Landbouwbedrijfsleven bereidt zich voor op drijfmeststroom
van Brabantse producenten naar zuidwestelijke akkerbouwers
Mestbalans danig
uit z'n evenwicht
Met o.m. proefprojekt tussenopslag in Middelharnis
ff
overschot uit deze provincie.
De Brabantse mestbank zette in 1982
137.000 m3 mest om van overigens
maar een beperkt aantal (189) meest
grotere bedrijven. Dat leverde een
tekort op van 6,82 per m3. Dit te
kort bestaat in feite geheel uit tran
sportkosten en wordt voor gedekt
door de producenten en voor door
de overheid. "Een regeling waar we
als landbouw best kontent mee kun
nen zijn", zo meent de heer van
Kreij. De overheid toont op dit ter
rein zijn goede wil wat ook blijkt uit
het feit dat op de Mestbank voor
1984 niet is bezuinigd. Van Kreij:
"Wanneer de Wet Bodembescher
ming en de Meststoffenwet van
kracht worden, verandert er wat dat
betreft wel het een en ander. Ten
eerste gaat de overheid kontroleren
of maximum mestgiften volgens -
overigens nog niet bekend zijnde -
normen worden overschreden. Er
komen natuurlijk sankties. Voorts
moet er rekening mee worden ge
houden dat de overheid de tran
sportkosten straks niet meer - althans
in veel, mindere mate - voor haar re
kening zal nemen. Dit betekent dat
vooral de vervuiler - de producent -
moet betalen. Voor de kippen- en
varkenshouders en in kleinere getale
de mestveehouders en melkveehou
ders betekent dit een aanzienlijke
verhoging van de bedrijfskosten.
De heer van Kreij meent ook dat het
van zeer groot belang is dat de over
heid straks geen ekstreme maatrege
len gaat nemen. Anders immers
worden bedrijven in ernstige proble
men gebracht en dat kan nooit de
bedoeling zijn. De boeren hebben er
recht op bijtijds te weten waar ze aan
toe zijn en de eisen die gesteld wor
den dienen geleidelijk te worden in
gevoerd". Hij hoopt dat de Zeeuwse
akkerbouwers veel meer drijfmest-
minded worden zodat er een stroom
drijfmest westwaarts op gang komt
die de problemen van de kollega-
veehouders in Brabant verlicht en de
Zeeuwse akkers verrijkt.
J. WIERENGA
Door deze groep die bestaat uit de
heer J. van Kreij van de mestbank te
Tilburg, de heer J. Kodde, specialist
Bodem en Bemesting van het C.A.R.
te Goes, de heer IJ. Boom, sekretaris
van de Gewestelijke Raad van het
Landbouwschap voor Zeeland en de
heer S. Duvekot, direkteur van het
grootlandbouwbedrijf "De Bathpol-
ders" in Rilland wordt thans onder
zocht of het mogelijk is op meerdere
plaatsen verspreid over de provincie
Zeeland kleine opslagplaatsen te
^creëren die planologisch gezien geen
bezwaren ontmoeten en die toch zo
gekozen zijn dat verdere distributie
van de mest tegen zo gering moge
lijke kosten kan plaatsvinden. In
1984 hoopt men reeds van deze lo-
katies gebruik te kunnen maken.
Aan vervoer per vrachtwagen met
tussenopslag wordt tot nu toe in het
algemeen de voorkeur gegeven
boven transport per schip, dit omdat
transport per tanker aan te veel be
perkingen onderhevig is. Dat blijkt
ook uit de cijfers! In 1982 ging slechts
20.000 m3 per schip tegenover
113.000 ton per vrachtwagen.
Stuurgroepen
Sinds duidelijk is geworden dat de
wetgever garant lijkt te gaan staan
voor een kontinu-overschot aan
vloeibare dierlijke organische mest
in de intensieve veehouderijbedrij
ven is de overschottenproblem^tiek
sterk in de belangstelling komen te
staan. Zo is de Grontmij met een
plan gekomen om de mest via een
rioleringsstelsel naar een centraal
depót te transporteren om daar bio
gas op te wekken om de gier vervol
gens reukloos verder af te voeren
naar de akkerbouwgebieden.
10©-
Door de op handen zijnde Wet Bodembescherming en de Meststoffen
wet komt de drijfmestproduktie in de gebieden met veel intensieve
veehouderijbedrijven binnen afzienbare tijd in een geheel ander licht te
staan. Tot nu toe was het zo dat drijfmest in vrijwel ongelimiteerde
hoeveelheden op de akkers en weiden op of in de buurt van de produ
cerende bedrijven kon worden gedumpt. Door genoémde wetten wordt
hieraan paal en perk gesteld, dit o.m. ter bescherming van de kwaliteit
van het drinkwater en van de bodem. Zo zullen er maximum normen
gaan gelden voor stikstof op bouwland en kalium op grasland. Nog niet
bekend is wanneer beide wetten effektief worden.
Het vervoer van drijfmest door middel
Tot nu toe hebben zich evenwel nog
geen effektieve en betaalbare moge
lijkheden aangediend om de mest in
het overschotgebied te verwerken
"en zolang dat niet het geval is, zo
zegt de H.l.D. Bedrijfsontwikkeling
in Zeeland ir. W.L.A.G. Tacken, is
transport de enige mogelijkheid, dit
ondanks het feit dat juist dit trans
port de mest eigenlijk te duur
maakt, vergeleken althans met de
waarde die ze vertegenwoordigt".
Ondanks inspanningen van o.m.
voorlichtingsdiensten en de Mest
bank komt de stroom van mest van
Brabant naar de Zuidwestelijke klei
gebieden nog niet erg op gang.
Enerzijds is het aanbod nog klein
omdat het de veehouders veelal nog
lukt de mest tegen veel geringere
kosten in de nabije omgeving weg te
duwtankers is beproefd
akkerbouwers in Zeeland. De voor
zitter van de akkeriwuwkommissie
van de Z.L.M., de heer H.C. van der
Maas kan daar kort en duidelijk over
zijn: 'Het is gewoon een rekensom
en die komt voor ons nog steeds ver
keerd uit. Hoewel wij in beginsel na
tuurlijk positief tegenover drijfmest
staan, realiseren de akkerbouwers
zich dat ze aan nogal wat beginnen.
Er moet geïnvesteerd worden in tus-
senopslagplaatsen en die opslag
maakt het na de hoge transportkos
ten nog weer duurder. Als we de
kosten dan vergelijken met de op
brengsten (uitsparen kunstmest en
verbetering grondstruktuur) dan
moet daar voor ons een ekstra pure
winst in zitten en dat komt er nog
niet uit". Dat blijkt inderdaad uit de
cijfers in het jaarverslag van de
Voor het transport van drijfmest over afstanden van 50 km en meer, worden grote
tankwagens ingezet
In het gebied ten zuiden van onze
grote rivieren is de dierlijke organi
sche mestbalans danig uit zijn even
wicht. Door een sterke koncentratie
van vooral intensieve veehouderij
bedrijven (varkens en kippen) is er in
het midden en oosten van Noord
Brabant en in Zuid-Limburg sprake
van een mestoverschot terwijl in de
aangrenzende akkerbouwgebieden
als West-Brabant, Zeeland en de
Zuid-Hollandse eilanden sprake is
van een tekort aan dierlijke organi
sche mest. De drijfmest wordt op de
betreffende intensieve bedrijven zo
veel mogelijk op eigen bedrijven of
in de buurt uitgereden op de zand
gronden die een grote opnamekapa-
citeit blijken te hebben. Toch zijn
steeds meer bedrijven in de proble
men gekomen vooral met het tijdig
uitrijden van de mest. Om dit knel
punt op te lossen werd in Noord
Brabant enige jaren geleden een
mestbank opgericht. Deze treedt
vooral op als mestbemiddelaar en
helpt de kontakten tot stand brengen
tussen de producent en d,e afnemer
van de mest. Dit transport dat
hoofdzakelijk wordt verzorgd door
partikuliere transportbedrijven - die
ook steeds meer als "mestcarga-
doors" (mestbevrachters) optreden,
dit overigens met instemming van de
mestbank - maakt de mest zodanig
duur dat de akkerbouwers in vooral
Zeeland nog niet staan te dringen om
de gier af te nemen. Toch zal dat om
verschillende redenen moeten ge
beuren en het is daarom zaak dat de
prijs van de drijfmest voor de akker
bouwer konkurrerend wordt. De
kwalitéit van de mest staat niet ter
diskussie: vooral op aardappelen en
bieten is de brabantse gier een uit
stekende bemesting.
23 december 1983
Inmiddels zijn studiegroepen en be-
geleidingsklubs door het landbouw-
bedrijfsleven in het leven geroepen
om zich te beraden op de nieuwe si
tuatie waarbij automatisch in gebie
den als Midden en Oost Brabant en
Limburg grote hoeveelheden vloei
bare organische mest als overschot
moeten worden aangemerkt.
Deze zullen in zijn algemeenheid op
basis van het principe "de vervuiler
betaalt" móeten worden getranspor
teerd van de produktiegebieden naar
tekortgebieden als de Kempen,
West-Brabant, de Zuid-Hollandse
eilanden en Zeeland. Op deze te
verwachten ontwikkeling inspelend
zal onder de vlag van de enige jaren
geleden opgerichte Mestbank in
Noord-Brabant naar alle waar
schijnlijkheid in Middelharnis een
grootschalig tussenopslagprojekt
worden gerealiseerd waar drijfmest
het hele jaar rond per tankauto kan
worden aangeleverd en van waaruit
de boeren de mest met giertanks over
het land kunnen rijden.
Dit projekt waaraan behalve de
mestbank ook een loonwerker ter
plaatse, het landbouwbedrijfsleven
en het IMAG meewerken, krijgt een
eksperimenteel karakter. Onder
zocht zal o.m. worden welke de opti
male hoeveelheid is waarbij de mest
opgeslagen kan worden zonder dat
geweld wordt gedaan aan een voor
de agrariër belangrijke eigenschap
van de gier namelijk de homogeni
teit. Van een soortgelijk projekt is
ook sprake geweest in Rilland op
Zuid Beveland. Uitkomsten van
nieuwe berekeningen en planologi
sche bezwaren hebben een studie
groep hier op ander spoor doen zet
ten.
De N.C.B. heeft inmiddels een
stuurgroep "Mestproblematiek" in
het leven geroepen terwijl op het
varkensproefbedrijf in Sterksel
(N.B.) een proefinstallatie in gebruik
is om de mest te scheiden en in te
dikken. Ook de Provinciale Dienst
Bedrijfsontwikkeling van het Minis
terie van Landbouw in Zeeland heeft
samen met het agrarisch bedrijfs
leven en het Landbouwschap de
eerder genoemde studiegroep ge
vormd om zich met name te beraden
over de tussenopslag van de mest.
Zelfs staatssekretaris A. Ploeg heeft
zich onlangs ook al over de mestpro
blematiek uitgelaten: hij suggereer
de om de mest uit Brabant per spoor
te vervoeren naar Zeeland, e£n sug
gestie die volgens de heer J. van Kreij
van de Mestbank meer problemen
oproept dan ze oplost.
Een deel van de NCB-proefinstallatie voor de verwerking van drijfmest. Is duur
en alleen interessant als aanbod vraag overtreft
werken, dan de ophaalbijdrage groot
is. (Deze bijdrage bedraagt voor
pluimveemest thans 1,75 per m3 en
voor de overige drijfmestsoorten
ƒ2,75 per m3. Na invoering van een
verwachte kleine verhoging komt dit
per veehouder gemiddeld neer op
een bedrag dat ligt tussen 4.500,—
en 5.500,— Anderzijds ligt de
prijs van drijfmest te hoog voor de
Mestbank. Zo nam het transport
naar het zuidwesten in 1982 met 18%
toe maar bleef die naar "het verre"
Zeeland ongeveer gelijk. Volgens de
heer J. Kodde, specialist Bodem en
Bemesting bij het C.A.R. te Goes
loopt de waarde van de verschillende
mestsoorten nogal wat uiteen. Zo
wordt meer gegeven voor vaste dan
voor drijfmest en heeft de akker
bouwer meer over voor kippenmest
dan voor varkensmest. De transport
en uitrijkosten bedragen per m3 ca.
25,— Hier staat voor de ontvanger
een bruto landbouwkundige waarde
tegenover van ca. 12.- bij var-
kensdrijfmest en 17,50 bij kippen
mest. Kodde: "Er blijft dus nog een
behoorlijk gat zitten tussen beide
bedragen en het is begrijpelijk dat de
Zeeuwse akkerbouwers dus nog niet
zo erg enthousiast zijn". Overigens is
door hem becijferd dat Zeeland
landbouwkundig gezien nog wel wat
dierlijke organische mest kan ge
bruiken: alleen al op de Zeeuwse ei
landen is de totale opnamekapaciteit
van stikstof belangrijk ruimer dan
het totale overschot van 9100 ton N
dat Noord Brabant in 1982 produ
ceerde. dit is zo ongeveer het hele