KIMLC kommentaar Het weer en de fiscus over geld en goed De aftrekbaarheid van buitengewone lasten Schoolverlaters, Leerplicht en Arbeidsrecht I Beëindigingsvergoedingsregeling gewijzigd heropend Provincie stelt geld beschikbaar voor onderzoek gebruik zoet water Rentesubsidieregeling verlaagd Opgave landbouwtelling 1983 met betrekking tot de slechte weersomstandigheden Jacht en Wildbeheer Ook dit jaar zullen weer veel jongeren (jongens en meisjes) hun school verlaten. De een zal proberen werk te vinden, de ander zal verder gaan leren. De mogelijkheden om te gaan werken worden, zowel in de landbouw als daarbuiten, steeds kleiner. Op dit gebied is een aantal regels, voor schriften en (subsidie)mogelijkheden van belang. In enige artikelen zullen we proberen de belangrijkste daarvan weer te geven. We horen vaak dat er met name in de landbouw eigenlijk best voldoende werk is, maar dat het in loondienst nemen van personeel te duur is. De vraag wordt daar dan bij gesteld of er geen subsidiemogelijkheden zijn. Als je je daar dan eens in gaat verdiepen, blijkt er niet zo veel te zijn dat voor een boer, tuinder of fruitteler van belang is. Wel blijken er vele regels en ver plichtingen te zijn voor zowel werk gever als werknemer. De meeste re gels gelden ook indien je als school verlater op het ouderlijk bedrijf komt werken. Leerplicht en arbeidsverbod In Nederland geldt de verplichting om tenminste 10 jaar dagonderwijs te volgen. Het 11e jaar is er nog sprake van een partiële (gedeelte lijke) leerplicht: minimaal 2 hele da gen (of drie avonden) per week. Bij uitzondering kan men ook aan deze eis voldoen bij deelname aan het leerlingstelsel. Daar komen we in het volgende artikel op terug. Voor degenen die na hun 15e of 16e jaar nog volledig doorleren, wordt automatisch aan de partiële leer plicht voldaan. Jongeren die nog geen 15 jaar oud zijn en jongeren die nog geen 10 jaar volledig dagonderwijs hebben gevolgd, mogen nog geen arbeid verrichten. Voor partieel leerplichtigen geldt een arbeidsver bod op de kursusdagen. De jongeren die wel mogen werken en nog geen 18 jaar zijn moeten bij de gemeente een arbeidskaart aanvragen (meestal gratis). Op die manier kan bij kon- trole bewezen worden dat je mag werken. Verder mag er door jonge ren beneden de 16 jaar geen over werk gedaan worden. Tussen de 16 en 18 jaar kan daarvoor een vergun ning gevraagd worden. Nogmaals, dit geldt ook voor degene die thuis meewerkt. A rbeidsovereenkomst Voor iedereen die tegen betaling ar beid verricht is het aan te bevelen de van te voren gemaakte afspraken op papier vast te leggen. Dat is dan een arbeidsovereenkomst. Een minder jarige heeft daarvoor een machtiging van zijn ouder of voogd voor nodig. Heeft de ouder of voogd niet binnen 4 weken gereageerd, dan wordt aan genomen dat die machtiging is ver strekt. In zo'n arbeidsovereenkomst leg je o.a. de arbeidstijd vast. (Be paalde- of onbepaalde tijd.) Ook de afspraken over beloning komen er in te staan. Denk aan het minimum jeugdloon dat verplicht is voor jon geren beneden de 23 jaar. Voor de in het ouderlijk bedrijf meewerkende kinderen kunnen hierover afwijken de afspraken gemaakt worden, zoals een tegoedschrijving. De proeftijd is de periode waarin werkgever én werknemer zonder opzegging de dienstbetrekking onmiddellijk kun nen beëindigen. Die periode mag wettelijk niet langer zijn dan 2 maanden en moet voor beide par tijen gelijk zijn. Voor de meeste be drijfstakken en dus ook voor de landbouw zijn bepaalde landelijke afspraken gemaakt tussen werkge vers- en werknemersorganisaties. Men noemt dat een C.A.O. Col lectieve Arbeidsovereenkomst). Daarin staan al veel bepalingen waarnaar men in een individuele overeenkomst kan verwijzen. De tekst van die C.A.O. is voor de agra rische sektor te verkrijgen bij het Landbouwschap. j van Wijck De wel zeer uitzonderlijke weersom standigheden van dit voorjaar houden de gemoederen in onze kring nog steeds bezig. Hoewel gelukkig de af gelopen dagen de nodige zaai- en pootwerkzaamheden verricht konden worden, zal er toch voor het eerst se dert lange tijd hier en daar wel een stukje braak blijven liggen en van de zeer laat aan de grond toevertrouwde gewassen mag nog nauwelijks een re delijke opbrengst verwacht worden. De ruwvoedervoorziening geeft op veel rundveehouderijbedrijven grote pro blemen. Het is duidelijk dat 1983 een uiterst mager boerenjaar dreigt te worden voor een zeer groot aantal bedrijven. De verschillen van bedrijf tot bedrijf van streek tot streek zullen daarbij groter zijn dan ooit. Wij hebben de laatste weken vanuit de georganiseerde landbouw de ontwik keling van dag tot dag gevolgd om te bezien welke maatregelen op korte termijn konden helpen. Me dunkt, dat naast een aantal concrete zaken als landbouwverlof voor boerenzoons, ontheffing aardappelteeltverordening conserveermogelijkheden voor inkui len gras en dergelijke' het op korte termijn vooral van belang is dat de betrokken boeren niet nog eens voor lopige aanslagen van inkomstenbelas ting en premieheffing krijgen opge- Het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft besloten de bedrijfsbeëindi gingsregeling in gewijzigde vorm per 6 juni 1983 te heropenen. De regeling was in maart j.l. tijdelijk geschorst daar heroverweging van de regelingen van het fonds door de budgettaire problematiek noodzake lijk bleek. Oud beleid Voor een aantal gebieden zal het oude vergoedingenstelsel van vóór de schorsing van toepassing blijven, t.w. ruilverkavelingsgebieden (op ba sis van de Ruilverkavelingswet); herinrichtingsgebieden (op basis van de Herinrichtingswet Oost- Groningen en de Gronings- Drentse Veenkoloniën); reconstructiegebieden (op basis van de Reconstructiewet Midden Delfland, resp. de Beschikking Reconstructie Oude Glastuin bouwgebieden). Dit houdt in dat voor hoofd- en ne venberoepers een bedrag variërend van 1.800,tot ƒ5.400,— per hectare wordt toegekend voor alle leeftijden tot 65 jaar. Voorts ontvangen de hoofdberoe pers tussen 50 en 65 jaar een maan delijkse uitkering van 407,— (ni veau 1983), terwijl de hoofdberoe pers onder de 50 jaar een extra bij drage ontvangen in de vorm van een bijdrage ineens, afhankelijk van de bedrijfsomvang. Nieuw beleid Voor de overige landbouwgebieden zal de vergoeding slechts bestaan uit een (jaarlijks aan te passen) maande lijkse uitkering voor ondernemers met hoofdberoep in de landbouw. De vergoeding voor 1983 bedraagt 407,— De leeftijdsgrenzen, waar binnen de mogelijkheid tot het indie nen van aanvragen bestaat, zijn ge steld op 55 en 65 jaar. Glasafbraakregeling De schorsing van de glasafbraakre geling, die gekoppeld was aan de beëindigingsregeling is van kracht gebleven. Buitengewone lasten zijn blijkens art. 46 van de wet I.B. 1964 ingedeeld in meerdere kategoriën. Een van deze kategoriën buitengewone lasten heeft betrekking op uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van kinderen voor wie men geen kinderbijslag geniet en van bloed- of aanverwanten. Deze uitgaven zijn aftrekbaar voor zover zij meer bedragen dan 200,— of, als dat minder is, één procent van het onzuiver inkomen. De provincie Zeeland zal een finan ciële bijdrage leveren voor de uit voering van een onderzoek dat bij Kapelle zal worden gedaan naar het voorkomen in de bodem van zoet waterbellen. De kosten van dit pro- jekt worden geraamd op ca. 590.000,— en de provincie wil daarvan 295.500,— voor zijn reke ning nemen. Behalve inventarisatie van aantal en omvang van zoetwa terbellen omvat het onderzoek ook studie naar het voorkomen van ver- zilting wanneer de land- en tuin bouw zoet water aan de bodem ont trekt. Bovendien wil men onderzoe ken of en zo ja in welke mate zoet water in de bodem kan worden geïnfiltreerd om de bellen op die wijze kunstmatig in stand te houden dan wel te vergroten. 10 juni 1983 Het bestuur van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Land bouw heeft besloten de rentesubsi dieregeling in gewijzigde vorm per 6 juni 1983 te heropenen. De rentesubsidie bedraagt nu 3 yh% (voorheen 5%) over de eerste ƒ85.000,— en 1% (voorheen 2%) over het resterende bedrag. Het maximum subsidiabel leningsbedrag 200.000,—is gelijk gebleven, evenals de overige voorwaarden van de regeling. Ook de extra 2% subsidie voor jonge agrariërs wordt gehand haafd. De vorige regeling was in maart j.l. tijdelijk geschorst daar heroverwe ging van de regelingen van het fonds door de budgettaire problematiek noodzakelijk bleek. In het algemeen zal de inspekteur strenge maatstaven hanteren alvo rens een dergelijke aftrek wegens buitengewone lasten te aksepteren. Dat is ook begrijpelijk wanneer men bedenkt dat de uitkeringen voor le vensonderhoud die bij de gever af trekbaar zijn, bij de ontvanger niet tot het inkomen gerekend moeten worden. Wat die strenge maatstaven betreft, gaat het onder andere om de vraag wat onder het begrip "levensonder houd" moet worden verstaan. Vol gens konstante jurisprudentie moet onder levensonderhoud niet slechts worden verstaan de voorziening in de eerste levensbehoeften, maar bovendien al wat nodig is om de on dersteunde in staat te stellen tot het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig zijn plaats in de sa menleving. Maar nu de vraag: Wat is een redelijk bestaan? Dat hier ver schillend over gedacht wordt, blijkt uit het volgende. Belanghebbende heeft een geschei den dochter met 2 kinderen. Hij steunde deze dochter, die in het jaar 1978 19.704,- had aan netto in komsten, kinderbijslag en huursub sidie inbegrepen, financieel met een bijdrage van 190,per week (de ja ren daarvoor 140,- per week). Deze man vond dat redelijk. De inspekteur, die in vorige jaren geen korrekties in belanghebbendes bijdragen aan zijn dochter had aan gebracht, stelde een onderzoek in naar de inkomenspositie van de dochter in verband met de voort gaande groei van belanghebbendes bijdragen aan zijn dochter. Haar ei gen inkomsten bleken, naar zijn oordeel, hoog genoeg om haar een passend bestaan mogelijk te maken. Het Hof daarna in aktie gebracht stelde o.a. dat, omdat de bijdragen vóór 1978 reeds 140,- per week be droegen, belanghebbendes dochter ook in dit jaar voor het voeren van een redelijk bestaan overeenkomstig haar plaats in de samenleving een aanvulling tot ten minste dit bedrag op haar bijstandsuitkeringen en huursubsidie behoefde. De Hoge Raad verwierp deze uitspraak o.a. omdat het Hof had moeten toetsen of een netto inkomen van 19.704,— voldoende was tot het voeren van een redelijk bestaan voor een ge scheiden vrouw in het gelukkige be zit is van een vader wier maatschap pelijke positie het toelaat haar jaar lijks niet onaanzienlijke bijdragen te verschaffen. Tenslotte wordt ter verdere behan deling en beslissing naar een ander gerechtshof verwezen. En nu maar afwachten wat de uitspraak zal in houden. A. Michaël legd die nog uitgaan van een normale inkomenssituatie. Het terugbrengen tot meer reeële omvang van deze aan slagen of het geheel achterwege laten moet, met de mogelijkheden die de fiscus daarvoor voor handen heeft, ze ker kunnen. We zullen er op toezien dat dit ook in redelijkheid gebeurt. In de tweede plaats zal vooral de con crete ruwvoederpositie in een aantal gebieden tot extra maatregelen moe ten leiden. Ik denk dan met name aan de "overstroomde" uiterwaarden. Mogelijk kan hier extra grasinzaai op bijvoorbeeld gronden van de Rijks dienst IJsselmeerpolders uitkomst bieden. Uiteraard is het ook van groot belang om de ontwikkeling der akkerbouw gewassen nauwlettend te volgen en er extra voor te waken dat we straks toch weer een kwalitatief goed produkt kunnen afleveren aan met name onze buitenlandse klanten. Dat is van extra belang, nu er mogelijk wat meer mu ziek in de prijsvorming kan zitten. Voor het beleid in de komende jaren heeft dit uitzonderlijke voorjaar in elk geval twee dingen nog eens goed dui delijk gemaakt. Planning van de pro duktie is een uiterst hachelijke zaak en aan het kunstmatig via bijvoor beeld produktiedrempels terugdringen van agrarische produktie binnen de EG zitten dan ook grote risico's. De marge die tussen produktie en con sumptie moet worden aangehouden dient zeer ruim te zijn. In de tweede plaats komt nu nog eens duidelijk naar voren dat de doorsnee agrarische bedrijven ook in betere ja ren onvoldoende kunnen reserveren voor uitzonderlijke situaties als op dit moment. De fiscus en de collectieve lastendruk in zijn algemeenheid zijn hiervan wel de belangrijkste oorzaken. De praktijk heeft nog eens onomsto telijk vastgesteld dat een forse lasten vermindering voor het zelfstandige agrarische bedrijfsleven absoluut noodzakelijk is. Ik hoop dat het kabi net bij de opstelling van de begroting 1984 dit signaal van de natuur zal verstaan. Luteijn Tengevolge van de slechte weersom standigheden zullen een aantal op gaven voorde Landbouwtelling 1983 afwijken van de werkelijk uitgevoer de bouwplannen. Indien hiervan in uw geval sprake is, gelieve u zich tot uw distriktsbureauhouder (D.B.H.) te wenden voor het doen van een verbeterde opgave. Het korrigeren van uw opgave kan voor u van groot belang zijn, omdat de gegevens van de landbouwtelling behalve voor statistische doeleinden, veelal ook gebruikt worden als basis voor de uitvoering van landbouwre- gelingen (o.a. vlassteunregeling) en het opleggen van heffingen voor het Landbouwschap. Het is derhalve voor u van groot be lang, bij gewijzigde omstandigheden met uw distriktsbureauhouder kon- takt op te nemen. De Gew. Direkteur van de St. tot Uitvoering van Landbouwmaatrege- len, ir. W.L.A.G. Tacken De Koninklijke Nederlandse Ja gers Vereniging heeft in samen werking met het Jachtfonds een speciaal blad uitgegeven. Dit blad "Jacht en Wildbeheer" is uitgereikt aan alle jachtaktehou ders in Nederland. Getracht is in dit blad de laatste informatie over ontwikkeling van de jacht in Ne derland weer te geven. Voor nadere inlichtingen en bes tellingen, tel. 033 - 19841.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 3