De bestri jding van
zilverschurft en fusarium
Tarwegewas en korrelopbrengst
Ing. C.P. Meijers,
IBVL-Wageningen
Schematische voorstelling plaatsing schijfvernevela
Dit voorjaar werden verscheidene klachten gehoord over het optreden
van zilverschurft (Helminthosporium solani) en Fusarium op pootgoed.
Deze partijen waren bijna altijd behandeld geweest met één van de
benzimidazolen (TBZ, carbendazim, benomyl en thifanaat-methyl). Bij
nader onderzoek is gebleken dat deze middelen, vooral ten aanzien van
zilverschurft, een minder goede werking hebben gegeven. De klachten
over een minder goede werking tegen Fusarium waren veel minder
algemeen.
De vraag doet zich nu voor wat voor het komende seizoen nu ter
bestrijding van deze ziekten kan worden aanbevolen.
Bestrijding zilverschurft
Zilverschurft is een echte bewaar-
ziekte, die zich bij bewaartempera-
turen boven de 4 graden C en bij een
luchtvochtigheid van meer dan 90%
over de knollen kan uitbreiden. Een
eerste maatregel is dan ook zorg te
dragen voor een snelle droging van
de partij na de oogst. Hierdoor wordt
ook de uitbreiding van Rhizoctonia
tijdens de bewaring tegengegaan.
De pootgoedtelers pasten tegen deze
ziekte de laatste jaren met sukses op
grote schaal de bovengenoemde
benzimidazolen toe. Gezien de
klachten van dit voorjaar kunnen in
het algemeen deze middelen niet
meer worden aanbevolen voor dit
doel. Een uitzondering zou kunnen
worden gemaakt voor die bedrijven
die tot nu toe geen problemen met de
bestrijding van zilverschurft hebben
gehad. Maar als men behandeld
pootgoed heeft aangekocht, waarop
zich dit voorjaar veel- zilverschurft
ontwikkelde, moet een behandeling
met een benzimidazool worden ont
raden.
Gelukkig mag binnenkort de toela
ting van een nieuw effektief middel
worden verwacht. Dit nieuwe middel
is Fungaflor vloeibaar, met als
werkzame stof imazalil. Aanbevolen
wordt dit 20%-ige middel in een do
sering van 75 ml produkt per ton
aardappelen te verspuiten in maxi
maal 2 1 water. De behandeling is
overigens precies gelijk aan die van
de benzimidazolen nl. aan het uit
einde van de boxenvuller. In de
praktijk is men in verband met een
snellere droging van de knollen
veelal 1 - 1 x/i 1 vloeistof per ton
aardappelen gaan gebruiken. Ver
wacht mag worden dat dit ook voor
Fungaflor vloeibaar geldt, mits maar
75 ml middel per ton aardappelen
wordt gegeven. Men kan dit middel
echter niet met een schijfvernevelaar
toedienen.
Bestrijding Fusarium
Volgens Engelse literatuurgegevens
bezit imazalil ook een zekere wer
king tegen Fusarium. De beschikba
re gegevens zijn echter summier, zo
dat een advies op dit punt moeilijk is.
Voorlopig houden we het daarom
wat de bestrijding van Fusarium be-
tre f, op het gebruik van een benzi
midazool.
Om zeker te zijn van een goed effekt
tegen zowel zilverschurft als Fusa
rium, ligt het voor de hand aan een
kombinatie van Fungaflor vloeibaar
met een vloeibare benzimidazool te
denken. Dit moet echter ontraden
worden! Enkele van de betreffende
fabrikanten hebben ons nl. medege
deeld, een menging van deze midde
len in verband met de kans op uit
vlokking, niet te adviseren. Uitvlok
king kan o.a. verstopping van de
spuitdoppen of schijfvernevelaar
tengevolge hebben.
Wij verwachten dat het afzonderlijk
toedienen van Fungaflor vloeibaar
en een benzimidazool bij de oogst op
grote praktische bezwaren zal stui
ten. Men heeft dan nl. 2 apparaten
nodig en waar moet men die dan
opstellen? Bovendien zit men bij
spuiten met het probleem, dat dan
teveel vloeistof wordt toegediend,
zodat het snelle drogen in de knel
komt.
Als men bij Fusarium gevoelige ras
sen of partijen een behandeling met
alleen Fungaflor vloeibaar te riskant
vindt, is het o.i. te overwegen om dan
de behandeling met een benzimida
zool na het sorteren te geven. Dit
heeft het grote voordeel dat dan ook
de eindbestemming van het poot
goed meestal wel bekend is. De aan
vullende behandeling met een ben
zimidazool kan dan beperkt blijven
tot die partijen die voor export zijn
bestemd of gebruikt zullen worden
voor de teelt van konsumptie-aard-
appelen. Bij een behandeling na het
sorteren bevelen wij het gebruik van
een kleine schijfvernevelaar aan.
Men heeft dan nl. geen problemen
met het nadrogen.
De toediening van de middelen
Met nadruk wordt er op gewezen, dat
welke behandeling men ook toepast,
het in verband met het optreden van
zilverschurft van het grootste belang
is, dat de partij na de oogst snel wordt
drooggeblazen.
Omdat dit bij weinig vloeistof het
beste zal gaan, verdienen de "dro
gers" toepassingen de voorkeur.
In de praktijk is het vernevelen met 2
stuitdoppen aan het einde van de
boxenvuller de meest gebruikte me
thode. Veelal gebruikt men 1 - 1 V2 1
vloeistof per ton aardappelen. Als
deze methode tot nu toe goed beval
len is, moet men niet veranderen.
De belangstelling voor methoden
met minder vloeistof neemt toe. Een
nieuw type vernevelapparatuur is die
van Agri Technics uit Veendam,
waarbij met behulp van 4 spuitdop
pen (2 onder en 2 boven de tran
sportband) ca. 200 ml vloeistof per
ton wordt toegediend. De toediening
heeft plaats bij de overgang van de
ene op de volgende transportband of
boxenvuller. Bij deze apparatuur
wordt de hoeveelheid vloeistof te
vens aangepast aan de hoeveelheid
aardappelen.
Daarnaast krijgt de schijfvernevelaar
meer ingang. Dit in Duitsland ont
wikkelde Mafex-apparaat, kan de
vloeibare middelen onverdund ver
werken. Daardoor worden uiterst
geringe hoeveelheden vloeistof ge
bruikt (50 tot 150 ml/ton). Voor toe
passing direkt na de oogst zijn 2 ty
pen verkrijgbaar (Ligtermoet Che
mie te Roosendaal). Het apparaat
voor maximaal 60 ton per uur kost ca
2.650,-; dat voor maximaal 100 ton
per uur ca. 3.200,-.
Uit in 1982 door het IBVL verrichte
onderzoek is gebleken, dat plaatsing
van de schijfvernevelaars boven een
rollenband de voorkeur verdient.
Men verkrijgt dan een zeer goede
verdeling van het middel over de
knollen. Zo'n rollenband is bij be
paalde nieuwe typen stortbakken als
"grondzeef" aanwezig.
In bijgaande figuren is schematisch
aangegeven waar men zo'n schijf
vernevelaar het beste kan bevestigen
of ophangen. Deze apparaten zijn
voorzien van flappen om drift van de
zeer fijne vloeistofdruppeltjes te
voorkomen. Omdat zo'n rollenband
achter de stortbak erg breed is, die
nen 2 apparaten naast eikaar te wor
den opgehangen. Wanneer men niet
over zo'n rollenband beschikt kan
men het Mafex-apparaat ook boven
de schuine afvoerplaat achter de
stortbak ophangen. Dan zal 1 appa
raat voldoende zijn maar het is onze
ervaring dat de resultaten dan wat
minder goed zijn. Voor een goed ef
fekt moeten de knollen rollen! Deze
Mafex-apparaten zijn te groot om ze
aan het einde van de boxenvuller te
bevestigen. Wel is het vermoedelijk
mogelijk ze te plaatsen boven de
overgang van de ene op de andere
transportband, maar er moet reke
ning gehóuden worden met een niet
optimale verdeling van het middel.
Zoals reeds vermeld kan men na het
sorteren het beste een nog kleiner
type schijfvernevelaar gebruiken met
een kapaciteit van ca. 15 ton per uur.
Men dient veel aandacht te besteden
aan de juiste afstelling van de schijf
vernevelaars; ook tijdens de behan
deling dient men de vloeistofafgifte
regelmatig te kontroleren.
Samenvatting
Om ook voor de toekomst proble
men van een minder goede werking
zoveel mogelijk te vermijden, wordt
aanbevolen alleen pootgoed te be
handelen dat voor export of voor de
teelt van konsumptie-aardappelen is
bestemd. Nu zilverschurft in de
meeste gevallen niet meer met sukses
met de bekende benzimidazolen kan
worden bestreden, wordt aanbevolen
daarvoor het middel Fungaflor
vloeibaar te gebruiken. Bij Fusarium
gevoelige rassen of partijen wordt
een behandeling met één der benzi
midazolen na het sorteren in over
weging gegeven.
Op de akkerbouwproefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat ligt een
wintertarweproefveld met verschillende stikstofgiften bij de volgende
zaaizaadhoeveelheden per ha 67,5 kg; 146 kg en 225 kg. Het betreft het
ras Arminda. Er is 20 oktober 1982 gezaaid in een goed zaaibed en het
zaaizaad had een kiemkracht van 90-100% en een duizendkorrelgewicht
van 55 gram. Mede op basis van deze gegevens is nader ingegaan op de
ontwikkeling van tarweplant en gewas.
Veldopkomst
Een goed zaaibed en een goede
zaaitechniek zijn primaire voor
waarden voor het verkrijgen van een
goede veldopkomst. Bij een taxatie
van de veldopkomst op 85% staan er
op voornoemd proefveld bij gebruik
van de zaaizaadhoeveelheden 67,5
kg, 146 kg en 225 kg per ha respek-
tievelijk 105; 225 en 350 tarweplan-
ten per m2.
Een onregelmatige en dunne stand
schrijft de tarweteler vaak ten on
rechte toe aan het gebruik van (te)
weinig zaaizaad. Bij de in praktijk
gebruikelijke hoeveelheden zaaizaad
is een dergelijke stand meestal echter
een gevolg van de minder goede kie-
momstandigheden in het zaaibed.
Dit kan leiden tot een veldopkomst
van 55% van de uitgezaaide tarwe
korrels of zelfs nog minder.
Groei en ontwikkeling ondergronds
Op goed ontwaterde grond met een
fraaie bodemstruktuur vormen de
tarweplanten een goed ontwikkeld
wortelstelsel. De bodem wordt daar
bij goed ontsloten en via het wortel
stelsel kunnen de tarweplanten dan
beschikken over in de bodem aan
wezige voedingsstoffen, zoals water,
mineralen e.a.
Per oppervlakte-eenheid is het aan
tal tarweplanten uiteraard even
groot als het aantal wortelstelsels. Bij
een hoog aantal planten per m2 bij
voorbeeld 350 is de konkurrentie
tussen de wortelstelsels onderling om
bodemvocht en mineralen aanmer
kelijk heviger dan bij lagere plante-
naantallen van bijvoorbeeld 100 tot
225 per m2. In dit verband is het niet
verwonderlijk dat in de droge zomer
1974 in de proef met 4 hoeveelheden
zaaitarwe t.w. 50 kg, 100 kg, 150 kg(
en 200 kg per ha op Rusthoeve er in
het gewas bij de hoge hoeveelheden
zaaizaad duidelijk droogtesympto
men zichtbaar waren en bij de lage
hoeveelheden zaaizaad echter niet.
Met betrekking tot het wortelstelsel
kan nog worden opgemerkt, dat bij
een'slechte(re) bodemstruktuur de
beworteling van het gewas de bodem
slechts ten dele ontsluit. Het bodem-
vocht en de mineralen in het niet
ontsloten bodemgedeelte kunnen
derhalve het groeiende gewas niet
ten goede komen. Op éénzelfde
grond en met een gelijke stikstofbe
mesting zullen in het gewas bij een
slechte bodemstruktuur eerder stik
stofgebrek en vochttekort optreden
dan bij een betere bodemstruktuur.
wordt groen (vormt groene kleurstof;
vergelijk dit met stevige "lichtsprui-
ten" bij pootgoed). Het gewas is
daardoor in staat beter weerstand te
bieden tegen de veroorzakers van
voetziekte en andere plagen. Boven
dien is het risiko van legering in een
dergelijk gewas heel wat minder dan
in een dicht gewas. Tenslotte dient
nog te worden opgemerkt dat een
naar verhouding holler gewas meer
stikstof rendabel kan benutten dan
een dicht gewas.
Oogstkomponenten
Het aantal planten per m2 is een ge
bruikelijke maatstaf voor de stand
dichtheid van het betreffende gewas.
Bij de korrelopbrengst is er sprake
van drie oogstkomponenten t.w. het
aantal halmen per m2, het aantal
korrels per aar en het korrelgewicht.
Mede in dit verband kan bij verge
lijking van een dicht tarwegewas met
een holler tarwegewas het volgende
overzicht worden gemaakt.
planten per m2
aren per plan)
kans op legering en ziekten
aren per m2
korrels per aar
korrelgewicht
dicht tarwegewas
veel (meer dan 300)
minder
groter
hoger
minder
lager
holler tarwegewas
minder (200 - 225)
meer
lager
lager 500 - 600
meer
hoger
Wintertarwe gezaaid naar 67,5 kg per
ha; hoe zullen de 3 oogstkomponenten
en de uiteindelijke korrelopbrengst
uitvallen?
Groei en ontwikkeling bovengronds
Bij een hoge standdichtheid komen
in het voorjaar "schietende" tarwes-
pruiten steeds meer in eikaars scha
duw te staan. Wegens gebrek aan
zonlicht blijft de stengelvoet wit en
ontstaat een dicht gewas met naar
verhouding slappe stengels.
In een holler gewas kan het zonlicht
beter door dringen; de stengelvoet
Resumé
Bij naar verwachting te lage korre
lopbrengsten is het goed na te gaan
welke oogstkomponent(en) dit heeft
(hebben) veroorzaakt. De korrelop
brengsten van de proef met zaai
zaadhoeveelheden van 67,5 kg. 146
kg en 225 kg zullen t.z.t. nog wel
nader onder de loep genomen wor
den.
8
29 juli 1983