De Teelt
De Oogst
De Verwerking
Als Veevoer
Teeltgebieden
Cichoreifabriek met
lange geschiedenis
Gebruik van Cichorei
Bronnen
Kcrstbijlage pag. 11 um*m-y»m*tm*ok*m*»«r*
penwortel is een diepe grondbe
werking voor een goede wortel
zetting gewenst.
Voor bemesting is cichorei niet
veeleisend. Een gift van 100 kg
zuivere stikstof per ha. is als regel
voldoende. Bij veel stikstof ont
staat een te weelderige bladont
wikkeling en dit benadeelt de
wortelopbrengst.
Het opname-vermogen van fos
faat komt ongeveer overeen met
aardappelen. Wat kali betreft is
het opname-vermogen ongeveer
gelijk met voederbieten en vlas.
Cichorei moet ondiep gezaaid
worden en op bezakte grond.
Daar het zaad zeer klein is, in 1
gram zit ongeveer 700 zaden,
moet het zaaibed fijn en goed
vochtig zijn
Al naar de weersomstandigheden
wordt cicöorei in de laatste week
van april of de eerste week van
mei,gezaaid. Bij te vroeg zaaien
komen er vaak veel schieters. Dit
schieten, dit is het reeds in het
eerste jaar in het zaad komen,
verlaagt de wortelopbrengst. De
wortels van schieters zijn taaier,
hetgeen nadelig is bij het verwer
ken en hebben bovendien een
slechte invloed op de kwaliteit
van het eindprodukt.
Als bij gunstige weersomstandig
heden de grond voldoende voch
tig is wordt slechts 1 cm. diep ge
zaaid; bij droog weer tot \/i cm.
Dieper mag men niet zaaien,
omdat de kiemblaadjes dan on
dergronds uiteenwijken en de
plantjes sterven dan af.
Per ha. is 2 a 3 kg. zaaizaad nodig.
De rijenafstand is ongeveer 30
cm. Bij gunstig weer komen de
plantjes na 10 dagen boven de
grond. Het uitdunnen in de rij
vindt reeds plaats als de plantjes
nog klein zijn, namelijk 2 a 5 cm.
De plantenafstand in de rij is na
het uitdunnen ongeveer 30 cm.
Het aantal planten per ha. ïs dan
omstreeks 100.000.
Een ruimere stand geeft grotere
wortels en relatief een lagere-op-
brengst; een nauwere stand klei
nere wortels en in verhouding een
grotere opbrengst. Voor het on-
kruidvrij houden wordt enige ke
ren geschoffeld en gewied.
Al naar de uitgezaaide opper
vlakte en de kapaciteit van de
drogerij valt de rooitijd vanaf
eind september tot eind novem
ber. Voor het invallen van de
vorst moeten alle wortels gerooid
zijn. Uiteraard is de opbrengst bij
een langere groeiperiode hoger
dan bij eenjcorter seizoen.
Het rooien gebeurde evenals dat
eertijds bij de suikerbieten
plaatsvond met een spade, waar
aan een korte steel. De gerooide
wortels die een lengte hebben van
15 a 20 cm. werden op rijen ge
legd en vervolgens van het loof
ontdaan. Om het sapverlies, het
zogenaamde bloeden, zoveel
mogelijk te beperken werd met
het loof slechts een zeer klein ge
deelte van de kop afgesneden. Bij
de oude teeltwijze werden voor
de aflevering de wortelen eerst
gewassen. In Friesland gebeurde
dit bij een sloot of stroom met een
houten bak. die vanonderen van
een latwerk was voorzien. Na
drogen in de buitenlucht vond de
levering plaats en werd door
monstername. de tarra (grond)
vastgesteld en van het leverings
gewicht afgetrokken. Een goede
opbrengst bedroeg rond 40.000
kg wortels per ha.
Na het wassen en snijden vindt de
verwerking in twee fasen plaats,
namelijk het drogen en branden
(roosteren).
Het drogen gebeurde op eestèn.
Turf was gedurende lange tijd de
brandstof. Voor het drogen wer
den de wortels met een ijzeren
stamper in stukjes verdeeld van 1
a 2 cm. keer de dikte van de wor
tel. Het onderstuk van de stamper
was rechthoekig, namelijk 18 bij
36 cm. en door tussenschotten
verdeeld in acht vierkantjes. Dit
handsnijden zal zwaar werk ge
weest zijn. In latere tijd waren
hiervoor machines in gebruik.
Omstreeks 1900 kwam het type
eest in ons land in gebruik zoals
dat tot het einde van de cichorei-
produktie in ons land heeft be
staan. Hierin zaten drie vloe
ren van geperforeerde staalplaat.
De bovenste twee konden naar
beneden lossen. De geperforeer
de platen van de bovenste ver
dieping hadden ronde openingen
van 25 mm., de middelste
18 mm. en de ondèrste 4 mm. De
zeer kleine stukjes, die hierdoor
vielen waren bestemd voor paar-
denvoer. De totale tijdsduur voor
drogen over de drie eesten was
totaal 36 uur. Het drogen van de
cichoreiwortels was een zeer
nauwkeurig werk; de droger
Tabel 1. Oppervlakte in ha. en opbrengst van de cichorei
1851
1861
1871
1881
1891
1901
1911
1921
1931
PROVINCIES
t/m
t/m
t/m
t/m t/m
t/m
t/m t/m t/m
1860
1870
1880
1890
1900
1910
1920
1930
1940
Groningen
Friesland
91
1297
130
1584
96
1123
90
1067
40
654
32
549
7
270
1
12
Drente
21
16
6
1
Overijssel
Gelderland
2
1
1
Utrecht
2
2
Noord-Holland
7
22
Zuid-Holland
22
7
5
4
29
293
391
289
Zeeland
1
17
35
54
92
71
Noord-Brabant
64
51
56
37
4
12
4
2
Limburg
61
11
1
4
2
Nederland
1408
1556
1799
1288
1218
762
940
778
402
Opbrengst in
kg per ha
16600
18800
20800
21600
4k
23200
25900
28400
35300
Uit nevenstaande
tabel
met d(
branderij. Bij deze variatie waren
er naast de kleinschalige opzet
ook grootschalige ondernemin
gen. In Zuid-Holland en Zeeland
waren alleen drogerijen en geen
branderijen. De gedroogde wor
tels werden van hier geleverd aan
Voor de teelt van witlofknoppen was cichorei vooral bekend.
moest een vakbekwaam persoon
zijn. Tijdens het drogen moest
ook rekening worden gehouden
met weersomstandigheden, daar
deze de droogsnelheid beïnvloe
den.
Bij te snel drogen werden hoopjes
gemaakt, zodat de warmte langs
de "bonen" kon en te ver indro
gen werd voorkomen. Dedroog-
inrichting was een continu-be-
drijf.
De gedroogde stukjes cichorei
wortels werden "bonen" ge
noemd, een benaming die doet
denken aan een afleiding van
koffie.
Deze zogenaamde cichoreibonen
zijn een halffabrikaat en in deze
vorm een handelsprodukt, ook
voor im- en export.
De tweede bewerking is het
branden of roosteren. Hierbij
worden de bonen verhit in een
gesloten trommel bij een bepaal
de temperatuur. Bij dit branden
ontstaan scheikundige verande
ringen in de samenstelling en
wordt o.a. de inuline omgezet in
caramel, terwijl de bitterstof van
de wortels grotendeels verdwijnt.
Uiterlijk krijgt het produkt een
zwart/bruine kleur.
De produkten die bij deze be
werking vrijkomen geven gekon-
denseerd een geelachtige onaan
genaam riekende vloeistof. De
personen die hierbij werkzaam
waren kregen veel gekleurde
handen.
Na afkoeling is het produkt vol
doende hard om gemalen te wor
den. Aangezien gebrande cicho
rei zeer hygroscopisch is (gauw
vocht opneemt), tracht de fabri
kant het zo droog mogelijk te
houden. Zodra de gebrande ci
chorei vocht opgenomen heeft
wordt het produkt hard en is de
goede hoedanigheid geschaad.
Het produkt met zo weinig mo
gelijk vocht noemt men peekof
fie. Hiernaast was er de cichorei
die na het malen en verpakken op
een vochtige plaats gezet was om
zoveel mogelijk vocht op te laten
nemen.
Bij de verwerking van cichorei
wortels hebben drie soorten on
dernemingen bestaan, namelijk:
alleen drogerijen (eesten), droge
rijen annex branderij en alleen
o.a. een branderij te Ossendrecht
en aan bedrijven in België.
De cichoreiteelt op Goeree-
Överflakkee kwam in opkomst na
het verdwijnen van de meekrap
teelt in het eind van de vorige
eeuw. In deze gebieden vond het
drogen van de cichoreiwortels
plaats' in tot stilstand gekomen
meestoven. Een aantal meestoven
bleven hierdoor in bedrijf met
een ander produkt dan waarvoor
ze eertijds waren gebouwd.
Cichoreiloof, alsmede de wortel
zijn ook geschikt als veevoer voor
beteelde oppervlakte per provin
cie gedurende een eeuw is dit af te
leiden. In dit overzicht zijn de
gemiddelden vermeld telkens
over een reeks van 10 jaar.
Er was evenwel een verschil van
jaar tot jaar. Zo werd er in 1916
totaal 1361 ha geteeld. Het ge
middelde van 1911 - 1920 be
droeg 940 ha.
Bij deze oppervlaktegegevens
zijn de gemiddelde jaaropbreng
sten per ha. opgenomen. Hieruit
blijkt dat de opbrengst aan wor
tels per ha. in de aangeduide pe
riode belangrijk meer dan ver
dubbeld is.
In het begin van deze eeuw was
de omvang van de teelt op retour.
Dit ging gepaard met verschui
ving van teeltgebieden; namelijk
van het noorden naar het Zuid-
Westen van ons land.
Het gebied Goeree-Overflakkee
in Zuid-Holland werd vanaf de
twintiger jaren het belangrijkste
teeltgebied, gevolgd door Schou-
wen-Duiveland in Zeeland. De
teelt in Friesland ging in de der
tiger jaren geheel teloor. Nieuwe
teeltmethoden zouden er de oor
zaak van zijn geweest dat de teelt
zich in het Zuid-Westen kon ont
plooien, terwijl in Friesland ver
nieuwingen lang achterwege
bleven, waardoor de teelt niet
voldoende rendement meer ople
verde.
In 1950 werd in ons land nog 404
ha. cichorei geteeld. Hiervan was
384 ha. op Goeree-Overflakkee
en 9 ha. op Schouwen-Duiveland.
De overige 11 ha. was verdeeld
over Friesland, Noord-Holland,
Noord-Brabant en. Limburg. De
gemiddelde opbrengst was toen
gestegen tot 40.000 kg. per ha.
Groen lof wordt net als sla en andijvie in rijen geteeld.
zowel runderen, paarden als
schapen. Het werd als zodanig
zelden gebruikt. Gevoerd aan
melkvee krijgt de melk een bitte
re smaak. Ook heeft het een pur
gerende werking (dunne mest).
De te verstrekken hoeveelheid in
het dagrantsoen was dan ook be
perkt.
De aanzet tot de cichoreiteelt in
ons land vond kleinschalig en
verspreid plaats. Vanaf 1800 tot
1910 was de teelt ervan voorna
melijk in het noorden van ons
land en wel het sterkst gekoncen-
treerd in de provincie Friesland.
In die lange periode werd 75 tot
95% van de Nederlandse cichorei
daar verbouwd.
In 1957 was de oppervlakte ge-
.daald tot 59 ha. Hiervan telde
Goeree-Overflakkee 53 ha. en
was er nog 1 ha. in Zeeland, 3 in
Noord-Brabant en 1 in Limburg.
De teruglopende oppervlakte
werd nadien zo klein bevonden,
dat dit gewas van dat
jaar af niet meer als afzonderlijk
gewas bij de landbouwtelling
werd geregistreerd. In volgende
jaren is de teelt voor cichorei en
peekoffie uit het bouwplan ver
dwenen.
De teelt voor witlof valt onder de
tuinbouwstatistieken.
België heeft een omvangrijke
teelt van cichorei gekend, hetgeen
gekoncentreerd was in het zuiden
van West-Vlaanderen. In 1938
omvatte dit nog 6100 ha, en in
1950 nog 2400 ha.
In 1798 had Jan Bokma te Leeu
warden een cichoreifabriek in
gebruik. Sinds 1811 heet dit be
drijf M.A. Bokma-de Boer. Naast
produktie voor het binnenland
was dit bedrijf reeds in het begin
van de vorige eeuw exporterend
naar de ons omringende landen.
Ook vond in latere tijd import
plaats van het halffabrikaat. Ing.
W.J. Bokma-de Boer vermeldt in
1979 dat dit bedrijf vanaf 1932
geheel werkte met grondstof uit
het buitenland, waaronder Polen.
Dit als gevolg van het verdwijnen
van de teelt in Friesland. Deze
onderneming, de N.V. Cichorei
en Peekoffiefabriek M.A. Bok
ma-de Boer, staakte in 1963 de
produktie van cichorei-bereiding.
Dit gebeurde na een lange bes-
taansperiode van 165 jaar. In
1968 werd de laatste cichorei-
branderij in ons land stilgelegd.
Dit was het fabriekje van fa. E.J.
Musschenga in Kloosterburen in
Groningen dat in 1839 in een
boerderij werd opgericht.
In feite zijn er twee soorten, na
melijk peekoffie en cichorei. De
voorwaarden waaraan voldaan
moet worden op grond van de
Warenwet zijn vastgesteld bij Ko
ninklijk Besluit van 13 januari
1925 in het zogenaamde Koffie-
en Theebesluit.
Voor Peekoffie is hierin bepaald
dat het extraktgehalte niet lager
dan 58% van de droge stof mag
zijn en het vochtgehalte niet ho
ger dan 16%. Voor cichorei mag
het extraktgehalte niet lager zijn
dan 65% van de droge stof en het
vochtgehalte niet hoger dan 27%.
Voor 1940 werd cichorei/peekof
fie in ons land nog vrij veel ge
bruikt. Weliswaar meestal in een
mengsel met koffie.
Gebruikers die prijs stelden op
sterke koffie namen drie delen
koffie met één deel cichorei. Ge
mengd is de smaak pittiger en
fijner. Liefhebbers van slappere
koffie gebruikten gelijke hoe
veelheden gemengd. Gemengd
gezet blijft de koffie langer de
smaak behouden; het blijft zoge
naamd langer vers. Er wordt
aangenomen dat koffie slape
loosheid in de hand werkt. Dit is
niet met cichorei het geval. In de
oorlogsjaren nam uiteraard de
vraag naar cichorei toe. Direkt na
de oorlog wilde het publiek zo
vlug mogelijk van alle surrogaten
af, die tijdens de oorlog gebruikt
werden. Daar peekoffie en ci
chorei in ons land altijd gezien
werden als koffiesurrogaat, werd
onder deze stemming het gebruik
ervan afgeschaft.
Cichorei heeft nooit de koffie
kunnen verdringen. Voor het pu
bliek is het door de jaren heen
nooit anders gewaardeerd dan een
koffievervanger in minder goede
tijden. We menen dit als een on
derwaardering te mogen aanmer
ken.
Mogelijk dat in het huidige tijds
bestek met zijn nostalgie de ci
chorei wat nieuwe belangstelling
knjgt.
Ing. J.H. Lantinga
Regionaal Landbouwverslag
1948 van het Zuid-Westelijke
Kleigebied. Uitgave Direktie
van de Landbouw.
Verbouw en bewerking van
cichorei in Friesland door
W.J. Bokma-de Boer. Fries
Landbouwblad 1979.
Nederlandse Landbouw en
Veeteelt door G. Reinders
1892.
Geschiedenis van de Friese
Landbouw door JJ. Spar van
de Hoek 1952.
Geschiedenis van de Zeeuwse
Landbouw door dr. P.J. Bou-
man 1946.
Agrarische W.P.
Mededelingen van P. Luyen-
dijk.