Nieuwe beplantingsverordening Zeeland; eigenaar kan instandhoudingsplicht worden opgelegd Lastenverzwaring voor landbouw belangrijkste knelpunt. V Deelnemers Z.L.M. -studiedag milieuwetgeving: De herplantplicht kan inhouden dat een andere boomsoort moet worden teruggeplant of dat méér bomen moeten worden geplant. Men kan ook verplicht worden zieke houtopstanden te verwijderen ter bescherming van andere houtop standen. Hierbij valt te denken aan een besmetting met bakterievuur of iepeziekte. "Iemand die als gevolg van een kap- verbod, een herplant- of instand houding opwekt onevenredige scha de lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner last behoort te blijven en waarvan de vergoeder" niet of niet voldoende anderszins is verze kerd kan een verzoek doen om een naar billijkheid te bepalen schade vergoeding. Dergelijke schadevergoedingsrege lingen hebben in de praktijk tot nu toe weinig bevredigende oplossingen opgeleverd. In de verordening is ook een regeling opgenomen die de mogelijkheid geeft om bezwaar te maken tegen de beslissingen die op grond van de ve rordening worden genomen. De verordening doorloopt nu de be zwarenprocedure; het landbouw schap heeft namens de georgani seerde landbouw bezwaren inge diend bij Provinciale Staten. Deze en andere bezwaren kunnen nog leiden tot aanpassing op diverse punten. Voor de praktijk is het dus nog even afwachten. Onlangs heeft de ontwerp beplantingsverordening Zeeland ter inzage gelegen. Het gaat hierbij weliswaar om een geheel nieuwe verordening maar dat betekent niet dat er op dit punt tot nu toe niets geregeld was. Er bestond nl. al een verordening uit 1964; bovendien verbiedt de Boswet in een aantal gevallen het kappen van houtopstanden zonder vergunning en wordt aan een dergelijke vergunning meestal een her plantplicht verbonden. De voorgestelde nieuwe verordening (deze is pas definitief als hij door de Provinciale Staten is vastgesteld) heeft de aandacht getrokken omdat die op een aantal punten beduidend verder gaat dan de bestaande rege ling. Zo kan bijv. een eigenaar van een houtopstand die geen plannen heeft deze te kappen nu toch met de ve rordening te maken krijgen als de houtopstand in het voortbestaan wqrdt bedreigd. In een dergelijk ge val kan hem door het geven van be paalde aanwijzingen een instand houdingsplicht worden opgelegd; een verplichting die tot nu toe niet bestond. Wat moet nu iemand zich afvragen die een houtopstand wil kappen? Wel in de eerste plaats kan het zijn dat geen kapvergunning nodig is zoals bijv. voor; wegbeplantingen en eenrijïge be plantingen op of langs land bouwgronden. (Dit geldt alleen voor populieren en wilgen, maar weer niet voor knotwilgen); vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar (kerstbomen). In andere gevallen is wel een kap vergunning nodig (bijv. voor meer- rijïge erfbeplanting). Een kap-ver- gunning moet aangevraagd worden bij de gemeente (B W) voor de gebieden binnen de bebouwde kom. In alle andere gevallen is een ver gunning nodig van de provincie (G.S.). De behandeling van een ver gunningsaanvraag mag maximaal vier maanden duren. De kap-vergunning kan geweigerd worden om redenen van natuur- landschaps-, of dorps-/stadschoon of om andere redenen van milieubeheer, (men denkt daarbij bijv. aan: de rekreatieve waarde; de belevingswaarde vanuit na tuurwetenschappelijk, kultuur- Kapvergunningen kunnen worden geweigerd om redenen van natuurschoon, of om redenen van milieubeheer! historische of planologisch oog punt of wegens ouderdom of si tuering); de luchtzuiverende kwaliteiten; de invloed op de bodemhuishou ding en het mikroklimaat; de nestel- of schuilgelegenheid voor bepaalde diersoorten. Misschien blijken er later bij de toe passing van de verordening in. de praktijk nog wel meer weigerings- gronden te bedenken te zijn. Als de houtopstand geveld is (met of zonder vergunning) of op andere wijze teniet is gegaan kan een her plantplicht worden opge|(gd waar aan volgens bepaalde aanwijzingen binnen een vastgestelde termijn moet worden voldaan. Met veel enthousiasme hebben de deelnemers aan de ZLM-studiedag zich vrijdag 4 februari j.l. in De Prins van Oranje te Goes verdiept in de problematiek die daar ontstaat waar de agrarische bedrijsvoering wordt geconfronteerd met de milieuwetgeving. Door de opsplitsing van de deelnemers in kleinere gespreksgroepen kreeg men individueel de mogelijkheid over tal van onderwerpen rond dit themavanuit/a Vanuit de eigen situatie mee te spreken en mee te luisteren. Aan het eind van de studiedag kon worden vastgesteld dat de agrariërs als belangrijkste knelpunt bij de bedrijfsuitvoering ervaren de lastenverzwaring als gevolg van de milieuwetgeving. Andere knelpunten zijn de verontreiniging van oppervlaktewater, de opruiming van bestrij dingsmiddelen, beperking van de bodembewerking, de mestoverschottenproblematiek en de onttrekking van water aan de bodem en of het oppervlaktewater. Ir. J. Gerritsen noteert de aangedragen oplossingen teneinde daarop zijn kom- mentaar te kunnen geven. NÉ FT f3 U PH Vergroting van de zoetwater-voorraad werd als belangrijkste oplossing gezien voor het probleem van de wateronttrekking aan de bodem. Er werd in kleinere groepen druk geanimeerd en zeer geïnteresseerd gepraat. Hoewel dat op deze dag niet de be doeling was, bleken veel deelnemers toch de oorzaak van veel knelpunten te zoeken in de bureaukratie in ons land en de bemoeienissen met de gang van zaken in de landbouw door mensen van buitenaf. Secretaris mr. J. Oggel: "begrijpelijk maar daar gaat het vandaag niet om. We moe ten een antwoord geven op de vraag wat kunnen we er zelf aan doen?" Om daarop een zo evenwichtig en verantwoord mogelijk antwoord te kunnen geven was aan alle deelne mers rpeds van tevoren een milieu krant uitgereikt en kreeg men aan het begin van de studiedag een in leiding te horen waarin ir. J.Gerrit sen, medewerker milieu van het Landbouwschap, de belangrijkste milieuwetten op hun konsekwenties voor de landbouw doornam. Verantwoordelijkheid Zo zei hij o.m. dat de Wet Chemische afvalstoffen gevolgen zal kunnen hebben voor de afgewerkte olie en de opruiming van restanten van bestrij dingsmiddelen, zwerfvuil in de om geving (plastic) en vuil percolatie- water. De wet op de Bodembescher ming kan beperkingen opleggen tav. opslaan van meststoffen, bestrij dingsmiddelen e.d.. De heer Gerrit sen wees er op dat de Wet Veron treiniging Oppervlaktewateren voor de landbouw van groot belang is omdat de landbouw zeer veel belang heeft bij goed water. Hier ligt ook voor de agrarische sektor een groot stuk verantwoordelijkheid. In dit kader ontried hij het gebruik van zuiveringsslib. Ernstige konsekwenties kan de Hin derwet hebben in gebieden met veel intensieve veehouderijbedrijven. Veel bedrijven zullen daar geen vergun ning meer krijgen om uit te breiden. Oplossingen Gewapend met deze rechts- en wets- kennis werd vervolgens de gehele milieuproblematiek aangesneden in de kleine gespreksgroepen. Nadat men in eerste ronde de belangrijkste knelpunten had opgespoord werd in de tweede ronde per gespreksgroep vastgesteld hoe de landbouw zelf de knelpunten zo goed en verantwoord mogelijk kan voorkomen dan wel oplossen. Ten aanzien van de veron treiniging van oppervlaktewateren scoorde "zelf voorkomen van ver vuiling" het hoogst. Goede tweede was hier "meer oppervlaktewater aantrekken ten behoeve van door stroming en daardoor van een betere kwaliteit". Het knelpunt "restanten bestrij dingsmiddelen" wilden de meeste deelnemers opgelost zien door de le veranciers te verplichten deze terug te nemen. Ook de overheid heeft hier volgens de deelnemers aan de stu diedag een belangrijke taak. Ir. Ger ritsen; "Dit moet kosteloos gebeuren anders is dit bij voorbaat mislukt". Ten aanzien van het knelpunt "Be perking bodemverontreiniging" wil den verreweg de meeste deelnemers helemaal geen beperkingen. Velen vonden het ook belangrijk dat de landbouw zich in voorkomende ge vallen sterk moet maken voor scha deloosstelling. Het knelpunt "Wateronttrekking" dient vooral te worden opgelost door vergroting van de zoetwatervoor- td. Vraag die hierbij van belang is ilke kosten die met zich mee- engt. Bovendien, zo gaf de heer Gerritsen als kommentaar, moeten we kollega's of anderen daarbij niet duperen. Hier zullen dus regels ges teld moeten worden. Bij de proble matiek rond de "mestoverschotten" was het overgrote deel van de deel nemers van mening dat de mestbank beter moet funtioneren. Dé oplos sing maar dat gaat wel veel geld kosten. Anderen meenden dat hier een principe opgaat de vervuiler be taalt. Gerritsen; "Als je dat doet draai je deze kollega's de nek om. Hier moet een beroep worden- ge daan op een stuk solidariteit." Tenslotte het belangrijkste knelpunt: De lastenverzwaring. Als eerste en bijna enige oplossing werd hier door de meeste deelnemers gezien: de overheid moet de extra lasten voort komend uit de milieuwetgeving be talen uit de algemene middelen. In de diskussie merkte ir. Gerritsen nog op dat het platteland steeds meer geconfronteerd zal worden met de opslag van rioolslib en dergelijke. "In die gevallen is het erg belangrijk dat ter plaatse de uitgangspositie zeer gedetailleerd wordt vastgelegd zodat de landbouw later eventueel met bewijsmateriaal in handen ont stane schade kan claimen. De heer Doeleman die verheugd zei te zijn met het feit dat ook veel jonge kollega's aan de studiedag hebben deelgenomen, stelde samenvattend vast dat ieder vanuit zijn eigen ve rantwoordelijkheid op de studiedag een inbreng heeft gehad en dat het beleid hier nu de grote lijnen uit moet halen. "Onze zorg is", zo besloot hij, "dat onze wetgeving strakker is dan in andere landen. Gelukkig ziet de overheid dat nu in". 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 9