Een verantwoorde rassenkeuze is in de voüegrondsgroenteteelt van essentieel belang Aardbeien Asperges Augurken Prei Spruitkool Witlof De resultaten bij het vollegrondsgroenteteelt gebeuren worden door diverse faktoren bepaald. Enkele hiervan zijn onder meer grond, wa terbeheersing, bemesting, gewasverzorging en oogst. Tekortkomingen op één of meer van genoemde punten wreken zich vrijwel altijd in lagere opbrengsten. Een niet minder belangrijkere faktor in dit opzicht is 't te gebruiken ras. Met name produktie, kwaliteit en teeltmogelijkheden worden hierdoor mede in sterke mate bepaald. Tevens hebben goede rassen een grote invloed op de verdere uitgroei van de vollegrondsgroenteteelt in zijn algemeenheid. in zeer geringe mate gevoelig voor meeldauw. Kortom rassen waarme de in normale jaren goed is te wer ken. Bij dit laatste behoort echter een toelichting. Genoemde raSsen ko men namelijk in enigszins koude, regenrijke zomers minder goed tot zijn recht. In dergelijke jaren ver loopt de zetting veel moeilijker, het geen dan ten koste gaat van de pro duktie. De inmiddels enkele jaren Ofschoon er zich bij veel gewassen voortdurend veranderingen voor doen, noodzaakt 'het omvangrijke gewassenpakket zich te beperken tot enkeje belangrijke pijlers. Voor de zuidelijke provincies zijn dit onge twijfeld aardbeien, asperges, augur ken, prei, spruitkool en witlof. Hier voor zullen we- in het kort enkele ontwikkelingen ten aanzien van de rassen nader omschrijven. Tot ongeveer half in de zestiger jaren bestond de aardbeienteelt in hoofd zaak uit de normale vollegrondsteelt, waarvan de oogst mede afhankelijk van ras vanaf begin juni tot hooguit in de eerste week van juli voort duurde. Geleidelijk aan is hierin ve randering opgetreden en is de teelt alsmaar verlengd. Middels vervroe ging enerzijds en verlating anderzijds kan thans reeds begin mei met de oogst worden aangevangen en door worden geplukt tot in oktober. Hier voor' kennen we in volgorde van vroegheid de teelt onder plastiktun nels, de teelt onder tijdelijke vlak- veldsfoliebedekking, de normale teelt en de verlate teelt middels ge koelde wachtbedplanten en of door dragende rassen. Mede door deze ontwikkelingen hebben zich steeds opnieuw andere rassen aangediend. Doordragende aardbeienrassen zijn zeer vruchtbaar Rassen die soms maar voor één teeltmethode geschikt zijn, doch in andere gevallen voor meerdere teeltmethoden. Het is voor elke aardbeien-teler van groot belang voor elke teeltmethode het meest geëigende ras- of rassen te kiezen. Helaas een facet waaraan het nogal eens mankeert en dan aanleiding is tot een lager rendement. Indien we gaan vervroegen ligt het voor de hand dat hiervoor alleen vroege ras sen zoals Karina, Gorella en Elvira in aanmerking komen. Middentijds en of laatrijpende rassen vervroegen geeft weliswaar ook een oogstver- vroeging, maar komen dan toch nog maar gelijktijdig met de niet ver vroegde, vroege rassen op de markt. De kosten die dan worden besteed aan extra arbeid en materialen zullen dan zeker niet worden terug ver diend. In de normale teelt vormt momenteel Gorella de koploper. In opkomst zijn ondermeer Korona, Tenira en Elsanta. Voor de verlate teelt middels ge koelde wachtbedplanten worden thans rassen gebruikt zoals Gorella, Elvira, Induka en Korona. Bij deze teeltmethode was jaren achtereen Sivetta het hoofdras. Een produktief ras, met een uitzonderlijk mooie uit wendige vruchtkwaliteit. Helaas is Sivetta overgevoelig voor een alter- naria-aantasting, waardoor het in de 22 In kwalitatief hoogwaardige asperges is het goed werken meeste gebieden niet meer verant woord is dit ras nog te telen. Bij de doordragers wordt veel gewerkt met het ras Ostara. Een nieuwkomer hierbij vormt het ras Rapella. Bij zondere eigenschappen hiervan zijn dat het minder trossnoei behoeft, waardoor eën besparing op de oogst- uren kan worden verkregen. Bij dit gewas is ondertussen een aantal jaren ervaring opgedaan met de Limbras nummers 10, 18, 22 en 26. Rassen die hebben aangetoond beter te zijn dan de oudere rassen zoals Limburgia en Roem van Brunswijk. De Limbras nummers gaven de teelt een extra impuls. Het is momenteel een verheugend feit te kunnen vermelden dat via intensief veredelings-onderzoek op de proef tuin te Venlo thans enkele nieuwe mannelijke hybriden in omloop zijn gebracht. Hiervan zijn te noemen de hybriden V18 x L 19,19 x L 10,189 D x L 47, V 10 x L 10 en de Limbras nummers 118 en 126. Nieuwe man nelijke hybriden die onderling alle maal enige verschillen vertonen, doch in zijn algemeenheid wederom een gelijkwaardige of hogere ge bruikswaarde hebben dan de niet mannelijke hybride nummers 10, 18, 22 en 26. Overigens wordt van deze laatste groep nummer 22 niet meer als aanbevelingswaardig vermeld. Volledigheidshalve willen we nog opmerken dat van de nieuwe man nelijke hybriden-nummers nog maar een beperkt hoeveelheid zaad be schikbaar is. Dit laatste probleem zal ongetwijfeld de komende jaren worden opgeheven. De "^"-ver nieuwing zal beslist weer een extra stimulans voor de teelt betekenen. Men mag er gerust vanuitgaan dat de nieuwkomers een produktie-vermo- gen hebben van 5000-7000 kg per ha per jaar. Bovendien geven ze ook kwalitatief goede stengels. Faktoren die een gunstige invloed op de ren tabiliteit zullen hebben. Voor U als asperge-teler betekent het dat U zich bij een nieuwe aanplant ook moet richten op het veranderde rassensor- timent. Ook bij de augurken is de afgelopen decennia heel wat aan het rassen- front verandert. Niettemin hebben zich hierbij, ook tegenvallers voorge daan. Sindert enkele jaren worden in de praktijk overwegend vrouwelijk bloeiende rassen gebruikt. Hiertoe behoren onder meer Elena, Fanto, Erico en Meresto. Rassen die stuk voor stuk een goed produktie-ver- mogen hebben. Tevens zijn ze slechts geleden geïntroduceerde nieuwe ge netisch parthenocarpe rassen werden dan ook met veel instemming ont vangen. Rassen die onder dergelijke minder gunstige omstandigheden nauwelijks soortgelijke problemen kenden. Bovendien geven genetisch parthenocarpe in het algemeen een wat gelijkmatigere afrij ping, waar door ook besparfngen op de oogstu- ren mogelijk zijn. Helaas is tot heden het een en ander niet verlopen zoals door menigeen was voorzien. Au gurk is typisch een produkt voor het merendeel wordt verwerkt in allerlei zuursappen alvorens het wordt ge- konsumeerd. Juist bij deze verwer king is gebleken dat de op dat mo ment gangbare genetisch partheno carpe rassen een mindere verwer kingskwaliteit leiden dan de overwe gende vrouwelijk bloeiende rassen. Hierin ligt het feit verborgen dat de genetisch parthenocarpe rassen thans niet als aanbevelingswaardig worden vermeld. In de nieuwe ras- senlijst voor groentegewassen in de vollegrond is deze groep rassen dan ook niet opgenomen. Hopelijk weten de veredelingsbedrijven deze impasse te doorbreken en slagen zij er in op korte termijn te komen met genetisch parthenocarpe rassen die de toets der kritiek wel kunnen doorstaan. De augurkentelers zullen hiervoor zeker dankbaar zijn. Evenals bij diverse andere soorten gewassen is het ook bij de preiteelt een komen en gaan van rassen. Overigens is dit ook een besliste noodzaak, waarbij de hoop mag worden uitgesproken dat deze gang van zaken voorlopig wordt gekonti- nueerd. Het huidige preirassensorti- ment heeft naast een aantal positieve nog teveel negatieve eigenschappen. Hierbij wordt gedacht aan de gevoe ligheid voor bladvlekkenziekten en geelstreepvirus. Ziekten die welis waar onderling verschillende aan tastingsymptomen hebben, doch alle een snelle slijtage proces tengevol ge hebben. In dit opzicht is het dan ook een gelukkig verschijnsel dat se dert enkele jaren het S.V.T. te Wa- geningen het resistentie onderzoek ten aanzien van geelstreepvirus heeft aangepakt. Ook weten we van zeer nabij dat diverse veredelingsbedrij ven hard werken om de gevoeligheid voor allerlei ziekten te verminderen. De preiteelt wordt in ons land min of meer als jaarrond kuituur bedreven. Hierbij onderscheidt men de zomer-, vroege- en late herfst-, en de normale en laat winterteelt. Voor elke teeltperiode zijn thans een of meerdere rassen beschikbaar. De nieuwe rassenlijst vermeldt dan ook een scala aan rassen, waarbij steeds wordt aangegeven voor welke teelt en omstandigheden ze het best kun nen worden gebruikt. Ook hier weer geldt dat het van het grootste belang is hiernaar te handelen. Afwijkingen door bijvoorbeeld herfstrassen voor de winterteelt te gebruiken wordt vrijwel altijd bestraft door kwalita tief minder goed produkt. Nadat ruim een tiental jaren geleden een geleidelijke omschakeling van zaadvaste naar hybride-rassen heeft plaatsgevonden hebben zich de ve redelingsbedrijven alsmaar toege legd op verdere verbetering van de Beoordeling van augurkenrassen A.J. van Oijen Bedrijfstakdeskundige voor de volle grondsgroenteteelt in Noord-Brabant hybriden. Het resultaat is dan ook dat er momenteel een groot aantal goede hybride-rassen voorhanden is. Voor elke teeltperiode, van vroeg tot laat kan één of meerdere bijpassend(e) ras(sen) worden ge vonden. Behalve dat hierbij produk- tiviteit en kwaliteit een belangrijke rol spelen, is ook nog een onder scheid gemaakt naar hoogte in ste vigheid van de rassen. Hierdoor kan nog een betere aanpassing aan de geëigende omstandigheden worden verkregen.. Met name rassen die een laag en zeer stevig gewas geven zijn ■uitermate geschikt voor vruchtbare percelen en kunnen in het algemeen vrij veel stikstof verdragen. Anders is het gesteld met hoge en matige ste vige rassen. Vooral in de begingroei- periode moeten deze langzaam van start gaan om een voldoende stevige stam te verkrijgen. Nog een ander facet is de spruitzetting die tussen de rassen variëert van piramitaal tot ci lindrisch. In het algemeen wordt voor de mechanische oogst de voor keur gegeven aan rassen met een ci lindrische spruitzetting. Het typische van de rassen met een cilindrische spruitzetting is dat de spruitjes over de gehele lengte van de stam meer gelijkmatig afrijpen. Bij een pirami dale spruitzetting rijpen de spruiten onderin sneller af dan in de kop van de planten. Met name voor de meer- malige handoogst behoeft dit geen bezwaar te vormen. Er zijn weinig vollegrondsgroente- gewassen op te noemen die de laatste jaren meer in de belangstelling heb ben gestaan dan juist het witlof. Het beste bewijs wordt hierbij gevormd doordat het areaal van circa 2.300 ha in 1973 tot ongeveer 3800 ha in 1982 is gestegen. Natuurlijk liggen hier aan diverse oorzaken ten grondslag, waarbij ongetwijfeld de introduktie van de trek zonder dekaarde een be langrijk aandeel heeft gehad. Naar schatting wordt thans circa 60% zon der dekaarde geforceerd. Het een en ander kon uiteraard alleen maar plaats vinden doordat geschikte ras sen op de markt werden gebracht. Thans worden dan ook de rassen in twee hoofdgroepen onderverdeeld, namelijk rassen geschikt voor de trek zQnder dekaarde en op water en ras sen geschikt met dekaarde. De hui dige rassenkeuze dient dan ook in eerste instantie op de trekmethode te worden afgestemd. Vervolgens moet met de trekperiode rekening worden gehouden. Evenals bij prei is het ook bij witlof mogelijk vrijwel het gehele jaar met de witloftreic bezig te zijn. Hierbij worden de trekperioden aangeduid met zeer vroeg, vroeg, middenvroeg, laat en zeer laat. Om het nog wat ingewikkelder te maken kan bij de bepaling van de rassen keuze ook nog het verwarmd of koud forceren imvloed hebben. Kortom bij de witloftrek bestaan diverse mo gelijkheden. Bij aankoop van het zaad en of wortels dient men zich steeds goed te realiseren voor welke trek op pad is gegaan. Met andere woorden bij elke trekperiode en of trekmethode behoren de geëigende rassen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 46