Oostenrijkers niet blij met EG Boer blij ft op de alm Grote ingreep in melkproduktie De landbouw in Oostenrijk (I) Spreekt men in Oostenrijk over problemen in de landbouw, dan spreekt men tegelijkertijd over de EG. Oostenrijk is de laatste jaren een be hoorlijke exporteur geworden van diverse landbouwprodukten. Dat is te danken aan een forse produktiestijging in de agrarische sektor. Bij de pogingen die landbouwprodukten uit te voeren ziet men zich in veel gevallen echter gedwarsboomd door de "grote broer" EG en moet er geld bijgelegd worden om afzet te vinden. Wie dat geld op tafel moet leggen is ook in dit land een politiek probleem waarover uitvoerig gedebatteerd wordt. In tegenstelling met de Europese Gemeenschap zijn er evenwel in Oostenrijk al enkele diep ingrijpende besluiten ge nomen om de produktie in te dammen. Zo funktioneert hier reeds vijf jaar een contingentering van de melkproduktie. Oostenrijk is een land met overwe gend kleine tot middelgrote land bouwbedrijven. De ruim 300.000 bedrijven zijn vrijwel uitsluitend ge zinsbedrijven met een gemiddelde grootte van 24,2 ha. Op de bedrijven die kleiner zijn dan dit gemiddelde is moeilijk een redelijk inkomen te be halen. Daar veel Oostenrijkse boeren toch erg gehecht zijn aan hun bedrijf heeft hier het verschijnsel nevenbe- drijf grote ingang gevonden. Op zo grote schaal zelfs dat nu al meer dan de helft van de boeren ergens anders wat bijverdient. Reeds 54 procent valt onder de categorie nevenbedrij- ven. terwijl bijna zes procent van de boeren een volledige baan buiten het bedrijf heeft en slechts in weekend en vakantie op het land werkt, vaak bijgestaan door vrouw en kinderen. Van de totaal 8,3 miljoen hectare die Oostenrijk groot is, bestaat 45 pro cent uit landbouwgrond. Met 34 procent bos is dit land één van de bosrijkste in Europa. Veel boeren hebben naast hun landbouwgrond ook een areaal bos waarin, vooral bij de huidige houtprijzen, nog een re delijke verdienste gevonden kan worden. Zestig procent van de land bouwgrond ligt in de bergen en is vaak alleen geschikt voor weide grond. Ruim 42 procent van de agrariërs wordt bestempeld als "bergboer" en komt daardoor in aanmerking voor regeringssteun. Exportproblemen De steeds groeiende landbouwpro- duktie heeft Oostenrijk van een zelf voorzienend een exporterend land gemaakt. Uitvoer vindt vooral plaats van zuivel, fok- en slachtvee, graan en hout. Het toenemen van de pro duktie beperkte zich in de afgelopen jaren niet alleen tot Oostenrijk: vooral de EG kende een grote groei van de agrarische produktie. Op veel exportmarkten ondervindt men daarvan de gevolgen, vooral nu de economische recessie de vraag doet teruglopen. Exportsubsidies zijn no dig om te kunnen konkurreren. De Oostenrijkse regering is bereid die te verstrekken, maar wil dan wel de garantie hebben dat er geen onbe perkte uitbreiding van de produktie zal plaatshebben. Eén van de sterkst gereguleerde sek toren in Oostenrijk is de zuivelmarkt. Al sinds 1950 zijn maatregelen van kracht die er voor moeten zorgen dat in het hele land niet alleen de konsu- menten eenzelfde prijs voor de melk betalen, maar dat ook alle veehou ders een identieke uitbetalingsprijs ontvangen. Iedere melkfabriek krijgt van overheidswege een werkgebied toegewezen. Ze zijn verplicht alle in dat gebied geproduceerde melk over te nemen, mits deze melk aan de kwaliteitseisen voldoet. Contingentering Sinds de zomer van 1978 is een con tingentering van de melkproduktie van kracht. "Daar konden we niet meer omheen. Wat de zuivel betreft heeft ons land erg geleden onder de EG", aldus een Oostenrijkse land- bouwvoorman. Om de hoeveelheid melk te bepalen die elke boer mag afleveren nam men de gemiddelde produktie van de drie aan 1978 voorafgaande jaren. Vijfennegentig procent daarvan was de hoeveelheid die men voortaan voor de volle prijs kwijtkon. Voor veel veehouders blijft de contin gentering een onbevredigende maat regel. Het is een starre regeling die bovendien gebaseerd is, zo zeggen de boeren, op een aantal slechte jaren. In de droge zomer van 1976 bijvoor beeld was de melkproduktie erg laag. Contingenten van bedrijven die stoppen met melken worden, als er volgens de regering ruimte voor is, vooral verdeeld onder de kleinere bedrijven. Dit heeft echter heel wei nig te betekenen. Bij een gemiddeld contingent van 12.000 kg per bedrijf per jaar betekent dit alles dat een modern opgezette en 'efficiënte melkveehouderij in Oostenrijk maar erg moeilijk gerealiseerd kan wor den. Mocht de vraag opkomen of niet veel veehouders dan maar flink wat boven hun contingent gaan leveren, ook daar heeft de Oostenrijkse rege ring aan gedacht. De normale uitbe talingsprijs bedraagt momenteel ƒ72,72 per 100 kg melk bij 3,7 pro cent vet. Voor de melk die boven het toegewezen contingent wordt gele verd geldt een extra medeverant- woordelijkheidsheffing van 50 per kg. Heeft men het geluk wat boven het gemiddelde vetgehalte te zitten, dan nog kan men op z'n best een kwartje per liter maken voor deze melk. Vorig jaar was dat nog veertig cent. Die prijs was blijkbaar nog zo aantrekkelijk dat een belangrijk deel van de veehouders over hun contin gent heenging. De overheid wil dat koste wat kost voorkomen, dit tot ongenoegen van de boeren. Een zorgwekkende ontwikkeling van het inkomen van de vele bergboeren. De opgave het op te nemen tegen de Europese Ge meenschap. Overschotten van allerlei landbouwprodukten en contingentering van de melkpro duktie. Het zijn enkele proble men waarmee de landbouw in Oostenrijk zich gekonfrontreerd ziet. Toch is het allemaal zo som ber niet als misschien uit deze opsomming zou blijken. Veel Oostenrijkse boeren weten het hoofd boven water te houden en vinden eem goed bestaan op hun bedrijven. Landbode-redakteur Jan van Liere bracht vorige week. ter ge legenheid van een internationale bijeenkomst van landbouwjour- nalisten, een bezoek aan Oosten rijk. Zijn indrukken over de landbouw in dat land publiceren we in een aantal artikelen, waar van u op deze pagina de eerste aflevering vindt. Vooral jonge, pas beginnende boeren worden zo erg beperkt in hun moge lijkheden. Toch zit het er, zeker ge zien de huidige wereldzuivelmarkt, niet in dat de Oostenrijkse regering tot een koerswijziging in haar beleid zal komen. De enige troost is voorlo pig dat nu "eindelijk" ook de EG- melkveehouders zullen moeten gaan inleveren, zo verneemt men in Oos tenrijk. Jan van Liere Oostenrijkeen mooi landschap maar vaak moeilijk boeren. Een aanzienlijk deel van het Oos tenrijkse landbouwareaal bestaat uit de zogenaamde almen. Dat zijn hoog in de bergen gelegen, meest ge meenschappelijke, weidegronden. De boerderijen liggen beneden in het Een koe van het type Fleckvieh, een ras wat ook een grote waarde heeft voor de vleesproduktie. Op de onlangs gehouden Rieder Messe waren ze volop te zien. dal. Als irf de zomer de koeien naar boven gaan. neemt de boer of een koeiewachter zijn.intrek in een pri mitieve woning op de alm. Naast het weiden van de koeien doet men er ook aan hooiwinning. Momenteel zijn er in Oostenrijk 9311 almen. die samen een oppervlakte van bijna 1,45 miljoen ha beslaan. Dat is 39 procent van de Oostenrijkse landbouwgrond. Jaarlijks verblijven er 293.000 runderen (waarvan 83.700 koeien), 10.000 paarden en ongeveer 100.000 schapen op deze weidegron den. De beperkende faktor bij be werking van de almen is de ontslui ting: tweederde is ontsloten door een met traktoren berijdbare weg. Dat houdt in dat de bereikbaarheid van een derde zeer slecht is. Vaak moet in dergelijke gevallen het hooi op de rug, langs steile paden, naar beneden gebracht worden. In alle gevallen ligt de grond ver van het eigenlijke be drijf. Hoewel voor veel bedrijven in de dalen de almen belangrijk zijn, is al sindsde eeuwwisseling een ontwik keling gaande om de almen niet meer te bewerken. Vooral na de eerste wereldoorlog was een gebrek aan arbeidskrachten daarvan de oorzaak. Velen trokken van het platteland naar de industrie in de stad en de exploitatie van de almen kwam in het gedrang. Vaak was het aantrek kelijker de alm te verkopen als jachtgrond. Deze ontwikkeling zette zich na de tweede wereldoorlog door, terwijl toen bovendien een intensi vering van de dalbedrijven het af stoten van de almen nog versnelde. Tussen 1952 en 1974 zijn 1.508 almen verlaten, zo'n 15 procent van het to taal. Sinds 10 jaar tekent zich,.echter een stabilisatie van het aantal be werkte almen af. Een belangrijke stimulans daarbij waren diverse spe ciale steunmaatregelen van de Oos tenrijkse regering. De almen zijn nog steeds belangrijk voor de veeteelt in dit land. De weiden stellen de be trokken boeren in staat ongeveer een derde meer rundvee te houden op hun bedrijf. Bovendien schijnt deze grond een goede invloed te hebben op de gezondheid van het vee. Koei en die op de almen zijn gehouden brengen gemiddeld 2.5 kalveren meer voort dan hun soortgenotes beneden. Hoe hoger de alm ligt hoe vitaminerijker ook het gras wordt. De exploitatie van de almen is tegenwoordig niet meer een zaak al leen van de boeren. Er zijn overal wandelroutes uitgezet en in de winter dienen ze als skipistes. Zo profiteert ook het toerisme, wat zeer belangrijk is voor de Oostenrijkse ekonomie. van de almen. Maar alles is afhan kelijk van de boer: onderhoudt hij zijn alm niet meer. dan treedt ver wildering op en gaat veel van de aantrekkelijkheid verloren. Het is dus niet voor niets dat de Oosten rijkse regering zo'n 160 gulden per jaar beschikbaar stelt voor iedere koe die de alm beklimt. 9 september 1983 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 13