nieuws uit brussel Dalsager wil tien keer zoveel mensen helpen Aandacht voor boerderijen door landelijke inventarisatie Herinneringen I Meer struktuurbeleid voor arme boeren in EG jan werts - brussel Arbeidsreserve Kostenbeperking "Herinneringen herhaald... Er is geen goed overzicht van het boerderijenbestand in ons land. Dat is een knelpunt bij het ontwikkelen van een beleid, gericht op behoud van karakteristieke landelijke bouw kunst. Om het in kaart brengen van boerderijen te stimuleren, heeft de NCM, in samenwerking met de Stichting Historisch Boerderij-on derzoek een inventarisatieformulier ontwikkeld. De brochure is een praktische handleiding bij het for mulier, waarmee ook niet-specialis- ten boerderijen kunnen inventarise ren en typeren. De resultaten hiervan kunnen worden aangewend ten be hoeve van streek- en bestemmings plannen, monumentennota's, of spe ciale studies naar de verspreiding van karakteristieke kenmerken of verschijningsvormen. Aan inventariserende instanties wordt gevraagd gebruik te maken 7 oktober 1983 van het standaard-formulier. Dit wordt gratis ter beschikking gesteld. Verzocht wordt een copie van het ingevulde formulier te zenden aan de Stichting Historisch Boerderij-on derzoek te Arnhem, waar de gege vens centraal zullen worden beheerd en toegankelijk zijn voor verder on derzoek. Het formulier is niet be doeld om alleen monumentale boer derijen mee in kaart te brengen. Het gaat om het verkrijgen van een overzicht als basis voor een aktief beleid op plaatselijk, regionaal en nationaal niveau tot behoud van ka rakteristieke agrarische gebouwen. De brochure "Boerderijen Inventari seren" is verkrijgbaar bij de NCM, door overmaking van 12,— 3,— verzendkosten op postgiro- nummer 29.66.786 t.n.v. NCM, Am sterdam. werking van de agrarische produk- ten. Allemaal overigens elementen die in Nederland en ook wel elders al jarenlang het eigen struktuurbeleid bepaalden. Sedert 1964 heeft de Europese Ge meenschap in totaal 63 maatregelen genomen in zake het struktuurbe leid. Het geheel van nu voorgestelde wijzigingen, waarover de minister raad het laatste woord zal hebben, houdt verband met de naderende afloop per 1 januari a.s. van de be faamde drie Europese richtlijnen: 159, 160 en 161-72. Die slaan op in vesteringshulp voor de modernise ring van landbouwbedrijven, toela gen om boeren en landarbeiders te stimuleren hun aktiviteiten rond de pensioendatum op te geven en spe ciale hulp voor agrariërs die zich so ciaal en ekonomisch willen scholen. Nog altijd is drie van de vier land bouwbedrijven in de EG kleiner dan twintig hektare. Veel van deze be drijven hebben bovendien een der mate slechte struktuur en verkave ling dat ze geen behoorlijk inkomen op kunnen leveren, zelfs niet wan neer de landbouwprijzen royaler verhoogd zouden worden. Dankzij het struktuurbeleid nam de produk- tie in de landbouw per werker vele jacjeri lang sneller toe dan in de in dustrie. Bij het geheel van nu voorgestelde maatregelen dient bedacht dat de Europese Gemeenschap momenteel al meer dan twaalf miljoen werklo zen telt. Steeds weer vaker hoor je in Brussel dat de autoriteiten willen vermijden dat het aantal mensen zonder baan zou groeien als gevolg van uittreding uit de landbouw. Werd dus die land en tuinbouw in de zestiger jaren zeg maar uitgeperst om arbeidskrachten af te staan aan de toen nog royaal werkgelegenheid biedende industrie en dienstensektor, nu zie je eigenlijk hoe men van hogerhand diezelfde landbouw ziet als een soort van ar beidsreserve. Dertig jaar geleden verdienden nog twintig miljoen mensen een boter ham in de land- en tuinbouw van de tien huidige EG-landen. Nu zijn het er nog ruim acht miljoen. Sedert 1975, dus gedurende de ekonomi- sche krisis van vandaag stootte de landbouw nog twee miljoen arbeids krachten af. Recentelijk is in het Eu ropees Parlement er op aangedron gen deze ontwikkeling een halt toe te roepen. De Europese Kommissie, het dagelijks bestuur van de EG, wil de kleine boer en tuinder financieel meer gaan steunen. Het struktuurbeleid, zoals dat eind zestiger jaren door Mansholt was ontwikkeld moet anders. In plaats van alleen de "blijvers" in de landbouw met struk- tuurhulp te steunen bij de modernisering van het bedrijf laat men nu ook de minder welvarende kleine ondernemer, dus de "wijker" van weleer die niet aan de inkomenseisen voldoet toch in aanmerking komen voor financiële hulp. beleid (zeg maar organisering) van de land- en tuinbouw in Europees kader slaat op een toekomstig verbod van alle hulp in.produktietakken met overschotten en dit dan zowel in Eu ropees kader als ook nationaal in het struktuurbeleid. Dit slaat met name op melk, maar ook op granen, wijn, vlees, kortom eigenlijk op alle be langrijke landbouwproducten van vandaag. Dalsager werd op zijn perskonferen- tie in het nauw gedreven door jour nalisten die hem vroegen wat die kleine boeren dan eigenlijk nog wél mochten gaan produceren. Daarbij bleek (weer eens) dat de huidige landbouwkommissaris soms niet weet waarover hij precies praat. Tot driemaal toe adviseerde hij de kleine arme boer namelijk om over te gaan op bosbouw. Kennelijk weet de hoogstverantwoordelijke op EG- landbouwterrein nog niet datje voor een inkomen in de bosbouw nog al tijd èn veel geld èn veel grond moet bezitten. Nieuw is tenslotte dat men in Brussel gaat inspelen op het in de Europese Gemeenschap nog altijd broeiende aantal deeltijdse boeren. Voortaan kan namelijk ook investeringshulp gegeven worden aan agrarische on dernemers die zich daarnaast bezig houden met het tourisme, de bos bouw, milieubeheer of ambachts- werk. Zinnig is Dalsagers aankondiging dat voortaan in Brussel niet meer zozeer de nadruk wordt gelegd op het verhogen van de produktiviteit, maar veeleer op verlaging van de kosten van de agrarische onderne mer. Ook op verbetering van diens levensomstandigheden. Tenslotte op versterking van de afzet en de ver- Europees landbouwkommissaris Poul Dalsager kondigde op een perskonferentie aan dat hij ook de eis dat je ajs boer of tuinder een ont wikkelingsplan moet opstellen, alvo rens voor hulp tot modernisering in aanmerking te komen, groten deels wil laten vallen. Hij denkt aldus in de komende jaren meer dan tien keer zoveel ondernemers te kunnen gaan helpen. Dus een kwart miljoen jaar lijks, inplaats van de vijftien- - tot twintigduizend van nu. Het betreft met name de ondernemers in de minder begunstige (achtergebleven) streken van Europa. Nederlandse agrariërs zullen er dus op het eerste gezicht niet veel wijzer van worden. Wel veel Ierse, Griekse, Italiaanse en ook Franse. De koerswijziging is volgens Dalsager nodig omdat er de komende jaren een mager prijsbeleid wordt gevoerd. Dat zet met name de kleinste ondernemers klem. Voor gesteld wordt nu om voor de jaren 1984-'88 in guldens, dus inklusief de prijsstijgingen, ongeveer dubbel zo veel geld voor het struktuurbeleid uit te trekken dan in de vijf jaar daar voor. Het komt dan neer op negen tien miljard gulden voor vijf jaren. Dat is overigens nog maar een schijntje in vergelijking met de vijf endertig miljard gulden die men voor alleen dit jaar voorziet in het kader van het Europees markt- en prijsbeleid. Dalsager beklaagde dat zijn struktuurbeleid zoals hierboven geschetst een sleutelelement vormt in het toekomstig beleid voor de ont wikkeling van de Europese Ge meenschap. Hij erkende dat die EG in het verleden de belangen van de kleine ondernemers zwaar heeft ver waarloosd. Tweede wijziging van het struktuur- Oude boerderijen vormen een bedreigde kategorie gebouwen, waaraan te weinig aandacht wordt besteed. Er is nauwelijks bekend hoe de verspreiding is van karakteristieke en waardevolle boerderijen in ons land. De Stichting Nationale Contactcommissie Monumentenbe scherming (NCM), samenwerkingsorgaan van de partikuliere monu mentenorganisaties in ons land, heeft daarom de brochure "Boerde rijen Inventariseren" uitgegeven. Aan gemeenten, provincies en partikuliere organisaties wordt gevraagd mee te werken aan een landelijke inventarisatie. -*»v- Een halve eeuw geleden schreef de rustend landbouwer P. Lin- denbergh uit Wemeldinge herin neringen op uit zijn jeugd. Deze herinneringen werden in 1933 in een soort feuilleton-vorm ge plaatst in de toenmalige Provin ciale Zeeuwsche Courant. Uit wat de heer Lindenbergh zich uit zijn jeugd herinnert, kunnen wij ons een goed beeld vormen van het leven op het platteland van nu een eeuw geleden op met name Zuid-Beveland. We kun nen veilig aannemen dat zijn her inneringen representatief zijn voor de samenleving van toen in het hele Zuidwesten van ons land. Het lijkt ons interessant deze serie herinneringen te herhalen. Wij wensen u veel leesplezier (red.) door P. Lindenbergh te Wemeldinge Wanneer in een gezelschap twee oude menschen samen praten, dan is in den regel het verleden hun onderwerp en zij verlusten zich er in, op te halen, wat er in hun jeugd voorviel en het liefst daarbij dat, wat zij zelf mede- maakten. De jonge leden van het gezelschap luisteren dan met open ooren, soms tevens met open mond, en steeds met groote be langstelling. Men vindt het jammer, dat slechts een klein gedeelte van hetgeen in het verleden voorviel en veran derde, op deze wijze wordt over geleverd. De overlevering gaat van het oudere geslacht telkens over op het jongere, dat op zijn beurt later weer voor doorzending zorgt. Maar bij ieder geslacht gaat er iets verloren en het is ten slotte slechts een poovere rest, welke op die wijze aan de vergetelheid wordt onthouden. Boven deze bron van kennis van het verleden hebben wij onze boeken, die de geschiedenis voor ons bewaren, maar deze hebben betrekking op het geheele land, zij handelen meest over oorlogen, over regeeringsverandering en opvolging en zij voorzien niet in de behoefte, om te kennen onze dorpsgeschiedenis en de gebrui ken en gewoonten in het platte landsleven, Want de aanteekenin- gen daarvan zijn schaarsch en on volledig. Er is mij op gewezen, dat ik op mijn ouden dag en met een nu nog vrij goed geheugen, benevens veel vrijen tijd, deze moest gebruiken om op te schrijven, wat mij van het verleden bekend is door over leveringen en onderzoek, in het bijzonder dan betreffende ons goede dorp Wemeldinge. Ik meende aan dien wenk gevolg te moeten geven en daardoor het thans levende geslacht en de vol gende een weinig te dienen. Mij toch staan in ruimer mate dan anderen overleveringen ten dien ste. In mijn jeugd was ik meerma len stille toehoorder bij de ge sprekken van oude menschen. Bij mijn grootmoeaer kwamen van tijd tot tijd oude menschen op De- zoek, en dan werd er over den ouden tijd gepraat. In het bijzon der herinner ik mij twee mannen, die, evenals grootmoeder, op het eind der achttiende eeuw waren geboren en die van hunne voor zaten heel wat hadden vernomen. Dat werd, te samen met hun eigen herinneringen, rustig besproken en ik deed er mijn voordeel mede. Ik ben nu nog in de gelegenheid een en ander op het papier vast te leggen, hoewel ik destijds natuur lijk niet begreep wat belangrijk en wat van minder beteekenis was; bovendien is lang niet alles in mijn jeugdig geheugen blijven hangen. Maar ik wil gaarne geven wat mij is bijgebleven. Ik begin dan met mijn herinne ringen aan het graven van het ka naal door Zuid-Beveland. Na de scheiding van België en Holland kreeg België door ver drag en betaling van ƒ21.000.000 vrije vaart op de Schelde en recht op een bruikbaar vaarwater naar den Rijn. Het Kreekrak was daarvoor niet meer geschikt, vooral door den grooteren diep gang der schepen. Reeds in den Spaanschen tijd was het door waadbaar en nu kon men bij laag water te \-oet wel door dat watertje komen. Een afdoende verbetering zou zijn een kanaal door Zuid-Beveland van Hansweert naar Wemeldinge. Nederland zou daarvan ook pro fiteren voor eigen vaart en het kreeg daardoor gelegenheid het Kreekrak af te dammen, om na afdamming van het Sloe de haven van Vlissingen door een spoorweg met het vasteland te kunnen ver binden. Met verstandig overleg meende Nederland tegelijk twee belangen te bevorderen. Voor den dam door het Kreekrak moest een pol der worden ingedijkt en een En- gelsche maatschappij nam op zich, het ontworpen kanaal te graven en den polder in te dijken. Als vergoeding voor deze diensten kreeg de maatschappij voor 99 jaar het erfpachtsrecht op den in te dijken polder. In 1852 werd aan het kanaal be gonnen en ongeveer terzelfder tijd aan de inpoldering. Er werd aan beide gewerkt met Engelsche, Hollandsche en Vlaamsche werk krachten. De Engelschen waren grootendeels hoogere en lagere opzichters en slechts weinig handwerkslieden. Deze betoon den een werkkracht waartegen de onzen en de Vlamingen niet op konden.') Zij aten naar onze op- vattiné zeer veel vleesch, dat zij ook wel door den bakker lieten braden en ze voegden er zooveel boter bij, dat zij gesmolten in den oven liep. Een bakker vertelde, dat zoo iets bij hèm slechts één maal was voorgekomen, daarna nam hij zijn maatregelen. Voor het overige lieten hier de Engelschen den indruk na van flinke degelijke menschen zonder overbodige praatjes. Zij lagen bij burgers tehuis. De werklieden, die men polder jongens noemde, waren tehuis op de boerderijen en elders, waar een schuur was om te slapen, ook wa ren er, die woonden in strooketen. Zij werkten in ploegen, die ieder een ploegbaas en een keetmeid hadden. Tweemaal per dag bracht de keetmeid een of twee emmers koffie naar het werk; overigens aten en sliepen de polderjongens in hun tijdelijk tehuis. Op 't werk werd in den zomer een verfrisschende drank verkocht, "coco" genaamd, waarvan ik later niet meer hoorde. (wordt vervolgd) ')Hoe kan de tijd veranderen: nü vindt men Nederlandsche water bouwkundigen over heel de wereld in leidende functies! - Red. Uitbeelding van de komst van de "stoom"in de traditionele wereld van vissers, dijkwerkers en landbouwers. Bij inpoldering van de Bathpolders werd ook al op deze moderne manier gewerkt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 5