Bodemverdichtingen opbreken of niet? JETNEUF WINTERKOOLZAAD Preventieve bestrijding bacterievuur voortgezet in West Zeeuwsch-VIaanderen het ras waarop u óók in 1984 kunt vertrouwen! Het optreden van een vaste laag onder de bouwvoor is op veel lichte zavelgronden een goede zaak. Onnodig of te diep woelen is echter schadelijk Tussen de graan- en aardappeloogst zal er dit jaar op de meeste bedrijven wel ruimte zijn om meer algemene werkzaamheden uit te voeren. We kunnen hierbij denken aan stoppelbewerkingen, najaarsbemesting met kali, kalk of dierlijke mest, sloot- en drainage-onderhoud e.d. Daarnaast is er ongetwijfeld weer belangstel ling om de verdichte laag vlak onder de bouwvoor, de zogenaamde ploegzool, op te breken. In een aantal gevallen, met name op de lichte zavelgronden, lijkt dit een goede zaak. In nog meer gevallen zijn de noodzaak en het nut hiervan niet of zeer moeilijk aan te tonen. Het vóórkomen en de schade van verdichtingen Het is bekend dat op vrijwel alle bouwlandgronden de laag vlak on der de bouwvoor meer of minder is verdicht. Deze laag wordt niet meer aangeploegd en tijdens het ploegen toch bereden. Daarnaast zet ook de druk van vooral de zware oogstma- chines en het zwaardere oogsttran- sport zich nog dieper dan de bouw voor voort. De grotere dichtheid van de zogenaamde ploegzool komt tot uiting in eep hoger volumegewicht en een vrij sterke afname van de grotere poriën. Dit laatste heeft tot gevolg dat de vertikale doorlatendheid afneemt en door een mindere doorluchting ook de bewortelingsmogelijkheden. Recent onderzoek in het Zuidwesten van de Stichting voor Bodemkarte- ring heeft o.a. aangetoond dat: - de dikte van de verdichte laag als regel niet meer is dan 6 a 8 cm. In extreme gevallen 10 a 12 cm. Dit betekent dat bij een ploegdiepte van 25 a 30 cm een eventuele woelbewerking niet dieper moet gaan dan tot 35 a 40 cm. Dieper woélen dan tot net onder de ver dichte laag geeft een geringer op brekend effekt in de laag waar voor de bewerking juist is bedoeld en kan zeer schadelijk zijn voor de ondergrond. lichtere gronden duidelijk meer verdicht zijn dan zwaardere. Gronden die tot 40 cm diepte zwaarder zijn dan ongeveer 25% afslibbaar, hebben een zodanig scheurend vermogen dat ingrepen met woelers e.d. als regel overbo dig zijn. Uit praktijkwaarnemingen hebben wij daarnaast de indruk dat op de goed ontwaterde gronden duidelijk minder verdichtingen voorkomen dan op gronden waar de ontwateringstoe stand te wensen overlaat. Onderzoek naar het opbrengsteffekt van woelen Er zijn betrekkelijk weinig konkrete onderzoekgegevens bekend met goed vergelijkbare opbrengstresulta ten tussen wel en niet gewoelde grond. In een aantal gevallen waren er geen opbrengstverschillen van be tekenis. In het najaar van 1979 zijn op de proefboerderijen "Rusthoeve" en "Westmaas" grondbewerkingsproe- ven aangelegd, waarbij ook het bre ken van de laag vlak onder de bouwvoor was opgenomen. Op "Westmaas" reageerde aanvankelijk alleen het gewas aardappelen posi tief met een opbrengstverhoging van ongeveer 5%. In 1982 was er echter een opbrehgstverschil ten nadele van woelen. Gemiddeld over 4 jaren was er geen betrouwbaar opbrengstver^ schil tussen wel en niet woelen. Op "Rusthoeve" gaven in een jaar met zware regenval een wateroverlast de bieten een hogere opbrengst. In het najaar van 1982 is begonnen met de aanleg van een nieuwe proef, waarbij de effekten van diverse typen woe lers onderling en ten opzichte van onbehandeld worden vergeleken. Het herkennen van verdichtingen Voor de boer is het uitermate be langrijk om zelf in zijn grond de eventuele verdichtingen te kunnen herkennen. Uit bovenstaande blijkt dat wateroverlast en storingen in de wortelgroei aanwijzingen kunnen zijn. Wateroverlast b.v. kan echter ook heel goed andere oorzaken heb ben. Naast de meer "professionele" me thoden, zoals het bepalen van het volumegewicht en het werken met een penetrograaf, zal de boer het vooral moeten hebben van een 19 augustus 1983 Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij te Goes beoordeling op het oog. Hiervoor moet eerst een gat worden gegraven. Daarna kan men aan de wand van de put of door het afsteken van een ko lom grond de struktuur beoordelen. Hierbij wordt gekeken naar dicht heid. poriënstelsel, breukvlakken en eventuele beworteling. Bij de beoor deling van de dichtheid is het meer of minder voorkomen van grotere po riën, de zogenaamde macroporiën, bepalend. Bij vochtige grond kan aan de wand van de put met een mes ook een indruk worden verkregen van weerstand en dichtheid. Dit is een goede methode maar zij vereist wat ervaring en het is nodig dat er gegraven wordt. Overigens is ook een goede beoordeling van een woelre- sultaat en het vaststellen van de juis te woeldiepte zonder graven niet goed mogelijk. Als de grond voldoende vochtig is kan een globale weerstandsbepaling met een drainprikker of visiteerijzer ook een indruk geven van de dicht heid. Methoden om een verdichte laag op te breken Globaal kunnen de gangbare woel- methode in 2 groepen worden inge deeld, namelijk: a. b. het werken met l, 2 of 3 poot- woelers als aparte werkgang na het ruimen van de gewassen en het monteren één of meer woelers aan de ploeg of achter het trek- kerwiel tijdens het ploegen. Ook het spitten met een spitmachine heeft een brekend effekt op de laag onder de bouwvoor. Het gebruik van een woeler (ook wel moorvoet genoemd) achter de ploeg is al heel oud. De laatste jaren is de ontwikkeling sterk gegaan in de richting van aparte woelers over het stoppelland. Deze ontwikkeling heeft zowel voor- als nadelen. Een belangrijk voordeel van een aparte woeler is dat de grond in die periode meestal droger is. Bovendien is dit type woeler uitstekend geschikt om diepe sporen op te breken. Vooral dit jaar komen in het wintertarweland sproeisporen voor tot een diepte van 15 soms zelfs 20 cm beneden maai veld. Het opbreken van deze sporen 'zo spoedig mogelijk na de oogst is gewenst om struktuurherstel te be vorderen. Nadelen Naast deze voordelen heeft het woe len als aparte werkgang ten opzichte van het werken met een woeler tij dens het ploegen ook nadelen zoals: - deze methode is aanmerkelijk duurder. Omdat men altijd eerst door de bouwvoör heen moet (op zich een verspilling omdat deze later toch wordt geploegd) vraagt deze bewerking veel vermogen. Alleen aan brandstof, variabele trekkèrkosten en slijtage aan de woeler komt dit toch al gauw op 60,- a 80.- per ha. Dan is er nog niets gerekend voor de arbeid en de vaste trekkerkosten; - schade aan een eventuele groen- bemester; - de diepte regeling is minder nauwkeurig, door het monteren van steunwielen kan dit verbeterd worden: - de kwaliteit van het latere ploeg- werk is vaak minder goed. Zo mogelijk dwars op de ploegrich- ting woelen. Een woeler aan de ploeg heeft als voornaamste nadeel dat de grond later in het jaar natter wordt. Er wordt echter ook vaak geploegd on der omstandigheden dat de grond onder de bouwvoor nog voldoende droog is om deze op te breken. Zodra het echter te nat wordt, kan een reeds geplande bewerking niet meer wor den uitgevoerd. Niet woelen is altijd beter dan nat woelen. Gezien bovenstaande en ook gezien de betrekkelijk geringe dikte van de eventuele verdichte laag moet toch worden betwijfeld of de ontwikke ling naar woelen als aparte werkgang wel overal zo nodig is geweest. Algemene opmerkingen en konklu- sies In praktisch alle akkerbouw gronden komt vlak onder de bouwvoor een meer of minder verdichte laag voor. Het lijkt ze ker niet op alle grondig nodig om deze laag met woelers op te bre ken. De verdichte laag is als regel niet dikker dan 6 a 8 cm. Een eventuele woelbewerking zal niet dieper moeten gaan dan tot net onder de verdichte laag. - Op het grootste deel van onze klei- en zavelgronden is de on dergrond beneden ongeveer 40 cm diepte in een goede konditie met een goed poriënstelsel. Als dit na vele honderden jaren landbouw uitoefenen nog het geval is, zien wij geen enkele aanleiding om de konditie van deze diepere onder grond nu te gaan verstoren door er met woelers door te rijden. Een nauwkeurige kontrole op de diep testelling tijdens het uitvoeren van een woelbevterking is dan ook absoluut vereist. Gronden boven ongeveer 25% af- slibbare delen en een goede ont watering hebben een zodanig scheurend vermogen dat het niet zinvol lijkt om deze te woelen. Het opbreken van zware sporen van bijvoorbeeld oogstmachines kan wei nuttig zijn. Op veel lichtere zavelgronden (lichter dan ongeveer 20* slib), met een geringe natuurlijke scheurvorming, iijkt het opbre ken van de laag onder de bouw voor wel gunstig. Dit zal alleen tijdenrdroogte moeten gebeuren. Wellicht is het regelmatig gebruik van een woeler achter de ploeg hiervoor al voldoende. Zodra het te nat wordt is niet woelen'altijd beter dan wel woelen. Eens een keer extra diep ploegen is een verkeerde methode om een verdichte laag op te ruimen. Wordt dan later weer op normale diepte geploegd dan ontstaat er een zogenaamde verlaten bouw voor. Een dergelijke laag is juist extra gevoelig voor het ontstaan van nieuwe verdichtingen. - Een verdichte laag zal minder gauw ontstaan bij een goede ont watering, minder zware vrachten, een lage bandenspanningen geen trekkerwiel door de voor tijdens het ploegen. Dit laatste is in de praktijk vaak moeilijk te realise ren. - Wateroverlastproblemen kunnen bijna nooit worden opgelost door alleen maar de grond diep los. te maken. - Onderzoek van het IMAG naar trekkracht, losmakend effekt e.d. van diverse typen woelers heeft o.a. aangetoond dat vooral het trekken van de woelpoot door de grond zeer veel vermogen draagt. Woelplaten-met een zodanig voorwaarts gerichte konstruktie en opvoerhoogte dat de grond vóór de woelpoot uit al wat wordt opgetild en losgemaakt werken sterk trekkrachtbesparend. Ver der vragen brede woelplaten re latief (per hoeveelheid losge maakte grond) belangrijk minder trekkracht. Het gezegde "denkt al eer gij doende zijt en doende denkt dan nog" geldt zeker ook voor het woeler. van land bouwgronden. J. Kodde Om te voorkomen dat het bacterie- vuur zich verder zou kunnen uit breiden is onlangs in Oost Zeeuwsch-VIaanderen een aktie ge houden waarbij fruittelers en boomkwekers (delen van) struiken hebben verwijderd die waren aange tast door bacterievuur. Vanwege het succes van deze aktie hebben de fruittelers en boomkwe kers uit West-Zeeuwsch-Vlaanderen besloten om, met inschakeling van loonwerkers a.s. maandag ook een dergelijke aktie te starten in Zeeuwsch-VIaanderen ten westen van de Braakman. Op terreinen van partikulieren zul len daartoe de door de Plantenziekr tenkundige Dienst als zodanig ge merkte (delen van) aangetaste plan ten en struiken worden verwijderd en verbrand. Uiteraard zullen bij de uitvoering de normale voorwaarden van de Plantenziektenkundige Dienst worden gehanteerd. Advertentie I.M. (ERUCAZUUR-ARM) tel.: 050-134489

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 7