Trekdieren; een verwaarloosde krachtbron? t.'&'Vr mi drie Zeeuwse merries Ad Phernambucq: "Ontwikkelingslanden meer gebaat met West-Europese ervaringen uit "paardentijdperk" dan met de moderne techniek." KerstbijlagC pag. 12 Trekdieren; een verwaarloosde krachtbron? - De betekenis van trek dieren in de ontwikkeling van verschillende landbouwsystemen en de mogelijkheden van trekdieren in de energievoorziening van de land bouw in ontwikkelingslanden". Zo luidt de volledige titel van een boek dat komend voorjaar wordt uitgegeven door het Sociaal Geografisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Het aardige van deze publikatie is, dat de schrijver Ad Phernambucq bij het bestuderen van de mogelijkheden om in de landen van de Derde Wereld de landbouw verder te ontwikkelen teruggrijpt op de historische landbouwontwikkeling van West-Europa en in het bijzonder op die van de provincie Zeeland. In dit artikel zullen enkele onderdelen uit dit werk nader beschouwd worden. Energie- en voedselkrisis In deze studie probeert Phernam bucq een bijdrage te leveren aan de oplossing van enkele bejangrijke problemen waarmee vele ontwikke lingslanden momenteel gekonfron- teerd worden. Daarbij richt hij zich op de relatie tussen het energie vraagstuk en het probleem van de voedselproduktie. Zijn stellingname is dat de landbouw in de ontwikke lingslanden in zijn totaliteit niet tot ontwikkeling kan komen door het invoeren van grootschalige, op Wes terse leest geschoeide methoden en technieken. De Westerse technieken zijn daarvoor te kapitaals- en ener- gieintensief. Volgens hem moet er veel meer aandacht komen .voor de verdere ontwikkeling van eenvoudi ge en kleinschalige landbouwmetho den, die weinig kommerciële energie (die. of daaruit afgeleide produkten) vereisen. Methoden en technieken ook die nauwer aansluiten met de wijze waarop de boerenbevolking in de landen nu landbouw bedrijft. Trekdieren efficiënter benutten Bij het zoeken naar oplossingen heeft de auteur zich vooral gewend op het efficiënter aanwenden van trekdie ren. In zijn opvatting vormen trek dieren een bron van niet-uitputbare ofwel "hernieuwbare" energie. "Trekdieren vormen in de landbouw van veel ontwikkelingslanden de krachtbron bij uitstek. Ze worden ingezet voor het bewerken van de grond, voor het vervoer van de oogst of andere goederen en ze worden gebruikt voor het ophalen van irri gatiewater uit diepe putten of open bronnen. Daarnaast produceren ze mest die over het land wordt ver spreid of eenmaal gedroogd, als brandstof in het huishouden wordt gebruikt". De rond 400 miljoen trekdieren die er naar schatting in alle ontwikke lingslanden tesamen zijn, worden, zo valt te konstateren, erg inefficiënt aangewend. De aanspanning laat veel te wensen over, de werktuigen funktioneren vaak erg gebrekkig en In de inleiding staat: "Een belang rijke faktor in de ontwikkeling van de landbouw vormt de beschikbaar heid aan energie. Bijna alle tot op heden gebruikelijke methoden en oplossingen om tot verhoging van de landbouwproduktie te komen, zijn gebaseerd op een aanzienlijke toe name van het gebruik aan kommer ciële, fossiele energie-inputs. Aan de ontwikkeling van traditionele naar modern-industriële landbouwsyste men in de Westerse landen ligt een gigantische toename van het ener giegebruik ten grondslag. Vooral na de 2e Wereldoorlog is de afhanke lijkheid van fossiele energie enorm toegenomen. Gezien het gegeven dat dezè ontwikkeling gepaard is gegaan met aanzienlijke produktiestijgingen is het niet verwonderlijk dat aan de tot op heden gebruikelijke voedsel- strategieën voor de ontwikkelings landen een stijgende energie-input ten grondslag heeft gelegen. De Groene Revolutie vormt hiervan een voorbeeld", en verder: "De oliekrisis heeft, als manifestatie van een algemene energieschaarste, roet in het eten gegooid van de tra ditionele voedselstrategieën. Met het stijgen van de olieprijs en het ver slechteren van de ruilvoet voor de belangrijkste exportprodukten zijn veel ontwikkelingslanden voor haast onoplosbare problemen komen te staan. Samen met granen zijn olie importen, vooral in de groep van armste landen, de belangrijkste pos ten op de betalingsbalans geworden. De verhoging van de eigen voedsel produktie op basis van kommeréiële energie-inputs is steeds minder een haalbare kaart. Duidelijk is geworden, dat het voed sel- en armoedeprobleem slechts op gelost kan worden als tegelijkertijd ook het energieprobleem wordt aan gepakt". de voeding en verzorging van de dieren is onvoldoende. Daarbij gaat de door trekdieren en overig vee ge produceerde mest vaak verloren omdat verzameld wordt of in het huishouden, in open vuren, wordt verbrand. Op al deze punten kan, en zo wordt ook met cijfers aangetoond, veel verbeterd worden waardoor het beschikbare vermogen aan dierlijke trekkracht en (mest) energie veel be ter kan worden benut. Door de be schikbare trekkracht efficiënter te gebruiken kan de boer in de ontwik kelingslanden sneller en meer grond ploegen en zaaiklaar maken. Door een betere bodembewerking en door "meer mest over het land uit te strooien kan de produktie per boe rengezin of familie vaak aanzienlijk worden vergroot. Trekdieren en landbouwontwikkeling in West-Europa Om aan te tonen dat met trekdieren een aanzienlijke graad van ontwik keling in de landbouw te bereiken is, heeft Phernambucq in deze studie veel aandacht besteed aan de rol van trekossen en trekpaarden in de ont wikkeling van de landbouw in West- Europa. Daarbij gaat hij ver terug in de tijd. Vooral die uitvindingen en vernieuwingen op het gebied van dierlijke traktie en de aanwending van trekdieren die van betekenis zijn geweest voor de ontwikkeling van de landbouw krijgen hierbij de aan dacht. In de Middeleeuwen heeft, zo valt te lezen, de uitvinding van het gareel en het borsttuig (ongeveer rond het jaar 1000) in kombinatie met enkele an dere faktoren een doorslaggevende rol gespeeld in het doorbreken van het z.g. tweeslagstelsel. Het twee slagstelsel had een tamelijk beperkt produktieniveau. In het eerste oogstjaar werd tarwe of rogge ver bouwd (broodgranen). In het tweede volgde een braakjaar en in het derde werd gerst of haver (zomergranen) geteeld waarna er weer een braak jaar volgde. In dit systeem lag dus steeds de helft van het land braak en kon slechts eens in de vier jaar Ad Phernambucq uit Ovezande (28 jaar) is voor ieder bekend als sekretaris en begeleider van het Zeeuws Agrarisch Jongeren Kon- takt. Sinds kort geeft hij ook eni ge uren maatschappijleer aan de RMLS in Goes. In januari van dit jaar studeerde hij af bij de vak groep Polygoon van het Sociaal Geografisch Instituut van de Uni versiteit. Zijn eindskriptie is het resultaat geworden van het sa menlopen van de betrokkenheid met verschillende mondiale pro blemen (voedsel- en energiepro- blematiek) en een interesse voor de geschiedenis van de Zeeuwse landbouw en niet te vergeten, voor trekpaarden. Deze skriptie, die nu in enigszins gewijzigde vorm zal worden uitgegeven, is dan ook opgedragen aan de drie Zeeuwse merries die op de foto elders op deze pagina staan afgebeeld. broodgraan (voedsel voor de bevol king) verbouwd worden. De voeder- granen werden aan de trekossen ge geven die met 4 of 6 tegelijk de zware karploegen trokken. Gedurende een oogstseizoen moest er vele keren ge ploegd worden. Paarden konden niet gebruikt worden voor het zware ploegwerk. Voor de uitvinding van het gareel was de aanspanning van de paarden zo, dat een smalle riem die om de hals zat (om het schoftjuk op zijn plaats te houden), de adem van de dieren afsneed zodra enig stevig trekwerk van ze werd ver langd. Toen deze z.g. klassieke aanspanning werd vervangen door het gareel kon het vermogen van de paarden ten 1820 '50 1900 Aantal trekpaarden in de Zeeuwse landbouw, 1820-1970. volle benut worden. De overgang van trekossen op de snellere en handzamer trekpaarden die vanaf de 10e eeuw plaatsvond ging gepaard met het doorbreken van het twee slagstelsel. Daarvoor in de plaats kwam het drieslagstelsel waar slechts eens per drie jaar een braakjaar noodzakelijk was. De produktie van broodgranen, waarvan de bevolking afhankelijk was nam toe omdat nu eens per drie jaar in plaats van eens per vier jaar tarwe- of rogge kon worden ver bouwd. Het invoeren van het drie slagstelsel, waarbij paarden de plaats innamen van ossen had in de periode 1150-1300 een uitgesproken bloeipe riode tot gevolg waarin de bevolking fors groeide en waarin steden tot ontwikkeling kwamen.- Mestproduktie Een volgende periode die interes sante gegevens oplevert is die waarin met name in Vlaanderen de inten sieve landbouwmethoden werden ontwikkeld (1550-1850). "Het sukses van de nieuwe landbouwmethoden lag besloten in een kombinatie van faktoren waarin nieuwe gewassen in een goede vruchtwisseling, een aan zienlijke uitbreiding van de mest- hoeveelheid en het verlaten van de i braak een belangrijke plaats inna- I men". De Vlaamse boer uit die tijd wist zijn produktie soms te verveel- vuldigen door zijn grqncj intensief te bewerken en te bemesten. Trekdie ren speelden daarbij weer een be langrijke rol. De mestproduktie en de konditie van de dieren zelf werd aanzienlijk verbeterd door de teelt van klavers en voederrapen en het in gebruik nemen van de potstal. Daarnaast werden paarden ingezet voor het transport van meststoffen die in grote hoeveelheden van her en der werden aangevoerd; nijverheidsaf- val van opkomende industriële be drijfjes die landbouwprodukten ver werkten (vlas, meekrap, gerst, hop en hennep), stadsheer uit steden als Antwerpen en Brugge en ook vanuit 1 Nederland per schip aangevoerde i turfas. Brabantse ploeg Voor de grondbewerking werd in de 18e eeuw de Brabantse ploeg in ge bruik genomen. Doordat het rister vaa deze ploeg gewelfd was kan nu een volledige omwenteling van de bouwvoor bereikt worden, en met aanzienlijk minder trekkracht. Kon met de Middeleeuwse karploeg, ge trokken door 4 of 6 ossen in een dag ongeveer 0,3-0,4 ha geploegd wor den, met de nieuwe Brabantse ploeg was het mogelijk om met twee of drie paarden 0,6 tot 0,8 ha in een dag om te leggen terwijl ook de kwaliteit van het ploegwerk veel beter was. De Vlaamse landbouwmethoden zijn in Zeeland later met een zekere vertra ging voor een deel overgenomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 32