EEN NIEU W BEGIN.
Stap voor stap
Geen derde
directoraat-generaal
bij ministerie van
Landbouw
zegge en schrijve
zuidelijke landbouw maatschappij
Voorzitter Landbouwschap:
Kriteria
Prioriteit
Zakelijkheid
VRIJDAG 25 MAART 1983
69e JAARGANG NO. 3674
land- en
Z.l.m. tuinbouwblad
Voor de akkerbouwers is het veldwerk weer begonnen. In de achter ons liggende periode
met drogend weer heeft de zaaimachine alweer de nieuwe kiem gelegd voor een nieuwe
oogst. Deze boer is bezig met het zaaien van zomergerst. De afgelopen week moest het
voorbereidend - en het zaaiwerk worden opgeschort tot de lente definitief doorbreekt en
grond en weer de afronding van zaaien en poten mogelijk maakt.
Het relatienotabeleid - met het doel om landbouw en
natuur naast elkaar te laten bestaan - nadert stap voor
stap zijn realiseren in de praktijk. Brabant ligt op dit ter
rein overigens ver voor op Zeeland: daar zijn inmiddels al
vier beheersplannen met een totale oppervlakte van ruim
1 200 hectare in werking en er zijn er twee in een verge
vorderd stadium van voorbereiding. In Zeeland ligt op dit
moment het beheersplan voor De Poel-Heinkenszand ter
visie en is het plan voor Yerseke volop in voorbereiding.
Inmiddels heeft de minister van Ruimtelijke Ordening
(V.R.O.M.) aan de provinciale besturen advies gevraagd
over de afronding van de zogenaamde kategorie III. Het
gaat daarbij om afrondingen van bestaande reservaten,
bufferzones rondom bestaande of uit te breiden reserva
ten en uitbreiding van bestaande en vestiging van nieuwe
reservaten en/of beheersgebieden. Voor het gemak heeft
de minister alvast een (lange) lijst van gebieden opgesteld
die naar zijn mening (lees: van zijn adviseurs) in aanmer
king komen als relatienotagebied. Overigens zonder dat
de minister daarbij aangeeft welke kriteria hij heeft ge
hanteerd. Daarmee dwingt hij de provincies zelf in feite
de kriteria op te stellen. Opvallend is ook dat aan het
oorspronkelijke aankoopplan van het voormalige minis
terie van C.R.M. gebieden zijn toegevoegd die voorko
men op aankoopplannen van de particuliere natuurbe
schermingsorganisaties. Voor de provincie Zeeland bij
voorbeeld komt de afronding daardoor van de oorspron
kelijke 250 hectare op 1047 hectare. Overigens kennen
wij die aankoopplannen niet.
Het spreekt vanzelf dat de georganiseerde landbouw een
en ander met argusogen volgt. In het overleg over de
afronding is er van onze kant op gewezen dat een afron
ding van de bestaande gebieden niet per "buitenom"
hoeft te gaan maar ook "binnenlangs" mogelijk is. Ver
der is duidelijk gemaakt dat er van Landbouwzijde over
wegende bezwaren bestaan tegen zogenaamde buffer
zones omdat dat in de toekomst gemakkelijk kan leiden
tot bufferzones rond bufferzones. En zover er het voor
nemen bestaat bouwland als relatienotagebied aan te
merken zal dit voor ons in principe niet aanvaardbaar zijn.
Tot zover de belangrijkste randvoorwaarden. Wat de kri
teria betreft sta ik op het standpunt dat deze vooral dui
delijk moeten zijn dat wil zeggen zonder dubbele bodem
zodat er in het konkrete geval ook mee gewerkt kan wor
den. Ook dan zal het trouwens in voorkomende gevallen
al moeilijk genoeg zijn. Dat komt mede doordat er bij de
grondgebruikers nog heel wat weerstand te overwinnen
is. Dat is mij duidelijk gebleken op de (eerste) informa
tieavond over het beheersplan De Poel-Heinkenszand. Dat
blijkt trouwens ook in Brabant: in de vier gerealiseerde
beheersplannen loopt het bepaald nog niet storm met
(aanvragen voor) beheersovereenkomsten. Volgens mij
De georganiseerde landbouw staat bij voorbaat afwijzend
tegenover een plan om op het ministerie van Landbouw
een derde directoraat-generaal in het leven te roepen.
Zo'n derde poot leidt slechts tot "verkokering" en tot
onnodige extra kosten. Dit zei voorzitter Jaap van der
Veen van het Landbouwschap op 17 maart in Honselers-
dijk, waar hij sprak op uitnodiging van de tuinbouworga
nisaties in het Westland.
Minister Braks (Landbouw) noemde de mogelijkheid van
een nieuwe directoraat-generaal onlangs in een gesprek
met de Tweede Kamer. Het is niet bekend wat er precies
onder zou komen te vallen. Wel hebben milieu- en na
tuurbeschermingsorganisaties er voor gepleit om de
nieuwe taken van het ministerie op het gebied van na
tuurbehoud en openluchtrecreatie in één organisatorisch
verband onder te brengen. Het Landbouwschap heeft er
daarentegen steeds op aangedrongen deze nieuwe taken
te integreren met die op het gebied van landbouw, voed
selvoorziening, landinrichting, grond- en bosbeheer.
Het Landbouwschap vindt het volstrekt onjuist dat aan
de ene kant een kostbare en onnodige uitbreiding van de
departementale organisatie wordt overwogen, terwijl er
aan de andere kant bezuinigd wordt op voor de landbouw
essentiële zaken als voorlichting, onderzoek en landin
richting.
Van der Veen herhaalde in Honselersdijk nog eens, dat
het zoveel mogelijk overeind houden van de voorlichting
voor het Landbouwschap eerste prioriteit heeft. Niette
min liet hij er geen twijfel aan bestaan dat ook de voor
lichting niet zal ontkomen aan de bezuinigingen. Het
Landbouwschap vindt dat de voorlichting in de komende
jaren zoveel mogelijk moet worden gericht op versterking
van het ondernemerschap. Dit zal ten koste gaan van de
teelttechnische voorlichting, waaraan de agrarische on
dernemer in de toekomst zal moeten meebetalen op basis
van het profijtbeginsel.
Het Landbouwschap is alleen op zeer strakke voorwaar
den bereid om in de toekomst mee te betalen aan praktijk
onderzoek. Een belangrijk uitgangspunt is in ieder geval
dat het onderzoek zoveel mogelijk produktiegericht moet
zijn. Het Landbouwschap is het ook eens met het vrijma
ken van capaciteit voor nieuw onderzoek. "Dat betekent
overigens", aldus Van der Veen, "dat oud onderzoek dat
niet meer zo belangrijk is afgestoten moet worden".
komt dat vooral door de overweldigende manier waarop de
relatienota in 1975 werd gepresenteerd. Inmiddels pro
beert men de (psychologische) fouten te herstellen zoals
bijvoorbeeld door de nota flexibele uitvoering van de be
heersregelingen waardoor de zogenaamde "alles of
niets" regeling van de baan is. Ook is het nu mogelijk om
een jaar proef te draaien met een beheersovereenkomst.
In de Provinciale Commissie Beheer Landbouwgronden
(P.C.B.L.) voor Zeeland heb ik daarvan gezegd dat men
nu blijkbaar tot inkeer is gekomen door tegemoet te ko
men aan wensen die door de landbouw vanaf het begin al
geuit zijn. Men heeft goed begrepen dat er voor het.af
sluiten van een beheersovereenkomst nog altijd twee
partijen nodig zijn.
Na alles wat er sinds 1 975 is gebeurd is het logisch dat
de gevoeligheden ten aanzien van de relatienota bij de
boeren nu niet opeens weg zijn. De overheid mag daarom
niet verwachten dat men elkaar nu plotseling loopt te
verdringen om een beheersovereenkomst af te sluiten.
Anderzijds lijkt het mij een normale zaak dat het "aan-»
bod" door de betrokken grondgebruikers serieus wordt
overwogen. Via de versoepelde regeling is er nu tenmin
ste de mogelijkheid om als boer letterlijk stap voor stap
ervaring op te doen met een beheersovereenkomst, in-
klusief de mogelijkheid om er alsnog - na een jaar - vanaf
te zien. Wellicht dat daarmee ook stap voor stap de emo
ties zullen afnemen om plaats te maken voor nuchtere
zakelijkheid.
Oggel