Richtlijnen voor de stikstofbemesting in 1983 voor het Zuidwestelijk kleigebied Landbouwonderwijs in Noord-Brabant uit z'n jas gegroeid Kontakten tussen agrarisch dag-onderwijs en Voorlichting intensiveren. Inspekteur L. Bouten: Noord-Brabantse werkgroep: Stikstofgehaltes gemiddeld laag Spanje wil aardappelen gaan invoeren Verlate aardappeloogst Cyprus De Inspekteur Landbouwonderwijs in Noord-Brabant ir. L. Bouten heeft op de 21 januari j.l. gehouden vergadering van de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in Noord-Brabant een inleiding gehouden over te verwachten ontwikkelingen in het Landbouwonder wijs' in deze provincie. Hij vertelde o.m. dat de Inspektie Landbouwonderwijs nog niet is geïntegreerd met de overige Inspekties. Per 1.8.1983 zal dit wel gebeu ren met het Lager Beroeps Onderwijs. Het Landbouwonderwijs is gestart vanuit kleine scholen 80 leerlingen). Door de sterke toe name van het aantal leerlingen per school (tot 200) en de uitbrei ding van het leerpakket zijn er huisvestingsproblemen ontstaan. Deze problemen kunnen door de financiële moeilijkheden niet op korte termijn worden opgelost. De werkgroep "Relatie tussen Voorlichting Overheid, SEV en het Agrarisch Onderwijs" in Noord-Brabant heeft een rapport over deze relatie voorgelegd aan de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikke ling in Noord-Brabant. Dit rapport kwam aan de orde op een vergade ring van de Raad die 21 januari j.l. plaatsvond. De notitie van de werkgroep en de diskussie kunnen als volgt worden samengevat: De kontakten tussen het agrarisch dag-onderwijs en de Voorlichtingsdiensten van Overheid en S.E.V. zouden meer aksent kunnen krijgen. Het leerlingenbestand is ook aan wijziging onderhevig. Zowel in het L.B.O. als in het M.B.O. is 50% van de leerlingen van agrarische af komst. Daarnaast komen er steeds meer meisjes op de scholen. Hier door is, alsmede door het mondiger worden van de leerlingen, de sfeer gewijzigd. De schoolbesturen in het Land bouwonderwijs manifesteren zich, door hun samenstelling uit vnl. agrariërs, veel nadrukkelijker dan in het andere onderwijs. Binnen de L.A.S.'en vindt er een veralgemenisering en verbreding van het leerpakket plaats. Van opleiding voor een agrarisch beroep is het ont wikkeld tot een beroepsopleiding in de ruime zin. De leerlingen op de M.A.S. bestaan voor het grootste gedeelte uit oud leerlingen van de L.A.S. Ondersteuning vanuit de praktijk scholen is erg belangrijk, waarbij de verplichte stage, het praktijkgericht zijn van de opleiding, nog eens ak- sentueert. Het praktijkgericht zijn van de opleiding is belangrijk omdat de afstand leerlingen-bedrijf steeds groter is geworden. De laatste ontwikkeling is de M.A.S. voor volwassenen, een deeltijd-op leiding die zich nog in een experi menteel stadium bevindt. De tuinbouwvakscholen hebben een grote rol gespeeld bij de omscholing van de kleine boer naar tuinder. De kursussen, welke moeten worden gezien als vervolgonderwijs, zullen steeds meer worden geïntegreerd in het schoolgebeuren. Deze ontwikke ling is vanaf medio 1982 in volle gang. Op het terrein van het kursusonder- wijs bestaat een intensieve samen werking tussen Voorlichting en On derwijs. Het verdient aanbeveling om het agrarische kursusonderwijs provinciaal wat ruimer te strukture- ren analoog aan de organisatie zoals, die al in N.C.B.-verband bestaat en waarbij mogelijk zal kunnen worden aangesloten. De Provinciale Raad voor de Be drijfsontwikkeling in Noord-Brabant zal hiervoor het initiatief nemen. Meer aandacht behoeft de organisa tie van het kursusonderwijs in West- Noord-Brabant, Land van Heusden en Altena en de Langstraat. De Provinciale Raad zal het óverleg over een beter funktionerende aan pak op gang brengen. De tuinbouw neemt in het geheel een speciale plaats in. De kontakten tus sen het dagonderwijs en de Voor lichting lopen vooral goed, doordat ook vanuit het onderwijs initiatieven worden genomen. De organisatie van het kursusonderwijs zal op korte termijn nog nader moeten worden uitgewerkt. ir. E. Talstra Tilburg, februari 1983. Inmiddels zijn afspraken met de M.A.S.-en gemaakt over gestruktu- reerde kwartaal/jaarbijeenkomsten van Onderwijs en Voorlichting en uitnodigingen voor leerkrachten voor studiebijeenkomsten van de Voorlichting. Gestruktureerde gast lessen moeten nog worden uitge werkt. In het algemeen zal Onderwijs zelf wat meer kunnen aangeven, welke behoefte er bij hen leeft of en op welke wijze die door de Voorlichting zou kunnen worden ingevuld. Op het terrein van het kursusonder wijs bestaat een intensieve samen werking tussen voorlichting en On derwijs. Het verdient aanbeveling om het agrarische kurusonderwijs provinciaal wat ruimer te strukture- ren analoog aan de organisatie zoals, die al in N.C.B.-verband bestaat en waarbij mogelijk zal kunnen worden aangesloten. De provinciale Raad voor de Be drijfsontwikkeling in Noord-Brabant zal hiervoor het initiatief nemen. Kursusonderwijs Meer aandacht behoeft de organisa tie van het kursusonderwijs in West- Noord-Brabant, Land van Heusden en Altena en de Langstraat. De Provinciale Raad zal het overleg over een beter funktionerende aan pak op gang brengen. De tuinbouw neemt in het geheel een speciale plaats in. De kontakten tus sen het dagonderwijs en de Voorlich ting lopen vooral goed, doordat ook vanuit het onderwijs initiatieven worden genomen. De organisatie van het kursusonderwijs zal op korte ter mijn nog nader moeten worden uit gewerkt. Evenals vorige jaren zijn er weer richtlijnen opgesteld voor de stikstofbemesting in het komende seizoen. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op de uitslagen van binnengekomen praktijkpercelen en bemonsteringen op standaardpercelen. Deze stikstofadviezen zijn algemene richtlijnen, gebaseerd op de gemiddelde omstan digheden van dit voorjaar. Uit de^rvaringen van de afgelopen jaren is enerzijds gebleken dat deze richtlijnen de gemiddelde situatie vrij goed aangeven. Anderzijds dat de variatie in stikstofbehoefte van perceel tot perceel door diverse faktoren zoals zwaarte grond, profielopbouw, voorvrucht e.d. erg groot kan zijn. Voor konkrete informatie per bedrijf en per perceel, waarbij ook deze faktoren in het advies zijn opgenomen, is het vereist om zelf grondmonsters te laten nemen. Het seizoen 1982 was een seizoen met over het algemeen een goede tot zelfs zeer goede gewasgroei. De struktuur van de bouwvoor was in het voorjaar goed en de droge perio de van april tot half juni had een gunstig effekt op de doorluchting en doorworteling van de ondergrond. Na half juni viel er voor de meeste gewassen op de gronden met een goede vochtleverantie, voldoende regen voor een goede ontwikkeling. De weer relatief droge maanden juli en september hebben de struktuur van de ondergrond gunstig beïn vloed. Hierop is een zachte en vrij natte winter gevolgd. De maanden oktober '82 t/m januari '83 waren alle 4 natter dan normaal. Ook de maand februari is vrij nat begonnen. De tweede helft van deze maand is tot nu toe droog met een voor de struktuur van de bovengrond "gene zend" nawintertje. Vooral als gevolg van de hogere neerslag dan gemiddeld zijn de stik stofgehaltes in de bovenste 60 cm van het profiel gemiddeld laag tot zelfs zeer laag. Dit was in 1982 en in 1981 ook het geval. Op de zwaardere gronden die ook naar beneden toe nog vrij veel slib bevatten, komen na de stikstofrijkere voorvruchten zoals aardappelen en uien, dieper in het profiel hogere gehaltes voor. Bij het opstellen van de richtlijnen is uitgegaan van de situatie van dit moment en verder van gemiddeld te verwachten omstandigheden. Wij ken deze in de loop van het groeisei zoen, in gunstige of ongunstige zin, in belangrijke mate af van normaal dan kan dit vaak alsnog gekorrigeerd worden. Richtlijnen voor kleigronden De cijfers in de kolommen geven de gemiddelde stikstofbehoefte aan in kg per ha gewas in 1983 voorvrucht tweede H» derde gift aardappelen bieten graan wintertarwe 60 90 90 40 - 60 40 zomertarwe 50 70 70 30 - 50 haver 40 60 60 30 - 50 wintergerst 50 70 70 30 - 50 zomergerst 40 60 60 0 late consumptie-aardappelen - 270 260 pootaardappelen - 125 120 suikerbieten 150 - 160 zaaiuien 140 150 140 x Deze 3e gift bij wintertarwe wordt alleen gegeven bij een gezond en niet te gul gewas, kort voor het in aar komen. Toelichting en opmerkingen In de praktijk kunnen er altijd situa ties voorkomen die aanleiding zijn om de genoemde giften iets te verla gen of te verhogen. Op een ondiep doorwortelbaar profiel zullen vooral de giften voor granen en bieten iets hoger moeten zijn. Dit geldt ook bij een slechte struktuur of veel ver- slemping. Na het toedienen van dierlijke orga nische mest zal er als regel iets meer N in het profiel voorkomen en kan de bemestingsgift dus wat worden verlaagd. Wintertarwe - Sommige vroeg gezaaide winter- tarwepercelen zijn reeds vrij fors ontwikkeld. Wanneer op deze percelen bovendien een hoog plantenaantal voorkomt van bij voorbeeld 250 of meer per m2, kan een hoge eerste N-gift een te dicht gewas geven. Omdat het gewas al wat extra N heeft opge nomen, vindt men hier bij grond onderzoek toch weinig N in het profiel. Op dergelijke percelen kan men beter de eerste gift wat verlagen tot bijvoorbeeld maxi maal 60 kg N per ha. In de loop van de maand april kan dan altijd nog worden bijgestrooid. Vooral bij wintertarwe geldt dat men het gewas regelmatig moet volgen. Blijft het te schraal dan kan worden bij bemest. Bij een gulle stand kan de volgende gift wat uitgesteld en/of verlaagd worden. Bieten - Na een goede grasgroenbemester kan de N-gift 20 a 30 kg lager zijn. Na ee n goed geslaagde vlinder- Het strooien van kunstmest is weer begonnen bloemige groenbemester kan wel tot 40 a 60 kg N bespaard worden. - Na stro onderploegen of op een ondiep doorwortelbaar profiel moet de N-gift 30 kg hoger zijn. Aardappelen De genoemde giften zijn geba seerd op de teelt van late kon- sumptie-aardappelen van het ras Bintje. Bij vroeger rooien en bij de meeste andere rassen ligt de optimale N-gift lager. Hoge stikstofgiften kunnen het optreden van knolmisvormingen en doorwas stimuleren. Op gron den waar dit vaak problemen geeft, is enige verlaging van de N-gift gewenst. - Op lichte, goed opdrachtige gronden waar men de ervaring heeft dat het gewas vaak wat vroeg afsterft en waar men weinig problemen heeft met misvormin gen en doorwas, is een deling van de N-gift te overwegen. Een deel van de stikstof bijvoorbeeld 50 a 70 kg, wordt dan pas na de knol zetting gegeven, dus ongeveer in de tweede helft van juni. De voorjaarsgift moet dan met deze gift worden verlaagd. Hoge stikstofgiften in het voorjaar, vooral als deze kort vóór of kort na het zaaien of poten worden gegeven, kunnen bij bieten, uien en aardappe len zoutschade geven. De kans op zoutschade is het grootst op de lich tere opdrachtige gronden. De stikstof kan dan beter in twee keer worden gestrooid. De tweede gift kan bij bie ten in het 4 a 6 bladstadium worden geqeven, bij uien niet later dan 10 a 12 cm gewaslengte en bij aardappelen pas na het aanaarden of na de knol zetting, dus in de tweede helft van juni. J. Kodde, C.A.R. Goes ing. J.J. Kroon, C.A. Barendrecht ing. A.M. van der Veeken, C.A.R. Zevenbergen De ongunstige uitkomsten van de aardappeloogst 1982 hebben in Spanje de prijzen zodanig doen stij gen dat de regering is overgegaan tot het afgeven van invoervergunnin gen, zij het op bescheiden schaal. Men wil namelijk de prijzen niet te sterk laten dalen, om daarmee de te lers niet al te zeer te duperen. Tot nu toe zou bij de telers de neiging aan wezig zijn met terughoudendheid over te gaan tot het afleveren van hun voorraden, in de verwachting hogere prijzen te kunnen maken. Waarschijnlijk zal een bescheiden import voldoende zijn om de prijzen tot een lager niveau te drukken. De aardappeloogst in Cyprus zal dit seizoen later van start gaan dan ge woonlijk. Cyprus had doorgaans een belangrijke voorsprong met het afle veren van nieuwe aardappelen naar W. Europa. De verlate oogst zal tot gevolg hebben dat de telers met lage re prijzen genoegen zullen moeten nemen. Daarbij komt dat in de euro- pese landen van een overvloed aan aardappelen sprake is. 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 4