Honderden stenen paarden 370 paarden Model Wie het kleine niet eert... door G. Boerma Streekgewoonte Noord Groningen Datering moeilijk I Aan talrijke boerderijen in het noor den van Groningen komt een versie ring voordie het stellig verdient nader onder de aandacht te worden gebracht. Het zijn in reliëf uitgevoerde dierfigu ren, die door de steenhouwer zijn aangebracht op sluitstenen in de ge metselde korfboog boven de deuren. Deze stenen vervullen een dubbele taak. Zij helpen de draagkracht van de boog versterken en zij zijn een speels versieringselement in de vlak ke gevel. Veelal zijn ook de ramen in de gevel boogvormig, zij het met een rondboog, afgedekt. Gedurende welk tijdperk de zandstenen sluitste nen precies zijn toegepast is (nog) niet bekend. Wél is zeker, dat zij lange tijd zijn gebruikt voor het aan brengen van initialen, jaartallen, dierfiguren (en) (of) korenschoven. akkerbouwstreek langs de hele noordkust, waar de bedoelde bouw wijze vrijwel algemeen was, zijn ze talrijk. Is er meer over geschreven? Mij zijn slechts afbeeldingen bekend. Op een gekleurde plaat, ontworpen door Johan Dijkstra, ter propagering van behoud van het Groninger Landschap, komt een staldeur met een paardje voor. In het gedenkboek van de Noorder Afdeling (landbouwver. met Usquert als vergaderplaats) uitgegeven bij het 100-jarig bestaan in 1952 staan een paar foto's. Een verkenning met het fototoestel, ondernomen in 1982, leverde opna men op van ongeveer 370 stenen met een paardefiguur. Zij zitten (nog twee rechthoekige stenen geleverd door de steenhouwer Poel te Den Andel. De voorstellingen zijn een schaap en een korenschoof. Rond de eeuwwisseling vallen een paar erven op, waar de vorm van de bouw naar oud gebruik is gevolgd: de sluitstenen zijn aanwezig, maar de versiering ontbreekt. Het gaat hier om Ranum; De Wieben te Pieterbu- ren; Groot Hoysum te Warffum. In de beide laatste gevallen zijn oude stenen later herplaatst. Van drie boerderijen, waarvan het bouwjaar bekend is, terwijl ook de bouwplaats voordien geen boerenerf was, zijn wel de versierde stenen aanwezig, resp. bewaard. Gezien het metsel werk en de "passende" stenen mag worden aangenomen, dat het beeld houwwerk van het betreffende jaar is. Het zijn de boerderijen: Dwars- de dierfiguur is een enkele maal een jaartal aangèbracht. Dit gaat terug tot rond 1750, zodat het tijdsbestek waarbinnen "onze" stenen zijn ge maakt zeker twee eeuwen omspant. Hoe kwam men tot het kiezen van het gewenste model? Van de laatste stenen is bekend, dat een soort kata- logus van vrij staande figuurtjes tot voorbeeld diende. Van vroegere is dit niet bekend. Dikwijls herinnert een paard sterk aan het inlandse zwarte paard, modernere gaan naar het Gambo-type en weerspiegelen de ontwikkeling van de fokkerij van het gebruikspaard. Boven de staldeur van Nieuw-Bocum onder Klooster buren is een scène afgebeeld die on miskenbaar geïnspireerd is door DE Gevelstenen komen voor in allerlei vorm en afmeting. Waarom verdie nen deze bijzondere aandacht? Me dunkt omdat ze een eigen streekge woonte weerspiegelen en door hun vorm tot een specifieke kleinkunst hebben geleid. Naar de belijning van het metselwerk zijn de boven- en onderkant van de sluitstenen licht gebogen, de zijkanten zijn schuin gezaagd ter aansluiting zijwaarts op het metselwerk. Hierdoor ontstaat een inklemming in de draagboog boven de deuropening. Het voorvlak heeft een eigen, be perkte vorm. De vulling hiervan met een dierfiguur vraagt een eigen op lossing. Lang niet alle hebben tot een kunstwerk geleid, maar er zijn vele zeer verdienstelijke werkstukjes af geleverd. Waar komen ze voor? Met uitzonde ring van een enkele "emigrant" vin den we ze in Groningen ten noorden van de weg Groningen-Leeuwarden en ten noorden van het Damsterdiep. In het Westerkwartier zijn ze vrij schaars. In de weidegebieden, waar de deuren meer in rechthoekige houten kozijnen zijn gevat, komen ze uiteraard ook minder voor. In de steeds) in de muren, maar dikwijls niet meer op de oorspronkelijke plek. We ontmoetten enkele losse stenen, terwijl van een paar exem plaren wel een foto bestaat maar niet bekend is of, dan wel waar, de steen nog bestaat. Er zijn 56 vaste en losse koeien vereeuwigd, 27 schapen, vier vaste en vier losse varkens. Eén steen toonde een ploeg, zoals die in het begin van de vorige eeuw in gebruik was. Dezelfde ploeg komt op graf stenen voor op de begraafplaats van Pieterburen. Wanneer en waar de beeldhouw werkjes zijn gemaakt is slechts zeer ten dele bekend. Enkele mede uitge houwen jaartallen geven een aan duiding voor de ouderdom. Stijlver gelijking leert soms iets over de leef tijd. Wanneer er een Groninger warmbloedpaard van de dertiger ja ren is weergegeven moet de steen in die periode zijn bewerkt. Soms kan ook de uitmonstering helpen. In 1982 heeft de steenhouwerij Veenstra te Uithuizermeeden twee reliëfs in marmer uitgevoerd. Het zijn geen sluitstenen, maar de uit voering zowel als de bestelling stoe len op het oude gebruik. In 1938 zijn bij een vernieuwing te Oldehove weg 28, Uithuizermeeden van 1877, Dijksterweg 44. Kloosterburen van hetzelfde jaar en Usquerderweg 18, Rottum van 1891. Interessant is de losse steen te Baflo, waar aan de achterkant in de specie (met de vin ger?) staat: S. Hein 1840. Een voorbeeld van passend eigen tijds werk vormen ook de stenen op Arion in de Noordpolder te Den Andel. Dit vrij omvangrijk gebied met het bekende jaar van indijking (1811) geeft meer aanknopingspun ten voor leeftijdsbepaling. Toch is enige voorzichtigheid geboden. In onze tijd verhuist een steen nogal eens met de bewoner mee. Dit is zonder twijfel meer gebeurd. Naast 6 stier van Potter. Paarden zijn vrijwel steeds in beweging afgebeeld. Van stap gaat het via de draf naar de ga lop en min of meer geslaagde, ge waagde. sprongen. Enkele fraaie voorbeelden van de hoogste verza meling in vrije dressuur, de levade, spannen m.i. de kroon. Een gecou peerde staart komt éénmaal voor in 1938; wel zien we in een vrij beperkt gebied de staart opgeknoopt. Verre weg het talrijkst zijn paarden in ver heven stap, meestal met hoofdstel, teugel om de nek liggend en een schabrak op de rug. (Vereniging tot bescherming Cultuurmonumenten in Nederland) Met foto's moge een en ander qog iets duidelijker worden. De achter gevel van de boerderij te Tinallinge, Abbeweersterweg 2, (foto 1), is wel iswaar iets gewijzigd, maar toont alle sluitstenen; er is geen dakgoot; de hoekafwerking van de gevel is type rend. De rechthoekige, in hout ge vatte luiken op de zolder boven de paardestal detoneren. De staldeur aan de Dijksterweg 20, Kloosterburen (foto 2) dateert ver moedelijk van omstreeks 1800. Enig is. dat in de roedeverdeling van het raam erboven de godsdienstige overtuiging van de eigenaar is uitge drukt. Dit paard noem ik springend. Het staande paard (foto 3) lijkt mij duidelijk van het Groninger warm bloedpaard Gambo-type te zijn. Hij is zo fors, dat hij over de randen is uitgedijd. De koetsier met zijn onrustig, juist van de stal gehaalde paard (foto 4) siert een grafsteen op het kerkhof te Maarhuizen. De steen, vroeger op Dorre Ven, die als voorbeeld diende, is nu spoorloos. Een tweede gelijk soortig stuk is te zeer verweerd voor reproduktie, maar toont aan, dat de kleding van de koetsier 18de-eeuws is. Het paard met zadel en stijgbeugel (foto 5) neemt een eigen plaats in (cavalerie 19de-eeuw?). Het grootst in aantal zijn paarden in stap met teugel en schabrak, waar van hier een voorbeeld (foto 6). Eén steen zonder beschildering (foto 7), waarbij het gedetailleerde werk van de steenhouwer tot zijn recht komt. Kunsthistorici leren ons dat sedert de klassieke oudheid beelden kleurrijk werden overdekt. Er is dus niets nieuws onder de zon, maar een ogenblik aandacht voor de goede zorg van de beeldhouwer is zeker op zijn plaats. Het toevoegsel van de huisschilder heeft overigens veel ste nen voor verwering gespaard. Stelt de ruiter te paard een pastoor voor? Aan de Dorpsweg te Garmerswolde (foto 8) is dit sierlijk stuk te zien. Een steen met dezelfde uitbeelding is te vinden te Westeremden. m«fMo****4»Kerstbijlagc pag. 16

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 36