Grasrassen en graszaadrassen:
Kleine en grote verschillen
Toenemende invoer
aardappelen in
Frankrijk
Inschrijving
koolzaadolie
NTV in Bleiswijk
Verkaveling bundel
"Landbouw tussen
vrijheid en
gebondenheid"
W. Meijer PAGV
Bij grassen is de situatie wat betreft het rassenonderzoek vergelijkbaar
met die bij aardappelen, bieten en groentegewassen: de rassen worden
onderzocht op hun gebruikskwaliteiten en niet op hun kapaciteiten in
de pootgoed- of zaaizaadteelt. Grassen zijn bestemd om een grasmat te
leveren of groenvoer te produceren en de rassen worden door het
RIVRO daarom onderzocht op de belangrijkste eigenschappen die
verband houden met die bestemming. Ook de kwekers hebben zich tot
nu toe bijna uitsluitend bekommerd om de kwaliteiten van hun rassen in
het gebruik.
Het gevolg van die zeer terechte
aandacht voor de kwaliteit is een
groot aantal Nederlandse rassen die
hien en in het buitenland, hoog ge
noteerd staan en veel gevraagd wor
den. Het gevolg is ook dat de ver
schillen in gebruikskwaliteiten rela
tief klein zijn in vergelijking met de
verschillen in zaadproducerend ver
mogen, voor zover daarover al cijfers
beschikbaar zijn. Bijvoorbeeld: voor
de Engels raairassen bestemd voor
inzaai in meerjarig grasland is de
droge stofproduktie een belangrijk
gegeven. De rassen verschillen daar
in maximaal zo'n 10 procent. In ge
middelde zaadproduktie zijn in
proeven en in de praktijk verschillen
gesignaleerd van 20 tot 30 procent.
De graszaadteler heeft dus met ras
verschillen te maken die groot zijn in
vergelijking met de verschillen voor
de grasverbruiker en ook groot in
vergelijking met de situatie bij tarwe
en andere granen.
Een lagere zaadopbrengst hoeft niet
in te houden dat zo'n ras in de zaad
teelt minder aantrekkelijk is. Een
hogere prijs kan een lagere op
brengst natuurlijk kompenseren.
Over het algemeen lijken betere
kwaliteiten te neigen tot lagere
zaadopbrengsten, maar doen ze be
tere prijzen. Maar dat is een ondui
delijke tendens met meerdere uit
zonderingen. In elk geval moet vast
gesteld worden dat tot nu toe kwali
teit niet altijd voldoende door de
markt gewaardeerd wordt. Het prijs
verschil tussen in het gebruik zeer
goede en matige of slechte rassen is
soms te klein om een eventuele lage
re zaadproduktie voldoende te kom
penseren. Bij de grasgebruikers zou
meer de overtuiging moeten leven
dat betere rassen een hogere prijs
waard zijn. Wat dat betreft lijkt er
een verschuiving aan de gang. De
vraag naar betere kwaliteiten neemt
toe, zeker in Nederland, maar ook in
de rest van de EG. Iedere gebruiker
van graszaad kan in de rassenlijst.
vinden welke rassen het meest ge
schikt zijn voor het doel waarvoor
ingezaaid wordt, en daarvan wordt
meer en meer gebruik gemaakt door
een bewuste rassenkeuze.
Zowel voor de zaadteler als voor de
grasgebruiker zou dat een gunstige
ontwikkeling zijn. Voor de teler om
dat zodoende met meer rassen een
hoog saldo bereikbaar is en voor de
gebruiker omdat een aantal kwalita
tief zeer goede rassen in de markt
kunnen blijven.
De graszaadteler vraag ondertussen
informatie over de rassen. Om volle
dig te zijn zou deze informatie zowel
zaadopbrengsten als prijzen moeten
omvatten.
De zaadopbrengsten van de
rassen
Hoewel dus geen rassenproeven
worden aangelegd ten behoeve van
de zaadteelt, bestaat er toch goede
informatie over de zaadopbrengsten
van de rassen. Sinds 1975 worden'
jaarlijks ten behoeve van de telers de
gemiddelde zaadopbrengsten van
rassen Engels raai, veldbeemd,
roodzwenk, hard zwenk en beemd-
langbloem in een boekje bij elkaar
gezet. Die uitgave "Zaadopbreng
sten" wordt verzorgd door de Pro
grammaadvies kommissie voor de
Graszaadteelt in samenwerking met
de NAK en het RIVRO. Het Zaad-
opbrengstenboekje wordt door het
Produktschap voor Zaaizaden aan
alle telers jaarlijks toegestuurd en
kan verder aangevraagd worden bij
deze Deense opbrengstcijfers voor
drie jaren uitgezet. Zichtbaar is dat
sommige rassen in elk van de drie
jaren beter produceerden dan ge
middeld en andere duidelijk slechter.
Er zijn dus duidelijke rasverschillen.
In dezelfde figuur zijn de langjarig
gemiddelde opbrengsten uit het Ne
derlands boekje "Zaadopbrengsten"
weergegeven, voorzover die rassen
kracht, een grotere zuiverheid" en
vooral naarmate minder van de
slecht uitschoonbare onkruidzaden
voorkomen.
Door de Studiegroep Graszaad
Tholen en St. Philipsland zijn voor
eigen gebruik de laatste jaren wel
uitbetaalde prijzen verzameld vaade
door de leden geteelde rassen. De
meeste rassen wijken over de jaren
Om de plaats van de graszaadteelt in de Nederlandse A kkerbouw en binnen de EG te behouden en te verstrekken, is meer
aandacht van de kwekers nodig voor de zaadproduktie-kant van de grasrassen (foto: RIVRO).
gezien niet sterk af van de gemid
delden en zitten sommige jaren on
der en andere jaren boven de ge
middeld uitbetaalde prijs. Enkele
rassen lijken wel regelmatig een ho
gere of lagere prijs te doen, maar bij
een deel van die rassen is dan ook het
opbrengstniveau lager dan wel ho
ger, zodat het saldo gemiddeld niet
veel verschil te zien geeft. Waar
schijnlijk zijn er echter ook wel en
kele rassen aan te wijzen die wat be
treft hun saldo wat beter of slechter
zijn in de zaadteelt dan de overige
rassen van die soort of dat type. Tot
nu toe is de informatie daarover te
beperkt.
Dat er verschillen in zaadopbreng
sten zijn tussen de rassen is uiteraard
vooral bij de graszaadbedrijven be
kend. Er is de laatste jaren een toe
nemende belangstelling van kwe
kerskant juist voor de zaadproduk-
tiekapaciteiten van de rassen. Rassen
met een te lage en vooral met een
wisselvallige zaadproduktie blijven
problemen opleveren, al zijn ze
kwalitatief bijzonder goed en is de
prijs hoog.
Onder andere vanuit het teèltonder-
zoek bij het PAGV zijn de laatste
jaren regelmatig argumenten aange
dragen om de aandacht voor de
zaadproduktie van de grasrassen te
verhogen. Uit de literatuur blijkt ook
dat buitenlandse kwekers de zaad
produktie in hun programma's be
ginnen te betrekken. De Nederland
se kwekers hebben een sterke plaats
veroverd door kwalitatief betere ras
sen te produceren. Om die goede
positie te handhaven lijkt het urgent
om, naast de gebruikskwaliteit, ook
de zaadproduktie meer in de kweek-
programma's op te nemen.
het Landbouwschap, Raamweg 26,
Den Haag.
Van een groot aantal rassen zijn op
die wijze over een periode van 10,
binnenkort 11 jaar, de gemiddelde
praktijkopbrengsten bekend. In ver
gelijking met rassenproeven geven
deze cijfers in sommige opzichten
minder informatie. De getallen ge
ven mogelijk niet altijd de exakte
kapaciteiten van de rassen weer on
der gelijk omstandigheden. Ook
kunnen nieuwe rassen met nog maar
een klein aantal percelen niet opge
nomen worden. Maar bij dit systeem
zijn ook voordelen te noemen ten
opzichte van rassenproeven. In deze
opbrengstgetallen kunnen verschil
len tot uiting komen in kennis van
het ras en begeleiding door het be
drijf, waarmee een graszaadteler een
kontrakt afsluit. Ook geven deze cij
fers informatie over de rassen bij de
gemiddelde teeltmethode in de
praktijk, die soms meer risiko's in
houdt dan bij rassenproeven gebrui
kelijk is.
In het buitenland bestaat voor gras
sen ook geen regelmatige rassen be
proeving op zaadproduktie. Wel is in
Denemarken enkele jaren geleden
met 10 rassen Engels raai een serie
proeven gedaan. In de figuur zijn
hier geteeld zijn. Hoewel het op
brengstniveau van de Nederlandse
praktijkpercelen bij de meeste rassen
lager is dan in de Deense rassen
proeven, tonen de verhoudingen
tussen de rassen wel een goede over
eenkomst. Een reden te meer om op
deze jaarlijkse publikatie te vertrou
wen en er de aandacht op te vestigen.
Naast het ras zijn er natuurlijk nogal
wat andere zaken waardoor op
brengsten uiteen kunnen lopen. Met
elk van de rassen worden jaarlijks
opbrengsten gerealiseerd die veel
meer uiteenlopen dan deze rasver
schillen. Die vaak grote verschillen
zitten onder andere in de hele teelt
wijze van inzaai tot en met de oogst.
Daarom zal bij een gewas als gras
zaad, waarbij een nauwe teeltbege
leiding bestaat, niet alleen voor een
ras gekozen worden, maar ook voor
een graszaad bed rijf en een teeltad
viseur waarmee goede kontakten
opgebouwd zijn.
De prijzen
Over de prijzen van de rassen is
minder informatie beschikbaar. Er is
per ras ook niet zo maar een prijs te
noemen, omdat de uitbetaling af
hangt van de geleverde kwaliteit. De
prijs is hoger bij een hogere kiem-
2 rassenproeven, Denemarken, 1975
2 rassenproeven, Denemarken, 1976
2 rassenproeven, Denemarken, 1977
praktijkopbrengsten in Nederland
Gemiddelde zaadopbrengst van Engels raairassen (vroege en late hooitypen
en enkele weidetypen) volgens Deense rassenproeven (Nordestgaart-Juel) en
volgens de gemiddelde praktijkopbrengsten in Nederland (Zaadopbrengsten,
PAC Graszaadteelt).
De toenemende invoer van aard
appelen in Frankrijk uit België en
Nederland bereidt de Franse te
lers nogal wat zorg.
Om zich tegen deze toenemende
invoer te weren heeft de organi
satie van Franse aardappeltelers
een indeling in handelsklassen
voorgesteld. Een daartoe dienen
de koncept-regeling is reeds door
het Franse ministerie van Land
bouw goedgekeurd. Voorzien is
een indeling in drie handelsklas
sen: de laagste met een maat van
28-35 mm, een middelste katego-
rie met een maat tot 40 mm en
een handelsklasse voor sorterin
gen met een maat boven de 40
mm.
Indien deze regeling van kracht
wordt, verwacht men daarmee
aan de steeds toenemende invoer
min of meer een halt te kunnen
toeroepen.
De Europese Commissie heeft een
inschrijving gehouden voor de ver
koop van ruwe koolzaadolie voor le
vering in een Europese haven met
regelmatige verbindingen naar Mid-
den-Amerika. Het gaat om een hoe
veelheid ter waarde van ruim 3,75
miljoen. De inschrijving sluit op 27
januari.
Van 1 t/m 5 februari 1983 zal in de
veilinghal te Bleiswijk weer de Ne
derlandse Tuinbouw Vakbeurs wor
den gehouden. Het is voor de 10e
keer dat deze beurs plaatsvindt.
Op 21 april 1981 bereikte de toenma
lige direkteur van het LEI, Prof. Dr.
A. Maris, de pensioengerechtigde
leeftijd. Ter gelegenheid hiervan werd
hem een bundel aangeboden getiteld:
"Landbouw tussen vrijheid en gebon
denheid". Met in totaal 17 bijdragen
bestrijkt de bundel een zo breed ge
bied, dat het niet voor iedere lezer
even interessant is. Om aan de vraag
naar gespecialiseerde artikelen op
één of twee vakgebieden te kunnen
voldoen, heeft de redaktiekommissie
een aantal bijdragen uit de bundel in
een beperkte oplage uitgegeven.
De titels 1) van deze beperkte oplage
met de namen van de auteurs zijn als
volgt:
Gebonden Vrijheid (2 artikelen):
J. de Veer, G. Haming
Gebondenheid aan gangbare en
vrijheid tot alternatieve land
bouw: C.J. Cleveringa
Agrarische beroepsbevolking,
werkgelegenheid en bedrijven in
historisch perspektief (2 artike
len): A.L.G.M. Bauwens, J.A.
van Driel, G.M.J. Loeffen.
Het E.G.-landbouwbeleid in de
jaren tachtig: problemen, doe
leinden, beleidsvarianten (2 arti
kelen): J.H. Post, G. Meester
Kontrakten in dierlijke produk-
tiesektoren: hun betekenis als in
strumenten van marktbeleid:
G.C. de Graaff, J.J. de Vlieger
Agrarisch ondernemerschap tus
sen vrijheid en gebondenheid (2
artikelen): L.B. van der Giessen,
B. van der Ploeg, C.J.M. Spie
lings, L.C. Zachariasse.
1) Deze uitgaven zijn uitsluitend
verkrijgbaar door overschrijving van
5,— per titel op postrekening no.
41.22.35 t.n.v. het Landbouw-Eko-
nomisch Instituut te Den Haag.
11