Beleid afstemmen op kleinere en
middelgrote bedrijven: resultaat
90.000 arbeidsplaatsen!
Boer bliiven
Reaktie Z.L.M.-voorzitter
Doeleman opBoer blijven'
CVZ behaalde in 1982
omzetverhoging van 1,5
miljoen
Boer blijven in Nederlandse
Landbouw
"Boer Blijven: Plaats en toekomst van de'Nederlandse landbouw":
Werkgelegenheid
Middenbedrijvenbeleid
Struktuurbeleid
In Boer Blijven wordt de visie van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) weergegeven op de
toekomst van de Nederlandse land- en tuinbouw en op het toekomstig landbouwbeleid.
Het landbouwbeleid moet worden afgestemd op de kleinere en middelgrote bedrijven. Door gerichte ver
sterking van die groep landbouwbedrijven kunnen 90.000 arbeidsplaatsen worden behouden en kunnen
jaarlijks duizenden jongeren meer een bestaan opbouwen in land- en tuinbouw.
Door produktiebeheersing ontstaat weer evenwicht tussen vraag en aanbod, verminderen de spanningen rond
het EG-landbouwbeleid, worden betere prijzen en vergelijkbare sociale omstandigheden mogelijk.
Daardoor ontstaat ruimte voor instandhouding van een gezond leefmilieu, natuur en landschap. Tegemoet
kan worden gekomen aan de groeiende behoefte aan gezond, hoogwaardig en toch niet te duur voedsel
voortgebracht onder, voor de mens, het dier en het milieu niet schadelijke produktieomstandigheden.
Het huidige landbouwbeleid heeft in
de vijftiger en zestiger jaren gestalte
gekregen en is nog steeds gebaseerd
op de "oude" uitgangspunten, vooral
gericht op groei van de produktieca-
paciteit per bedrijf en per volwaar
dige arbeidskracht. De beste situatie
lijkt de grootst mogelijke produktie
door zo weinig mogelijk mensen.
In de zeventiger jaren zijn de om
standigheden drastisch gewijzigd.
Door de economische problemen
groeit de vraag naar voedsel niet
meer. Buiten de landbouw is er door
de grote werkloosheid voor hen die
de landbouw zouden, willen of moe
ten verlaten geen werk. Ook voor de
land- en tuinbouw is het algemene
sociaal-economische beleid richting
gevend. De landbouw kan, als onlos
makelijk deel van de samenleving,
niet voorbij gaan aan veranderingen
in de samenleving. Evenals in de in
dustrie moet versterking en vernieu
wing van de agrarische bedrijven en
verdeling van het werk in land- en
tuinbouw prioriteit krijgen. Op de
tweede plaats vormen de gewijzigde
maatschappelijke opvattingen een
indicatie voor de kentering in de
zienswijze van de betekenis van de
landbouw voor de samenleving.
Op de derde plaats zijn de reeds lan
ger bestaande problemen binnen de
landbouw door de economische crisis
de afgelopen jaren in volle scherpte
naar voren gekomen. De afgelopen
tien jaar zijn 60.000 arbeidsplaatsen
verloren gegaan. Een ontwikkeling
die bij ongewijzigd beleid onver
minderd doorgaat.
Boer Blijven geeft een antwoord op
de specifieke landbouwvraagstuk
ken, op problemen die samenhangen
met de veranderde algemeen econo
mische omstandigheden en op de
gewijzigde maatschappelijke beteke
nis en functievan de landbouw voor
de samenleving. De land- en tuin
bouwbedrijven en de agrarische in
dustrie zijn van veel belang voor de
nationale economie, hetgeen onder
andere blijkt uit:
- Het handeloverschot van land-
bouwprodukten dat ruim 15 miljard
gulden bedraagt;
- bijna een kwart van de Nederlandse
uitvoer bestaat uit agrarische pro-
dukten;
- de werkgelegenheid in land- en
tuinbouw maakt ca. 10% uit van de
marktsector.
Erkenning alleen van het wezenlijk
belang van de agrarische sector voor
de nationale economie is onvol
doende.
Het is opvallend hoe weinig aan
dacht er tot nu toe is voor de land- en
tuinbouw op het vlak van de werk
gelegenheid. Er wordt vrijwel uit
sluitend naar de industrie en de
dienstensector gekeken.
Kernelementen van het toekomstige
landbouwbeleid moeten zijn; be
houd van werkgelegenheid, verde
ling van bestaansmogelijkheden en
versterking en vernieuwing van de
agrarische bedrijven. Het idee dat de
agrarische sektor een voor de natio
nale economie in betekenis afne
mende bedrijfstak is is een achter
haalde opvatting.
Het middenbedrijvenbeleid is gericht
op het scheppen van continuiteit voor
de bedrijven die in de huidige situatie
geen zicht op continuiteit op langere
termijn hebben, maar daar wel be
hoefte aan hebben. Het gaat om ca.
50.000 bedrijven en 80.000 tot 90.000
arbeidsplaatsten. Door selectieve be
drijfsontwikkeling (herstructurering)
moet deze groep gestimuleerd worden
en de kans krijgen om tot een pers
pectief biedende omvang uit te
groeien.
Om dit te bereiken is het noodzake
lijk dat een evenredig deel van de
middelen voor lastenverlichting voor
vernieuwing en versterking van de
marktsector en voor werkgelegenheid
beschikbaar komt voor deze land
en tuinbouwbedrijven. Gedurende
een aantal jaren dient hiervoor twee
tot driehonderd miljoen gulden te
worden bestemd.
Om het middenbedrijvenbeleid te
realiseren is het noodzakelijk om de
beleidsinstrumenten op een samen
hangende wijze op de middenbe
drijven te richten.
Om evenwicht tussen vraag en aan
bod te bereiken is in EG-verband
effectieve produktiebeheersing
noodzakelijk. Aanpassing van het
markt- en prijsbeleid moet plaats
vinden door aanvullende produktie-
regulerende maatregelen. Daardoor
worden de kosten van het EG-land
bouwbeleid in de hand gehouden,
worden negatieve effecten op de
wereldmarkt en de wereldvoedsel
voorziening tegengegaan en wordt
voorkomen dat er vamiit de over
produce een druk op de prijzen en
Het is begrijpelijk en te waarderen
dat jongeren zich bezighouden met
hun toekomstmogelijkheden. Het
NAJK probeert een visie te geven
op de toekomst van de Nederlandse
landbouw. Begrijpelijk, aangezien
er bijzonder veel onzekerheden
zijn over de toekomstmogelijkhe
den voor de jonge boer, die voor de
keuze staat een bedrijf over te ne
men. Te waarderen is het, aange
zien meedenken - en dat mag dan
ook anders denken zijn - een bij
drage kan leveren aan de diskussie
over het landbouwbeleid.
Anders denken, niet zozeer omdat
er fundamentele verschillen zijn,
maar omdat de realiteit van van
daag anders is, dan jongeren wil
len. Zo is het niet realistisch een
visie te geven, beperkt tot alleen de
Nederlandse land- en tuinbouw.
Voor een belangrijk deel hebben
wij met een open-wereldekonomie
te maken en voor een ander deel
met een EG-landbouwbeleid. En
juist de Nederlandse land- en
tuinbouw is van zowel de open-
ekonomie als van het "Brusselse"-
beleid zeer sterk afhankelijk. Wij
moeten er niet aan denken, dat wij
bij een produktiebeperking sterk
gedrongen worden naar onze eigen
markt. Dat zou desastreuze gevol
gen hebben voor de werkgelegen
heid in de land- en tuinbouw. En
om een middenbedrijvenbeleid te
kunnen voeren, wil het NAJK dat
de overheid twee- driehonderd
miljoen gulden bestemd voor dit
beleid, beschikbaar stelt. Op zich is
dat in een tijd waarin alleen maar
bezuinigd wordt al heel moeilijk.
Maar ook duidelijke maatregelen
en voorwaarden scheppen waar
door achterblijvende bedrijven op
getrokken worden tot de midden
groep is bijzonder moeilijk. Wij
hebben nog steeds met vrije onder
nemers te maken waarbij de één
meer durft en kan dan de ander.
Het is moeilijk daarbij regelend op
te treden. Ook niet met de vesti
gingswet of een wet agrarisch
grondverkeer. Alleen met een vol-
ledig geleide ekonomie is dat mo
gelijk. Ik denk overigens dat ook
weinig jongeren daar een voor
stander van zijn, van die geleide
ekonomie. In elk geval zien wij
met belangstelling de diskussie
binnen de NAJK tegemoet aan de
hand van de nota "Boer blijven",
over de plaats en de toekomst van
de Nederlandse land- en tuinbouw.
De landbouworganisaties zullen
daar zeker ook belangstelling voor
hebben. A.J.G. Doeleman
Gisteren, donderdag 16 juni heeft
Ir. G.J.M. Braks, minister van
Landbouw, de nota "Boer Blij
ven: Plaats en toekomst van de
Nederlandse landbouw" officieel
in ontvangst genomen. Deze nota
is een vervolg op de in 1978 ver
schenen brochure "Boer Blijven",
welke in brede kring de aandacht
heeft getrokken. De nieuwe nota
is het resultaat van vele discus
sies, die door agrarische jongeren
en andere maatschappelijke
groeperingen gevoerd zijn. Daar
naast vormen de drastisch gewij
zigde sociaal-economische om
standigheden en de ontwikkelin
gen in het E.G.-landbouwbeleid
een hernieuwde aanleiding.
Agrarische jongeren zijn zich be
wust van het feit, dat de land
bouw géén geïsoleerde sector
vormt. Het doel van de nota is
dan ook, dat deze inzicht wil ver
schaffen in de totale landbouw
problematiek, de betekenis van
de gewijzigde maatschappelijke
omstandigheden en via het zoge
noemde middenbedrijvenbeleid
een perspectief wil bieden voor
(toekomstige) boeren en tuinders.
"Boer Blijven; Plaats en toekomst
van de Nederlandse landbouw" is
bedoeld voor diegenen, die direct
of indirect bij de landbouw be
trokken zijn.
De nota is verkrijgbaar bij het
N.A.J.K., Postbus 29708, 2502 LS
's-Gravenhage. Prijs ƒ25,— in
clusief verzendkosten.
inkomens van boeren en tuinders
blijft uitgaan. Prijsverhogingen
moeten afgestemd worden op de
kostenontwikkeling van het midden
bedrijf.
Het structuurbeleid moet richting
geven aan de gewenste landbouw
structuren ontwikkelingen. De vrij
komende produktieruimte moet bij
de bedrijven terecht komen die
moeten groeien tot een middenbe
drijf. Daarvoor is nodig dat de Ves
tigingswet er op korte termijn komt.
In de Vestigingswet moeten bedrijfs-
maxima worden vastgesteld op basis
van 2 volwaardige arbeidskrachten
in de landbouw en 3 volwaardige ar
beidskrachten in de tuinbouw. Ook
de Wet Agrarisch Grondverkeer
moet op korte termijn ingevoerd
worden.
Het bedrijfsontwikkelingsbeleid, in
vesteringsinstrumenten en credietfa-
ciliteiten moeten worden gericht op
de middenbedrijven. Kern van het
structuurbeleid moet zijn een gelijk
matigere verdeling van de bestaans
mogelijkheden in land- en tuinbouw.
Door te streven naar een doelmatige
grootte van alle land- en tuinbouw
bedrijven wordt de rentabiliteit van
de gehele Nederlandse land- en
•tuinbouw sterk verbeterd en daar
mee onze concurrentiepositie.
Oudere ondernemers op kleinere
bedrijven met een inkomen beneden
het bestaansminimum dienen een
inkomensaanvulling te krijgen tot ze
hun bedrijf beëindigen.
Er moeten maatregelen komen om
de bedrijfsovernameproblematiek te
verlichten en een gezonde start mo
gelijk te maken.
Het jaar 1982 werd op de 4 Zeeuwse fruitveilingen gekenmerkt door grote
tegenstellingen, aldus het pas verschenen jaarverslag. In de eerste helft van het
jaar waren de aanvoeren niet bijzonder groot, en de prijzen erg hoog. In het
eerste halfjaar hadden onze veilingen gezamenlijk een omzetstijging ten op
zichte van het jaar daarvoor van ruim 9 miljoen gulden of wel 50%.
Helaas ging deze omzetstijging in de tweede helft van het jaar weer grotendeels
verloren, want van de stijging met 9 miljoen gulden in het eerste halfjaar bleef
uiteindelijk slechts 1,5 miljoen over. Dit wil zeggen dat in de tweede helft van
1982 de geldelijke opbrengsten ruim 20% lager waren dan het jaar daarvoor.
Zeer grote fruitoogsten in de belangrijkste appelproducerende landen van
West Europa waren daarvan de oorzaak.
De omzetten in geld waren in 1982 bij de aangesloten veilingen als volgt:
veilpunt 1982 1981
Goes ƒ18.416.815.00 ƒ17.907.855.00
Kapelle ƒ16.363.201.00 16.166.410.00
Krabbendijke 11.569.700.00 11.231.534.00
Terneuzen 7.456.303.00 5.949.881.
ƒ53.806.019.00
ƒ51.255.680.00
Dat er zeer hoge prijzen werden betaald in het eerste halfjaar 1982 blijkt
onder meer uit het overzicht van de laatste maanden van het seizoen voor wat
betreft het ras Golden Delicious. De volgende gemiddelde prijzen werden
voor dit ras besteed bij de gezamenlijke C.V.Z. veilingen:
periode
aanvoer x 1000 kg
middenprijs in centen per kg
5 - 9 april
433
127
12 - 16 april
274
136
19 - 23 april
391
144
26 - 30 april
306
183
3 - 7 mei
350
195
10 - 14 mei
378
189
17-21 mei
216
172
24 - 28 mei
271
170
31 mei - 4 juni
219
163
Eind mei werd in Krabbendijke het laatste hardfruit van de oude oogst
geveild, op 10 juni in Goes en Kapelle en op 17 juni op het veilpunt Terneu
zen.
8
17 juni 1983