„Appelrassenmuseum" in Flevoland Kloosters en landgoederen Pomologisch Bewaren De boer van vroeger De boer van vroeger Op het RIJP-perceel NZ 28 bevindt zich de grootste collectie appel rassen van Nederland. Zeker zo'n 350 verschillende appelbomen staan daar broederlijk bijeen. Het bekende gezegde, „de appel valt niet ver van de boom", gaat dus niet altijd op. „Goudpippeling", „Ossekop", „Schellinkhouter" en „Zijden hemdje", al deze oud-Hollandse appelrassen uit alle delen van het land afkom stig, staan nu op Flevolandse bodem. Deze opmerkelijke boomgaard is het resultaat van een verregaande sa menwerking tussen de RIJP en de proefboomgaard de Schuilenburg uit Kesteren, een onderdeel van TNO. Binnen deze laatste instantie ontstond de werkgroep „Geïnte greerde bestrijding", die zich bezig houdt met het ontwikkelen van be- strijdingsmethoden anders dan puur chemische. Daarbij gaat het erom zoveel mogelijk de natuurlijke weer standen van de fruitbomen tot hun recht te laten komen. De bedoeling is om met behulp van deze zogenaam de-zachte technieken tot een accep tabel systeem voor de fruitteler te komen. De werkgroep werkt al een aantal jaren samen met de RIJP op kavels M 73. R 18 en de Y-raai percelen. De Schuilenburg zorgde voor de re search en de Rijksdienst voor de grond en de verzorging. Op een ge geven moment ontstond de behoefte meer inzicht te krijgen in de schim melbestrijding. Er werd gekeken of er andere appelrassen waren, die minder gevoelig zouden zijn voor met name schurft en meeldauw. Hieruit ontstond uiteindelijk het plan een collectie oud-Hollandse appelrassen bij elkaar te brengen. Deze vond zijn bestemming op NZ 28. De heer Blommers van de Schuilen burg: „Zo'n verzameling bij elkaar te krijgen was echt geen eenvoudige opgave. Veel oude bijzondere rassen bleken verscholen te zijn in vergeten hoekjes van boerenerven, kloosters en landgoederen. Er werden oproe pen gedaan in tuinbouwbladen en de reacties waren overweldigend. In de winter is men toen het land door ge gaan en hebben zij van al die bomen hout genomen. Een probleem was wel dat de mensen kennelijk niet precies weten wat ze hebben. Zo in de trant van „Hier moest die boom ergens staan, ja dan zal het deze wel zijn". Soms bleek later dat het dan heel wat anders was. De scheuten werden in ieder geval meegenomen en op zogenaamde onderstammen geplaatst. Bij de komst van de eerste appels kwam er een periode van vergelijken en plaatjes kijken, om de verschillende rassen te determine ren". De appelbomen op NZ 28 staan in tweevoud. Een A-blok en een B- blok. Op het ene blok wordt geen ziektebestrijding uitgevoerd en het andere blok wordt matig bestreden met chemische middelen. Enkele keren per jaar worden de ziektever schijnselen per boom nagegaan. Zo wordt van de ziektebestendigheid van de rassen een beeld verkregen. De schurftvorming op de bladeren en vruchten wordt bekeken. De meeldauw tast meestal de scheut- toppen aan en ook het voorkomen van deze ziekte wordt geturfd. Orok worden bij de verschillende ap pelrassen sinds 1980 zogenaamde pomologische waarnemingen ge daan. Men bekijkt dan naast de ap pel op zich ook de ontwikkeling van de bloei en de verschillende ruien (het laten vallen van de appels). Blommers: „Sommige rassen laten hun appels vallen net voordat je denkt dat ze rijp zijn". Ook worden de appels zelf bekeken en geproefd. Wat het pomologisch onderzoek be treft is 1982 het derde en laatste jaar en hoopt men de balans op te kun nen maken. Hierna zullen rassen, die niet gevoelig voor ziekten zijn, maar ook anderszins aanvaardbaar lijken, worden opgenomen in het bruik- baarheidsonderzoek van het proef station Wilhelminadorp. Waar schijnlijk zal het onderzoek een aan tal zeei^acceptabele rassen opleveren die ook hoegenaamd geen bespuiting nodig hebben. Blommers: „Er zijn er ook bij waarvan de appels niet te pruimen zijn". De collectie oud-Nederlandse ap pelrassen dient nog een ander doel. Het dient er ook toe om eigenschap pen te bewaren die in rassen aanwe zig zijn. Een appel of peer die twee jaar te bewaren is heeft een heel nuttige eigenschap. Ook ongevoeligheid voor bladluizen of andere insekten komt voor. Dit moet dan wel vaak gezien worden in een combinatie met selectieve be spuiting. Ook kunnen de appelrassen worden gebruikt als gereedschap om onderzoek te doen naar plaagont- wikkeling. De oude appelrassen vor men dus geen statistische museum collectie. maar zijn een levend stuk onderzoeksmateriaal. En wat de smaak betreft van het „Honingzoet- je", „Gulderling", „Marechal", „Kaneelappel" en „Zomernotaris", is er een variant op een opmerking van Shakespeare. Voor wie het ver staat: ..What's in a name? That which we call an apple by any other name would taste as sweet". Jasappel Court Pendu Koningszuur. Pater van den Elzen Lemoenappel Present ran Engeland Groninger Kroon Princesse Noble Hij is een boer maar hij is mooi In al zijn jeugdige ouderwetsheid Is er geen spoor van vaag of fletsheid Want alles is van het best allooi Het zwarte pak de zwarte hoed Zijn donker haar en gouden knopen Beslikte hemdboord omhoog gekropen Staat alles fleurig en het is goed Alleen zijn huis is niet meer wijd Genoeg voor het geweld der schoeren De stijve klepbroek knelt zijn stoere Schier mannelijke volwassenheid Maar hij lacht kalm en weet bescheid Van het wonder dat zich gaat volvoeren Willem de Merode Een boer is meestal niet zoo gauw tevree Het loopt hem dan ook niet dikwijls mee Zijn werk moet dikwijls gebeuren met haast en spoed En als de natuur niet meewerkt zelden goed Een goede knecht is zijn loon dubbel waard Maar hem altijd zijn zin te geven gaat met moeite gepaard Een goede en vlijtige vrouw kan veel steun geven Hij stelt dat niet altijd op prijstoch is hij haar genegen Altijd paraat en bezig dikwijls in regen en wind Ofschoon niet kwaad, bij zijn personeel niet erg bemind Veel kinderen daar is hij op gesteld, dat vindt hij fijn Terwijl zijn vrouw, paarden en beesten zijn liefde zijn P. B re ure Klaverweg 2 Colijnsplaat 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 35