
ondanks alle kontakten met
ambtelijke instanties heb ik me
nooit een ambtenaar gevoeld. Ik
ben altijd primair in dienst ge
weest van de ZLM en in mijn
werksituatie is dat een voordeel
gebleken want via het Land
bouwschap was een veel direktere
en effektievere belangenbeharti
ging bij de Direktie Landbouw
onderwijs mogelijk dan dikwijls
bij een rijksschool. Men heeft
dezelfde doelstelling en spreekt
eikaars taal. Vandaar volgens
Anderson ook toch wel het stre
ven van de Minister van Land
bouw om meer Rijksscholen naar
de organisaties over te hevelen.
Eerzucht
Gedreven door, zegt hij eerlijk,
toch wel wat eerzucht heeft hij
tijdens zijn dienstverband bij de
ZLM willen laten zien waartoe
landbouworganisaties in staat
zijn waar het de belangenbehar
tiging van het onderwijs op het
platteland betreft. De uitdaging
en tevens het leukste daarbij vond
hij altijd de taak om vanuit je
positie zoveel mogelijk bij te dra
gen aan het optimaal funktione-
ren van dat onderwijs en het ook
zoveel en zo goed mogelijk in
stand te houden. "Wat de stands
organisaties op dit terrein in het
leven hebben geroepen is toch
geweldig".
roept hij enthousiast uit. Toch
moeten de standsorganisaties de
komende jaren de vinger aan de
pols houden meent hij. De vinger
als een leraar waarschuwend om
hoogstekend. Vooral bij de fusies
- waarvan hij het nut overigens
bepaald niet zo ziet zitten - moe
ten de standsorganisaties een
vinger in de pap houden. "Het
eigen beheer is misschien niet
meer mogelijk maar men moet
blijven meespelen want de ver
worvenheden op het gebied van
het onderwijs moetje koesteren".
Keuken
En Anderson kan het weten want
hij heeft diep in de keuken geke
ken. Een zeer onvolledige op
somming van zijn beleidsbanen
mag het bewijs zijn: hij was pen
ningmeester van de Stichting
"School en Beroepskeuze" te
Goes. Bestuurslid van de Scho
lengemeenschap "De Vak
school", Lid van de Onderwijs-
kommissie van het KNLC en van
dezelfde kommissie van het
Landbouwschap.
Toch vond hij tijd voor zijn grote
hobby dammen en voor nog
allerlei onbezoldigde penning
meesterschappen. Zijn dampres-
taties bereikten een hoog niveau:
2 maal kampioen van de drie
zuidelijke provincies en liefst 12 x
van Zeeland.
Daar voelde hij zich in zijn ele
ment omdat je dat spel zodanig
kunt organiseren dat het naar je
zin verloopt en dat geeft vreugde
en bevrediging. Vandaar ook die
verknochtheid aan zijn werk waar
hij diezelfde elementen van afwis
seling, plotselinge veranderingen
jn situaties, nieuwe uitgangsposi
ties voortdurend terugvond. Als
een strateeg wist hij zijn scholen
zonder echte konflikten door de
jaren heen te loodsen zonder te
polariseren maar luisterend naar
anderen steeds weer tot aan
vaardbare oplossingen te komen.
J.W.
U denkt waarschijnlijk 'dat dit een
bespiegeling wordt rond de jaar
wisseling. In zoverre hebt U gelijk
dat ook wij U een voorspoedig
1984 toewensen; toch willen wij
ditmaal graag uw aandacht vragen
voor een andere oud en nieuw si
tuatie.
Kent U het oude land- en tuin-
bouwonderwijs nog?
Velen van U hebben daar hun
kennis op gedaan. Het onderwijs
'was sterk op de praktijk gericht,
toen een vak als Engels werd in
gevoerd was dit land- en tuin
bouw engels.
De groene soorten moesten alle
maal in 't Engels vertaald kunnen
worden. Ze kenden de cauliflo-
wer en de cabbage, alleen had je
daar zo weinig aan als je in Lon
den kwam.
Toen kwam de nieuwe land- en
tuinbouwschool. De algemene
vorming werd steeds belang
rijker. Het echte vakgerichte on
derwijs werd verschoven naar de
middelbare landbouwschool en
de vakscholen. Dit had ook te
maken met het andere publiek
dat op de scholen kwam, de helft
van onze leerlingen komt niet uit
de land- en tuinbouw.
Wat is dan het kenmerk van de
nieuwe land- en tuinbouw school.
Een school, die een algemene
opleiding biedt op het gebied van
de land- en tuinbouw. Kant en
klare boeren en tuinders leveren
we niet meer af! Wel jonge lui die
naast kennis van de land- en
tuinbouw ook van algemeen vor
mende vakken zoals Nederlands,
Engels, Wiskunde, bedrijfseco-|
nomie, biologie, enz. het nodige
gehad hebben.
Na onze school kunnen zij dan
doorstromen naar het Middel
baar Agrarisch Onderwijs of naar
de vakscholen op het gebied van
land- en tuinbouw.
Zoals met zoveel dingen sloeg
ook hier de slinger wel eens te ver
door. De land- en tuinbouwken-
nis en praktijk kwamen wel eens
in de verdrukking. Wij, op de
GROENE SCHOOL, hebben al
tijd getracht dit te voorkomen.
Ook al omdat de belangstelling
van onze leerlingen duidelijk
practisch gericht is.
Toch bereikt ons de klacht uit de
praktijk:
"Leren die jongelui bij jullie niet
meer van de praktijk?" Minder
dan vroeger, dat zal duidelijk zijn.
Maar als in de 3e en 4e klas meer
de land- en tuinbouw naar voren
komen, geven we ze graag het
volle pond, daar kunt U verzekerd
van zijn, we vinden het zelf veel te
leuk.
L. Burger, directeur.
6 januari 1984
9