Meer tarwe in de voertrog
Ruwvoederpositie stalperiode
1983/1984 krap
Produktschap GranenZaden Peulvruchten
Van begin tot eind dezelfde soort
krachtvoer voor vleesstieren
Schade door berijden niet bij alle
grassoorten gelijk
Pluimveehouderij denkt niet over
contingentering
Onderzoek kwaliteits-
bezwaren stierevlees
Er is weer een verslag over het onderzoek op de Waiboerhoeve, nu over
het jaar 1982. Er worden uiteenlopende onderwerpen in behandeld. Van
afgesloten onderzoek naar zomerstalvoedering en centrale jongvee-
opfok is zowel een technisch verslag als een ekonomische vergelijking
met LEI-gegevens gemaakt.
Hieronder volgt een opsomming van
de onderwerpen die in het boekje
aan de orde worden gesteld:
- Technische aspekten van de be
drijfsinrichting (resultaten melkvee,
drachtigheid, arbeidsverbruik, eind-
buisdrainage, verwarming melkstal-
len. ongeïsoleerde stallen, nekbeugel
in voerligboxen); - Dubbel voerhek;
- Grupstal met korte stand: - Zo
merstalvoedering bij centrale opfok
van jongvee; - Negen jaar centrale
jongveeopfok; - Zomerstalvoedering
vraagt veel aandacht; - Resultaten
zomerstalvoederingsbedrijf; - Zorg
vuldige kuilvoerwinning beperkt
besmetting van melk met sporen; -
Het kiemgetal van de melk; - Het
verregenen van mest; - Biogaswin
ning laat nog te wensen over; - Zon
neboiler voor warm water;
Schurftbestrijding bij melkvee met
Ivomec; - Vliegenbestrijding bij
melkvee; - Doorzaaien van grasland
met klaver; - Goede ervaring met
afvalverbrandingsslakken; - Stieren-
brok of kalverkorrel voor opfok van
stierkalveren; - Voorzieningen voor
het voeren van ooien; - Callagher
schrikdraadsysteem voor schapen.
Wanneer er onderzoek wordt afge
sloten komt er ook weer ruimte voor
nieuwe proeven. De. inleiding van
het boekje stelt U op de hoogte met
de plannen en de pas gestarte pro-
jekten op de Waiboerhoeve.
Het verslag is te bestellen door
15,— over te maken op gironr. 23
07 421 van het Proefstation PR te
Lelystad, met vermelding van "stuur
mij publikatie nr. 20".
Droog voorbehandelen met een papieren doek. Voor elke koe wordt een schoon
stuk gebruikt door het vuile stuk telkens terug te slaan.
Tot 18 oktober werd in dit seizoen ongeveer 170.000 ton tarwe afgele
verd voor veevoederdoeleinden.
Dit seizoen was, inklusief een interventievoorraad van 161.000 ton
ongeveer 1.210.000 ton beschikbaar, dat is 248.000 ton meer dan vorig
jaar, toen er niet van interventie-voorraden sprake was.
Het kwantum dat voor konsumptie werd opgenomen bedroeg 90.000
ton of 10.000 ton minder dan vorig jaar.
Naar de EG landen ging 72.700 ton of 16.800 ton meer dan vorig jaar.
Vorig jaar werd tot 18 oktober 160.000 ton tarwe "ingeleverd".
In september heeft de mengvoeder
industrie belangrijke hoeveelheden
tarwe uit de markt genomen, waar
door de prijzen vrij sterk aantrokken.
De oorzaak was vooral de sterke
prijsstijging van eiwitnoudende
grondstoffen.
In oktober liep de vraag terug, terwijl
in die maand EG voertarwe en
Franse voertarwe tegen konkurre-
rende prijzen werd aangeboden. De
prijzen brokkelden dan ook af.
Overige granen
De afzetmogelijkheden voor gerst
waren goed, wat ook gold voor bak-
rogge.
Brouwgerst liep in prijs op. Van de
beschikbare hoeveelheid van ca.
40.000 ton is per medio oktober on
geveer 50% reeds verkocht.
De haverprijzen stegen tot medio
oktober met 8,25 per 100 kg.
T elersprijzen
De telersprijzen waren in september
belangrijk hoger dan vorig jaar: tar
we 2*50; rogge 2,- gerst 5
en haver 6,70 per 100 kg.
Peulvruchten
Tot medio oktober liepen de prijzen
van peulvruchten dit seizoen enig
zins terug.
De afzet van groene erwten stelde
teleur, de omzetten in schokkers
bleven minimaal, vooral ook door
Britse konkurrentie.
De konservenindustrie legde slechts
matige belangstelling aan de dag
voor kapucijners.
Bruine bonen liepen aardig goed
weg, ook al door de prijsstijging van
Amerikaanse bruine bonen.
Uitgaande van de minimum-teler-
sprijs bewogen de prijzen van EEG-
voererwten zich op een hoog niveau.
De binnenlandse prijzen van blauw-
maanzaad liggen 50 per 100 kg
boven de prijs die bij export gemaakt
kan worden. Lijnzaadprijzen trok
ken aan, mede dank zij kort aanbod.
In augustus en september waren de
telersprijzen van peulvruchten en
zaden hoger dan vorig seizoen.
vdw
In de vleesstierenhouderij voert men
in de eerste drie opfokmaanden
meestal kalverkorrel en daarna, naast
snijmaiskuil, stierenbrok. Omdat er
in het algemeen stieren in verschil
lende leeftijdsgroepen tegelijkertijd
op het bedrijf zijn, heeft men dus
steeds te maken met twee soorten
krachtvoer. Uit een oogpunt van ar
beid en kosten zou het aantrekkelijk
zijn één soort krachtvoer, namelijk
stierenbrok, aan alle dieren te ver
strekken.
Op de Waiboerhoeve heeft ing. H.E.
Harmsen, dit in vergelijkende proe
ven met twee keer honderd stieren
onderzocht. Daarbij heeft hij tevens
het effect van Romensin in stieren
brok op de groei van de dieren na
gegaan. In beide opzichten waren de
resultaten gunstig. Met êén soort
krachtvoer (stierenbrok) van het be
gin tot het eind groeiden de dieren
even goed als bij de gebruikelijke
methode waarbij tijdens de opfok
kalverkorrel werd gevoerd. De toe
voeging van Romensin (een antibio
ticum) aan het krachtvoer had een
gunstig effect op de groei en de voe
derconversie.
De resultaten van het onderzoek zijn
beschreven in publikatie nr. 22.
"Opfok van stierkalveren met kal-
verkorrels of stierenbrok met of zon
der Romensin" van het Proefstation
voor de Rundveehouderij, Schapen
houderij en Paardenhouderij (PR).
Het boekje is verkrijgbaar door stor
ting van 10,— op giro nr. 2307421
van het Proefstation PR te Lelystad
met vermelding van: zend mij pu
blikatie 22.
Voor de komende winterperiode is naar schatting 7,8 kg droge stof (d.s.) per
grootvee-eenheid (GVE) per staldag beschikbaar.
Dit blijkt o.m. uit een hiertoe ingesteld ruwvoederonderzoek door het be-
drijfslaboratorium te Oosterbeek.
Hiermee is de ruwvoederpositie nog krapper dan vorig jaar toen het aantal kg
droge stof per GVE per staldag 8,1 bedroeg. De beschikbare hoeveelheid
droge stof bestaat dit jaar uit: 61% kuilgras, 28% snijmais, 7% hooi en 4%
bijprodukten uit de akkerbouw.
Voor de provincies Zeeland en Noord-Brabant is de situatie als volgt:
Aantal kg
ds
kuil% snij%
hoo% bij-
prod.
per GVE
gras
mais
uit de ak
per staldag
kerbouw
Zeeland
9
50
30
10
10
Noord-Brabant
8
46
46
2
6
Nederland
7,d
61
28
7
4
Nederland
1982/1983
8,1
64
25
De afgelopen zomer is 90% van de hoeveelheid ruwvoeder aan graslandpro-
dukten inêekuild en is 10% gehooid. Vorig jaar werd 11% gehooid.
De daling van het gebruik van suikerbietenkoppen en -blad zet zich door en
heeft dit jaar betrekking op 16% van het suikerbietareaal. Sinds 1978 is dit
percentage met bijna 10% gedaald.
De opbrengst aan droge stof ligt gemiddeld op 3.400 kg per hectare.
De gemiddelde opbrengst aan d.s. per hectare is dit jaar 9% lager dan in 1982.
Ondanks een flinke areaaluitbreiding 7% ten opzichte van 1982 is de totale
produktie in tonnen d.s. 3% lager in vergelijking met vorig jaar.
De oogst van snijmaïs is half september volop in gang gekomen.
Op enkele plaatsen zijn met name de laat gezaaide percelen te vroeg geoogst.
In het algemeen zijn door de gunstige weersomstandigheden na half septem
ber de oogstwerkzaamheden in een kort tijdsbestek verlopen.
In 1974,1975 en 1976 werd op zeeklei
in Oostelijk Flevoland een onderzoek
uitgevoerd naar de invloed van het
berijden op de produktie en persis
tentie van verschillende grassoorten.
Gebleken is dat het berijden van de
graszode, zoals dat bij de voederwin
ning kan plaats vinden, duidelijk de
droge-stofopbrengst nadelig kan
beïnvloeden. Bij alle onderzochte
grassen werd door berijden met trek
ker en opraapwagen de grasproduktie
verlaagd.
Tussen de onderzochte grassen wa
ren wel verschillen. Bij Engels raai-
gras en beemdlangbloem was het ef-
fekt van berijden het kleinst (9-12%).
Er was ook weinig verschil tussen de
typen van Engels raaigras zoals hooi
en weidetype en diploide- en tetra-
ploide hooitypen.
De grootste bedrijdingseffekten
werden gevonden bij timothee en
kropaar 18 k 19%. Veldbeemd en
rietzwenkgras namen een tussenpo
sitie in. De meeste Engels-raaigras-
rassen en beemdlangbloem kregen
door berijden een dichtere stand. Bij
timothee en veldbeemd was dat juist
andersom.
De uitvoering van het onderzoek en
de resultaten daarvan zijn beschre
ven in PR-rapport nr. 90. Invloed
van berijden op produktie en persis
tentie van grassoorten, door ir. W.
Luten e.a. Het rapport is verkrijg-
.baar door storting van 10,— op giro
2307421 van het Proefstation PR te
Lelystad, met vermelding van: zend
mij rapport nr. 90.
De gemiddelde ha-opbrengst van
mais in Frankrijk wordt dit jaar ge
raamd op 5800 kg/ha vergeleken
met 6300 kg in 1982, aldus medede
lingen van de kant van de organisatie
van maistelers.
Het betekent dat de totale oogst aan
mais ca. 9.160 miljoen ton zal ople
veren, vergeleken met 10.4 miljoen
ton vorig jaar.
De met mais betaalde oppervlakte
ligt dit jaar op 1.580 miljoen ha, ver
geleken met 1.640 miljoen ha vorig
jaar.
Naar verwacht wordt zullen de afle
veringen van mais dalen van 8.896
miljoen ton vorig jaar tot 7.6 miljoen
ton dit jaar.
Op grond van de inlegcijfers van
broedeieren van legrassen moet er
rekening mee gehouden worden dat
in Nederland het leghennenbestand
vanaf januari 1984 weer zal toene
men. Een riskante zaak, aldus de me
dedelingen van de voorzitter van het
Produktschap voor Pluimvee en Eie
ren ing. Mellema. Dit gezien de fi
nanciële uitholling die in de legsektor
heeft plaatsgevonden en de risiko's
\die de export van eieren met zich
meebrengt.
In het kader van de diskussies over
de nogelijk verminderende kwaliteit
van het nederlandse rundvlees (on
der meer door de primaire selektie
op melkgift) is ook het vraagstuk van
de kwaliteit van stierevlees vergele
ken met vlees van vrouwelijk vee
meer aktueel geworden. Immers,
mannelijk mestvee heeft een relatief
gunstige slachtkwaliteit en kan der
halve een interessant alternatief vor
men. Een belemmering hiervoor zou
op dit moment echter nog kunnen
zijn de, met name onder slagers,
wijdverbreide opvatting dat de kwa
liteit van stierevlees nogal wat te
wensen over zou laten.
Er is echter nog zeer weinig bekend
over de konsumentenwaardering
van stierevlees.
Het instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek (IVO) te Zeist, heeft gelet
op het voorgaande, gemeend een
gedegen onderzoek naar de bezwa-
Onvoorziene omstandigheden voor
behouden laten de afzetkansen bin
nen de Gemeenschap zich vrij gun
stig aanzien.
Ten aanzien van de uitvoer naar
derde landen spelen te veel onzekere
faktoren een rol. Er is vraag en de
noodzaak om dringend aan te bieden
is niet aanwezig.
Voorzitter Mellema nam op zeer
duidelijke wijze, afstand van het
maken van afspraken inzake pro
duktie, wat in feite neerkomt op
contingentering.
Indien er afspraken gemaakt moeten
worden over de produktie dan zal
Nederland rechtuit de lijdende partij
zijn.
Frankrijk zal b.v. dapper kunnen
stellen dat het bereid is zijn export te
halveren. Met een uitvoer die slechts
3% (hooguit) van zijn produktie be
draagt, kan het deze concessie ge
makkelijk doen. Indien echter Ne
derland tot een dergelijke stap ge
dwongen zou worden, betekent dat
het definitief einde van de positie van
Nederland als eierexporterend land
van betekenis.
ren van de konsument tegen stiere
vlees te moeten uitvoeren.
In het onderzoek wil men allereerst
inventariseren welke bezwaren er nu
eigenlijk bij konsumenten met be
trekking tot stierevlees bestaan.
Naast het onderzoeken van de kon
sumentenwaardering zal ook een
aantal fysische en chemische eigen
schappen van stierevlees, zoals kleur,
waterbinding, hoeveelheid bind
weefsel etc. gemeten worden.
11 november 1983
15