"De voorlichter is geen
postbesteller, hij is
medeplichtig aan zijn
boodschap"
Voorlichting als schakel tussen
onderzoek en praktijk
Promovendus drs. C.M.J, van Woerkum:
Werkplan
Keuzes maken
Gevaar
Themadag konsumptie-aardappelen
PAGVV
Verwerking gegevens
Al meer dan een eeuw geldt voorlichting als een belangrijk beleidsin
strument voor het ministerie van landbouw en visserij. Geen sector van
bedrijvigheid in ons land waar de voorlichting zo'n vaste voet aan de
grond heeft gekregen: een kleine tweeduizend mannen en vrouwen zijn
dagelijks doende de link te leggen tussen kennis en praktijk, tussen
onderzoeker en toepasser, tussen "Wageningen" en de boerenhof. Dat
heeft de agrarische stand in ons land, maar ook het land als geheel geen
windeieren gelegd.
Wie zich dat realiseert zal er niet van
opkijken dat in Wageningen aan de
Landbouwhogeschool de wieg stond
van de Nederlandse voorlichtings
kunde. Uiteraard is men daar be
gonnen met de wetenschappelijke
onderbouwing van de voorlichting
aan de agrarische praktijk, maar de
laatste tijd is men zich ook gaan be
zighouden met de studie van ge
zondheidsvoorlichting, milieuvoor
lichting en wetenschapsvoorlichting.
Kees van Woerkum, die sinds 1971
werkzaam is bij de vakgroep voor
lichtingskunde van de Landbouw
hogeschool, promoveerde 7 decem
ber op een studie "Voorlichtings
kunde en massacommunicatie", ge
schreven op basis van een uitvoerige
literatuurstudie en zijn ervaringen
met het doceren van dezelfde stof.
Bij dat alles staat de landbouwvoor
lichting vaak model in deze studie.
In zijn proefschrift heeft Van Woer
kum geprobeerd de praktijk van de
voorlichting via massamedia een
handzaam werkplan aan te bieden,
waarin zowel planmatigheid als
creativiteit een duidelijke plaats vin
den. "Ik wil", aldus Van Woerkum in
de inleiding, "dat de lezer na afloop
iets in handen heeft dat hij in of ten
behoeve van de voorlichtingspraktijk
kan gebruiken, maar tegelijk dat hij
over een aantal thema's is gaan
meedenken. Meedenken is noodza
kelijk omdat de massamediale voor
lichtingskunde nog volop in wording
is".
In zijn studie gaat Van Woerkum
uitvoerig in op een aantal onderwer
pen die sterk in de belangstelling
staan onder voorlichters: de definië
ring van voorlichting en communi
catie, de vraag of het publiek als uit
gangspunt van de voorlichting dient
te worden genomen dan wel het
aanbod aan informatie, de keuze van
doelgroepen en media, begrijpelijk
heids- en leesbaarheidsformules,
pre-testen en evaluaties.
Het ligt in de bedoeling van Van
Woerkum het omvangrijke proef-
schirft eerlang in een verkorte, meer
op het onderwijs gerichte versie uit te
brengen.
Midden in zijn boek, dat voor het
overige op praktijkniveau speelt,
heeft Van Woerkum een hoofdstuk
ingelast over de 'hogere doelen'.
"Voorlichting", zo leidt hij dat
hoofdstuk in, "is meer dan een reeks
voorlichtingsacties, het is ook een
denken over de plaats van voorlich
ting in een breder maatschappelijk
verband, het is ook een beleid op
termijn".
In dat hoofdstuk laat hij zien dat een
voorlichter niet een neutrale toe
schouwer kan zijn, die op een zuiver
professionele manier met informatie
omgaat. Hij kiest positie voor de
voorlichter die zich bewust is van de
nóódzaak om keuzes te maken en die
deze keuzes vervolgens ook wénst te
maken.
Duidelijk laat Van Woerkum zien
dat de voorlichter zich vergist die
geen keuzes meent te hoeven maken
omdat de vragen uit het publiek hem
volledig zouden sturen, of omdat het
informatie-aanbod dat hij -moet
doorgeven die sturing aan hem geeft.
"De voorlichter is geen postbesteller,
Leden van de studieclub Sas van Gent op excursie op hel demonstratiebedrijf
Braakman in Zeeuws- Vlaanderen.
hij is medeplichtig aan zijn bood
schap", constateert Van Woerkum.
Ook de meer en meer gehoorde op
vatting dat voorlichten een kwestie
van professioneel omgaan met in
formatie is kan niet ongedaan maken
dat voorlichting in wezen een activi
teit is gericht op sociale doelstellin
gen. Loochening daarvan in een pure
professie zal zich snel tegen de voor
lichter keren.
Als het maken van keuzes dan niet te
ontgaan valt, dan moet een bewuste
doelstelling het keuzeproces richten.
Bij die doelbepaling maakt Van
Woerkum een aantal aantekeningen,
waaruit blijkt dat de voorlichter zich
in vele gradaties 'medeplichtig' kan
maken aan zijn boodschap. Hij kan
voorzichtig kritisch de zwakke pun
ten proberen aan te geven in het in
formatieaanbod dat hem zelf ter be
schikking komt, hij kan- een stap
verder- invloed proberen aan te
wenden op het apparaat dat de in
formatie genereert (een bestuursor
gaan, een universiteit), hij kan zijn
acties richten juist op het beleid in
plaats van op zijn publiek ('op
waartse voorlichting') omdat struc
turele veranderingen nodig zijn
vooraleer het publiek de aangeboden
informatie kan benutten.
De meest extreme reactie op het
keuzeloze, neutrale voorlichten ziet
Van Woerkum in het voorlichten als
onderdeel van een beweging, een
actie. Naarmate het staatsburger
schap door meer mensen gezien
wordt als een doelbewust deel uit
maken van een politieke gemeen
schap zullen meer voorlichters in
formatie bieden als gebruiksgoed,
dienstig om een 'kijk op de wereld' te
ontwikkelen en uit te dragen.
Een groot gevaar bij de doelbepaling
in de voorlichting is volgens Van
Woerkum de afwezigheid van kennis
over doelgroepen. Hij vermoedt dat
deze vergelijkbaar is met soortgelijke
onkunde bij journalisten over hun le
zers. Vingertoppengevoel, afgaan op
een paar telefoontjes of ingezonden
brieven, gesprekken met kennissen en
familieleden, die als een gezondden-
kend gemiddelde worden beschouwd,
ziedaar veel voorkomende bronnen
van informatie over het publiek. Geen
wonder dat dan de eigen werkomge
ving een overwegende rol gaat spelen:
voorkeuren van chefs, opmerkingen
van collega's, gebondenheid aan de
informatiebron, dat zijn elementen
die voortdurend bezig zijn zich tussen
voorlichter en publiek te dringen.
Volgens ir. Meerman is de belangstelling van de Nederlandse akker
bouwer voor het gewas aardappelen groter dan voor elk ander akker
bouwgewas. Het is echter voor de individuele aardappelteler niet zo
eenvoudig om zich alles wat op hem afkomt snel eigen te maken. De
landbouwvoorlichtingsdienst tracht hem hierbij zoveel mogelijk te
helpen, waarbij de laatste jaren nieuwe werkwijzen zijn ontstaan.
Met name betreft dit een vorm van
groepvoorlichting via zogenaamde
gewasstudieklubs. Een gewasstu-
dieklub bestaat uit een groep telers
van ca. 15 personen, die per jaar 5 a 6
keer bijeenkomt. In de zomer om el-
kaars gewassen te bekijken, in de
winter om de resultaten van waarne
mingen en ervaringen te bespreken.
De voorlichter treedt op als bege
leider en stimulator van de groep.
De voornaamste doelstellingen van
een gewasstudieklub zijn als regel:
verdieping van de kennis van de
achtergronden van de teelt;
het doen van waarnemingen in
het gewas;
het toetsen van de eigen teeltwij
ze en de eigen ervaringen aan die
van anderen;
het eventueel in praktijk brengen
van nieuwe ontwikkelingen.
Een voorwaarde voor het succesvol
funktioneren van een gewasstudiek
lub is, dat alle deelnemers aktief zelf
bezig zijn.
Teneinde de eigen teeltwijze aan die
van anderen te kunnen toetsen is het
nodig om hierin inzicht te verkrijgen.
Pas nadat een analyse van de eigen
teeltwijze is gemaakt, kan doelge
richt worden gewerkt aan het opti
maliseren ervan. Om inzicht te krij
gen in de teeltwijze van de deelne
mers is het nodig om het gewas een
paar jaar intensief te volgen. Daarbij
worden de belangrijkste teelthande
lingen genoteerd op speciale teelten
quêteformulieren.
Een deel van de gegevens en waar
nemingen kan worden gekwantifi
ceerd en onderling met elkaar in
verband worden gebracht. Uit de
Groepsvoorlichting is een nieuwe weg die de voorlichtingsdienst is ingeslagen.
Enkele jaren geleden is het PAGV begonnen met het organiseren van
z.g.n. themadagen. Nadat hierin eerder de teelt van tarwe en de
vruchtwisseling zijn behandeld, stond thans de konsumptie-aardappel
centraal.
Op woensdag 8 december zijn rondom het thema "Optimalisering van
de teelteen vijftal inleidingen gehouden, door een drietal medewer
kers van het PAGV, ir. C.B. Bus, ir. C.D. van Loon en ing. A.
Schepers en door ir. J.C. Hesen van het IB VL te Wageningen en dr.
ir. L.AH. de Smet van de Stiboka te Wageningen. Vervolgens werd
door ir. S. Meerman van het Konsulentschap voor de Akkerbouw te
Groningen aangegeven hoe de voorlichtingsdienst nieuwe wegen heeft
ingeslagen om onderzoekresultaten snel naar de praktijk te brengen.
Hierbij plaatsen wij een samenvatting van de laatstgenoemde in
leiding.
verzamelde gegevens ontstaat een
beeld van het groeiverloop, wat een
basis vormt voor een analyse van de
sterke en zwakke punten van de teelt.
Bovendien kunnen de gegevens die
de verschillende teeltenquêtes ople
veren met elkaar worden vergeleken
en getoetst aan een referentie-model.
Als referentie-model kan bijvoor
beeld worden uitgegaan van een
theoretisch gewenste optimale situa
tie. De gegevens hiervoor kunnen uit
onderzoekresultaten worden afge
leid.
Nieuwe, perspektief biedende teelt
methoden kunnen ook op de hier
boven geschetste wijze binnen het
bedrijf of tussen bedrijven worden
getoetst.
Het PAGV is in samenwerking met
de voorlichtingsdienst bezig om de
teeltenquêtes zodanig op te zetten,
dat geautomatiseerde verwerking
mogelijk is. Voorwaarde hierbij is
wel, dat de enqufteformulieren
nauwkeurig worden ingevuld.
Bespreking van de resultaten binnen
de studieklub vormt de voorlopige
afronding van de enquête.
Vergelijking van de teeltgègevens
met die van kollega's is vaak een sti
mulans om met des te meer interesse
het volgende teeltseizoen in te gaan
en te trachten de zwakke punten weg
te werken. Ook geven de konklusies
nogal eens aanleiding om binnen
studieklubverband te experimente
ren.
Voor de onderzoeker hebben deze
gegevens uit de praktijk niet alleen
statistische betekenis, maar geven
tevens waardevolle informatie voor
lopend en toekomstig onderzoek.
Het onderzoek staat dus niet alleen
ten dienste van de praktijk, maar het
omgekeerde is ook het geval.
8