Gezocht: Oude rassen van stambonen
Rentabiliteit van de
aardappelteelt in
West-Duitsland
Waar is Walcherse Witte BoonT
Het gebruik
Verzamelen van oude
bonerassen
Genenbank
Kulturele erfenis
Opzoek naar oude
bonerassen
Bonekever
Voorraden niet laten uitgroeien tot overschotten
Walcherse Witte Boon verdwenen
Velen in Zeeland zullen zich nog herinneren, dat vroeger de Walcherse
Witte boon werd verbouwd. Dit was een boon met opvallend witte schil
en die op landbouwschaal geteeld werd. De plant was enigszins rankend
en erg gevoelig voor ziekten. Door zijn geïsoleerde teelt op de Zeeuwse
eilanden was de kans op besmetting geringer, dan op het "vaste land".
Maar als U nü "de boer op gaat", dan is deze boon niet meer te vinden.
Althans dat was mijn ervaring, toen ik in 1977 in Zeeland hier en daar
naar dit boneras informeerde. De Walcherse Witte bleek vervangen te
zijn door bruine bonerassen.
De stam- en klimboon is voor de
Europeaan een heel gewoon gewas,
maar dit was niet altijd zo. De boon
(Phaseolus vulgaris) komt, net als de
pronker (P. coccineus), nu vaak wit
bloeiend, uit Midden- en Zuid-
Amerika. De boon moet dus na de
ontdekking van de Amerikas, dus na
1492 naar Europa gebracht zijn. Hoe
dat gebeurd is, is onbekend. Maar
het is aannemelijk dat zeelieden en
soldaten, die in de Amerikas dien
den, bonen mee naar huis namen om
ze na thuiskomst uit te zaaien.
De gewone boon wordt om twee
doelen verbouwd: 1, om zijn jonge
vruchten, we noemen dan het gewas
slaboon, princesseboon, of asperge
boon en 2. om zijn zaden. De laatste
worden dan gekookt en al of niet ge
stampt en gezeefd gegeten. Van de
laatste is de bruine boon een bekend
voorbeeld. Zowel de slaboon als de
droge boon worden of als stock-
limjboon geteeld of als stamboon.
De eerste klimt en heeft dus een stok
nodig, omdat zij wel 2-3 m hoog
wordt. De tweede wordt ca. 40-60 cm
hoog en staat op eigen stam. Van de
pronkboon worden de jonge peulen
meestal gesneden en als snijboon
gegeten; de gekookte zaden worden
vaak tesamen met gekookte appel
gegeten. Men kent ook stok- en
stamvormen. Daarnaast worden
stokvormen met rode bloemen wel
als sierplant geteeld: vandaar die
naam. Deze bonen moeten niet ver
ward worden met de tuinboon en
veldboon. Deze behoren tot één
soort Vicia faba, afkomstig uit het
Nabije Oosten. De tuinboon is een
grootzadige vorm, waarvan wij de
jonge, onrijpe zaden eten, terwijl de
veldboon kleinere zaden heeft, die in
ruime toestand worden gegeten. De
zaadgrootte van de veldboon is aan
leiding tot namen zoals wierboon,
molleboon, paardeboon, Waalse-
boon en duiveboon. De naam veld
boon is verwarrend: misschien is fa-
baboon een betere.
Door de moderne veredelingsmet-
hoden worden steeds betere bonen
rassen gekweekt. Dit betreft dan
vooral óp slaboon waarbij gelet
wordt op draadloosheid en vlies
loosheid (geen harde peul). Maar
ook worden nieuwe rassen gekweekt,
die resistent zijn tegen ziekten en
plagen. Dit laatste geldt ook voor de
stamboonvorm van de droge boon.
Deze nieuwe rassen vervangen de
oude rassen, en over enige jaren kent
men het oude ras alleen nog uit her
innering en verhalen van anderen.
Zo ook de Walcherse Witte. Maar de
bonerassen die men voor eigen ge
bruik verbouwd, worden niet zo snel
vervangen. Want als wij nu in Ne
derland naar de stamvormen van de
gewone boon kijken, dan zien wij dat
oude rassen nog bij kleine tuinders
en liefhebbers te vinden zijn. Welke
zijn deze oude rassen en hoe ont
stonden zij? In Nederland komt een
aantal bonenrassen voor en uit on
derzoek blijkt dat er enige binding is
tussen ras en streek. Zo vinden wij in
Noord-Holland de (witte) krombek,
de gele citroen en de Noord-Hol
landse bruine. In Zuidoost Friesland
wordt de Friese woudboon geteeld;
deze wordt ook in Groningen en
Drente verbouwd en heet dan Gro
ninger strogele. In Friesland vinden
wij nog 'n kleinzadig type nl. de krob-
beboon. Op de Veluwe vooral de
purpergespikkelde kievitsboon en in
18
Een tekening van een boneplant uit
1554. Dus de boon was al heel snel na
de ontdekking van Amerika (1492) in
Europa ingevoerd en geteeld in tuinen.
De boon had nog een half wilde ei
genschap: het gedeeltelijk opensprin
gen van de peul. Deze tekening is uit
het Cruijdenboek van Rembert Do-
doens (Dodonaeus). Hij noemde de
boon Roomsche Boonken. Uit de be
schrijving blijkt dat deze naam ook
voor de pronkboon gebruikt werd. De
boonkleuren die men toen al kende,
waren rood, geel, wit, zwart en ge
spikkeld. Wij kennen naast deze
kleuren nog de leverkleur, maar mis
schien beschouwde Dodoens deze
kleur als geel.
van de daar heersende omstandig
heden onder weinig selektie ontstaat.
Men kiest de beste zaden van gezon
de planten voor de volgende teelt.
Raakt men de zaden kwijt dan vraagt
men wat bij een buurman. Soms be
last zich iemand met de zaadteelt op
grotere schaal en kan men bij de
zaadhandel zaad van het landras ko
pen.
Zo ontstonden landrassen van bo
nen, maar ook van tarwe, gerst,
spruitkool etc. Men herkende een
bepaald type als "goed" en wilde dan
dit type opnieuw telen. Zo kan ook
de gebondenheid van een bepaald
ras met een streek ontstaan. In
Noord-Holland kent men de gele ci
troenboon als goed en teelt men deze
jaar-in-jaar-uit. In de Rivierklefge-
bieden kent men de witte eiboon als
goed en teelt men deze jaar-in-jaar-
uit.
Waarom verzamel ik oude bonen
rassen? Er zijn twee redenen waarom
ik dit doe. Door de veredeling wor
den nieuwe bonerassen gekweekt,
die voor bepaalde eigenschappen
beter zijn. Eén zo'n eigenschap kan
ziekte-resistentie zijn. Het oude ras
wordt dan vervangen, maar het bezit
vele andere, goede, eigenschappen.
Deze kunnen gebruikt worden om
nog betere rassen te kweken. Men
kan van de partikuliere kwekers niet
verwachten, dat zij verzamelingen
aanleggen. Dit is een taak van de
overheid. Helaas is deze gedachte bij
de Nederlandse overheid onvol
doende doorgedrongen en bezitten
wij geen centrale instantie, die ver
zamelingen van oude rassen aanlegt
en deze rassen levend in stand hou
den. Zo'n instelling heet een genen-
bank, dat is een opslag plaats van
genen (erfelijke faktoren). In mijn
"vrije" tijd probeer ik materiaal te
verzamelen om dit aan buitenlandse
instanties te geven. Daar wordt het
wel instand gehouden. Dan is ten
minste het oude Nederlandse ras,
ook voor de Nederlandse kweker,
behouden.
Zo werden vroeger in Walcheren maar ook elders in ons land de bonen gelezen
dót wil zeggen, de goede van de slechte gescheiden om een kwalitatief goed
produkt te krijgen.
de Rivierkleigebieden de witte ei-
boon. Dit zijn meestal de officiële
namen; meestal kent men alleen de
naam, die plaatselijk gebruikt wordt.
Zo wordt de witte eiboon ook wel
vroege witte, witte Zeeuwse, of Witte
genoemd. Hij wordt gekenmerkt
door zijn bolle vorm van de witte,
geaderde zaden. Hij wordt vaak be
schreven, dat hij zaadvast is en dus
niet verbastert met andere boneras
sen. Dit komt door zijn vroegheid.
Hij bloeit voor de andere rassen uit.
Naast deze grotere rassen vinden wij
nog andere zoals Blokkerbonen, ko
gelbonen en soldaten- of teken
boontjes met zijn merkwaardige te
kening die enige overeenkomst heeft
met een stram in de houding staande
soldaat.
Deze rassen zijn zogenaamde lan-
rassen, boererassen of tuinderse-
lekties. Een landras is een ras dat in
een bepaald gebied onder invloed
De tweede reden is dat deze land-
rassen, die dus in een bepaalde
streek zijn ontwikkeld, op eenzelfde
kultuurhistorisch niveau staan als
monumenten en klederdrachten.
Gelukkig bestaan er in Nederland
wel instanties- overheid en partiku-
lier - die de instandhouding van mo
numenten, door restauratie, en kle
derdrachten, in musea verzorgen.
Monumentenzorg en openluchtmu
sea zijn hier prachtige voorbeelden
van.
Aangezien ik het verzamelwerk in
mijn "vrije" tijd doe, kan ik niet alles
aan en heb ik mij - helaas - moeten
beperken tot één gewas: de rassen
van de stamboon, die om zijn droge
zaden worden verbouwd. Maar waar
vindt men deze rassen? Daartoe ben
ik eerst "de boer opgegaan". Dit was
erg tijdrovend, omdat je bij elke boer
wel een tijdje moet praten over de
neef die ook in Wageningen studeert,
over het kleinkind, over het weer e.d.
[Tevens bleek mij dat de stamboon
voornamelijk in kleine percelen door
liefhebbers voor eigen kónsumptie
'wordt geteeld. Ik zou dus huis-aan-
huis moeten aanbellen en vragen of
men ook bonen verbouwt. Dit gaat
niet. Daarom verzoek ik dan ook
vriendelijk, mij, indien U een oud
boneras teelt, 10-20 zaden in een
stevige enveloppe te zenden. De
portokosten zullen U in postzegels
worden vergoed. Mocht U enkele
achtergrondsgegevens er bij willen
schrijven, dan wel graag. Ik kan AL
LES gebruiken, ook als U denkt dat
Uw buurman hetzelfde materiaal
bezit, en opstuurde. Mocht U nog
oude rassen hebben van andere ge
wassen, dan ontvang ik daarover ook
gaarne bericht.
GRON"V
FRIESE 5TR0GE^
WOUDBOON
De verspreiding van landrassen in
Nederland. Walcherse Witte is nu
verdwenen
A.C. Zeven
Tot slot nog een ad
vies. Sinds 1925 worden geoogste bo
nen aangetast door de larven van de
bonekever. Deze doorboort de boon op
vele plaatsen. Na verpopping komt de
kever uit de boon en legt dan eieren op
nog niet aangetaste bonen. Na enige
tijd is de oogst vernietigd. Men kan de
bonekever bestrijden door na het oog
sten en drogen de bonen te dorsen en
de gedorste bonen voor een week in de
diepvrieskist of in het vrieslichaam
van de koelkast te leggen.
De lage temperatuur beschadigt de
boon niet - dat doet zij ook niet als U
de boon in de vrieskou in de schuur
bewaart - terwijl de bonekever gedood
wordt. U moet dit elk jaar doen, omdat
Uw bonen elk jaar opnieuw aangetast
kunnen worden. Bijvoorbeeld een
groothandel in bonen ontdekt dat een
partij bonen aangetast is door de bo
nekever. Hij kan dan de bonen alleen
nog aan de boer kwijt als veevoer. Bij
de boer kunnen de bonekevers vrij
komen en zich gaan verspreiden in de
hoop een boneplant in Uw tuin te ont
moeten.
Dr. A.C. Zeven, p/a Instituut voor
Plantenveredeling, Landbouwhoge
school, Postbus 386, 6700 AJ Wage
ningen.
De verbouw van aardappelen is de laatste jaren in West-Duitsland
gekenmerkt door sterk verminderde arealen en een toenemende ge
richtheid op bepaalde toepassingsgebieden.
Het areaal is ingekrompen van ca. 1 miljoen ha in 1960 tot bijna
250.000 ha in 1981. Alleen al het laatste jaar, d.w.z. van 1980 op 1981, is
het areaal met ca. 10.500 ha ingekrompen. De belangrijkste redenen
voor de sterke areaalsinkrimping zijn de teruglopende toepassing van
aardappelen bij de varkensmesterijen, als gevolg van de sterke kon-
kurrentie van andere voedermiddelen en het dalende hoofdelijk ver
bruik van konsumptie-aardappelen.
De opbrengstontwikkeling van de
aardappelteelt vertoont in West-
Duitsland slechts een licht stijgende
tendens. Bij vroege aardappelen
werd in de periode 1978 t/m 1981
een gemiddelde opbrengst gehaald
van ca. 24 ton/ha. De opbrengsten
der middelvroege en late rassen wa
ren in genoemde periode 2,5 tot 7 ton
per ha hoger.
In tegenstelling tot de statistisch be
rekende aardappelopbrengsten wor
den echter in diverse bedrijven, met
optimale produktietechniek en gun
stige bodemgesteldheid, gemiddelde
opbrengsten behaald van 40 k 50
ton/ha.
De in onderstaande berekeningen
toegepaste opbrengstgegevens heb
ben betrekking op goed geleide be
drijven met produktieve aardappel
teelt.
Van de in het seizoen 1980/81 in to
taal verbruikte aardappelhoeveelhe-
den van ca. 7,6 miljoen ton was 66%
bestemd voor konsumptiedoelein-
den, terwijl ca. 10% vervoederd werd.
Het industriële verbruik van aard
appelen in zetmeelfabrieken en sto
kerijen bedroeg ca. 15% en voor
pootgoed was ca. 7% van de totale
hoeveelheid nodig.
Voor de inkomensvorming in de ak-
kerbouwsektor zijn twee faktoren van
essentieel belang: de kg-opbrengst en
kostenbeheersing. Via rasverbetering
zit er nog wel enige rek in de kg-op-
brengst. Op lange termijn zal de in
komensvorming echter grotendeels
bepaald worden door de mate waarin
de kosten worden beheerst. Daarop
moet alle aandacht worden gericht.
Een en ander zei minister ir. G.LM.
Braks (landbouw en visserij) tijdens
de jaarvergadering van de afdeling
Veenkoloniën van de Christelijke
Boeren- en Tuindersbond (CBTB)
op 12 januari j.l. in Stadskanaal.
Minister Braks wees zijn gehoor op
het feit dat de prijsvoorstellen slechts
de theoretische prijzen betreffen,
terwijl het uiteindelijk om de markt
prijzen gaat. Die waren de laatste ja
ren nogal wat hoger. Hiervoor is
echter een "schone" markt nodig,
zonder grote voorraden.
"Voorraden zijn slechts in het voor
deel van de konsument, niet in dat
van de producent", aldus de be
windsman. "We moeten met z'n al
len de moed hebben om gas terug te
nemen om voorraden te laten ver
dwijnen, zodat ze niet kunnen uit
groeien tot overschotten die de,
marktprijs drukken".