Tijdstip oogsten van belang voor opbrengst en kwaliteit tuinbonen Haver Oppervlakte stamsperziebonen met 1000 ha toegenomen Rassenbericht 1983 Overzicht van de raseigenschappen bij tuinbonen (gerangschikt naar toenemende fijnheid) De oppervlakte tuinbonen in Nederland bedroeg volgens C.B.S. in 1982 ongeveer 1.800 ha. Dit is een gelijke oppervlakte als vorig jaar. In het overzicht zijn witbloeiende rassen vermeld, waarvan de zaden na konservering blank blijven en bontbloeiende of bruinkokende rassen. Sortering in gew. procenten 2) Geschatte Aanbevolen Vroeg Gewas 1) relatieve rassen heid lengte Tm 107*6 Tm 122 *6 korrelop 12 brengst bij 12 12-15 12-15 mm mm mm mm Tm 120 Witbloeiend: Metissa 5 5 5 60 0 45 125 Bianka 5 7 10 70 5 60 95 Medes 5 7 15 65 5 60 115 Kodrim 5 Th 15 70 5 60 105 Blanktilla 4 7 15 75 5 70 115 Eureka 5 7*6 15 75 5 75 95 Optica 6 6 *6 25 65 15 75 100 Rowena 3 9 75 25 65 35 75 Ite 1 8 *6 80 20 70 30 75 Gewas Tm 120 Tm 140 Tm 120 Tm 140 lengte <'5 15-19 <15 15-19 mm mm mm mm Bontbloeiend: Felix 7 7 3 h 20 80 10 90 84 99 Statissa 5 6 6 25 75 10 85 100 119 Moria 7*6 6 3 h 50 50 20 80 81 123 Propix 7 7*6 5 *6 50 50 25 75 76 90 Minica 5 5 Th 55 45 - 30 70 78 102 Montica 914 8 3 75 25 55 45 40 65 Brunette 8 6 9 85 15 70 30 58 101 Het oogsttijdstip wordt bepaald aan de hand van de hardheid van de za den (Tm-getal). De eisen verschillen enigszins voor de groep van rassen (bruin- of witbloeiende) en de wijze van industriële verwerking. De bruinkokende rassen worden door de verwerkende industrie voor de diepvries in het algemeen geoogst bij een Tm-getal van 110-120. Voor sterilisatie wordt ongeveer ge oogst bij Tm 140, alhoewel dit ook wel eens uitloopt tot Tm 160. De blank blijvende rassen worden bij een lager Tm-getal geoogst dan de bruinkokende rassen. Voor diepvries is dit bij een Tm-getal van 105 -110 en voor sterilisatie bij een Tm van 120-125. De witbloeiende rassen worden meestal voor sterilisatie in glas en de bontbloeiende voor diep vries gebruikt. Rassenproef tuinbonen 1982 Tussen de rassen komen verschillen voor in de toename van de hardheid. In het algemeen geldt dat de toena me van de hardheid bij de fijnzadige rassen sneller verloopt dan bij de grofzadige rassen. In de tabel zijn de resultaten opge nomen van het onderzoek t/m 1982 voor de witbloeiende en t/m 1979 voor de bontbloeiende rassen. Ook bij tuinbonen geldt dat het tijd stip van oogsten van belang is voor de opbrengst en de kwaliteit. De beste wijze van kontrakteren, is even eens als bij doperwten die, waarbij gebruik wordt gemaakt van een op brengst en prijsstaffel bij verschil lende hardheid. Wat de standdichtheid betreft, moet men ernaar streven een plantgetal van 20 planten per m2 aan te hou den. In 1982 werd op de proefboerderij "Westmaas" een rassenvergelijking uitge voerd met witbloeiende tuinbonen voor industriële verwerking. De oogst werd geheel met praktijkmachines - zwadmaaier en mobilviner - gedaan. Opbrengsten in verhoudingsgetallen bij 2 zaaitijden Éénjarige proef, 1982 Ras le zaai 2 april en 2 Tm getallen. 2e zaai 6 mei 1) Gewaslengte: 1 zeer kort, 9 zeer lang. 2) Voor het berekenen van de gewichtsprocenten in de sortering boven 12-15 mm bij de witbloeiende rassen en van die boven 15-19 mm bij de bontbloeiende, moeten de beide vermelde sorteringen worden opgeteld en afgetrokken van 100. V roegheid sterilisatiestadium Vroegheid diepvriesstadium Tm 107*6 Tm 122 *6 Tm 10716 Tm 12216 Metissa 138 128 135 127 Bianka 95 85 93 Blanktilla 128 129 112 123 Eureka 104 113 93 88 Kodrim 118 107 104 Ite (Beryl) 73 63 117 101 Felissa 54 64 80 82 Medes 121 135 92 90 Optica 116 99 88 92 Rowena 68 59 93 104 gemiddeld 100 kg/are 50,4 63,1 33,1 44,0 Bij stamslabonen kunnen de raseigenschappen sterk uiteen lopen. Hoewel landelijk een belangrijk gewas, is de haver voor het Zuidwesten van weinig belang. In 1982 werd op de Zuidwestelijke kleigronden 1500 ha haver uitgezaaid. De belangrijkste rassen waren Dula, Gambo en Leanda. De ras senproef met haver lag in 1982 te Nieuw Vossemeer. Op deze proef zijn de rassen bij twee stikstofhoeveelheden vergeleken, nl. een adviesgift en 20 kg N/ha meer dan het advies. Opbrengsten in kg/are De oppervlakte stamsperziebonen in Nederland bedroeg in 1982 volgens C.B.S. 6.200 ha. Dat is 1.000 ha meer dan in 1981. In het overzicht zijn een aantal rassen met enkele raseigenschappen opge nomen tot en met het onderzoek 1982. Sommige rassen zijn in de praktijk ook met een andere naam bekend. Lit is vatbaarder voor vlekkenziekte dan Fran, overigens komen beide rassen sterk overeen. De zaaizaadhoeveelheid is aangege ven als een gemiddelde, op zand grond kan wat minder, op zware klei wat meer worden gebruikt. Dat geldt ook voor de late teelt. De gevoelig heid voor Ivorin geldt in kiemplant- stadium en is een aanwijzing. Tot dusver zijn geen rasverschillen voor het onkruidbestrijdingsmiddel Basa- gran gekonstateerd. Het cijfer 1 geldt als zeer gevoelig. Bij fijnheid duidt het cijfer 1 op zeer grof, een 9 is zeer fijn. Bij de keuze van het te telen ras moet rekening worden gehouden met de geschiktheid voor zomer- en late teelt, gevoeligheid voo ziekten, de opbrengst en de bestemming van de bonen. Het rassenbericht 1983 is opge steld in samenwerking en in 'overleg met: - Rijksinstituut voor Rassenon- derzoek (RIVRO); - Proefstation voor de Akker bouw en de Groenteteelt in de Vollegrond (PAGV); - Stichting Proefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat; - Stichting Proefboerderij Zuid-Holland te Westmaas; - C.A.R. Zevenbergen; C.A.R. Goes en C.A. Barendrecht. Ir. J.MAJ. Heestermans Overzicht van de raseigenschappen en zaaizaadhoeveelheden bij stamsperziebonen (gerangschikt naar toenemende fijnheid) Rassen 19Ö2 Gemiddelde klei 1977 - 1982 Adviesgift stikstof Adviesgift 20 kg stikstof Dula 100 101 103 Leanda 99 98 95 Gambo 97 92 98 Alfred 97 100 101 Perona 99 103 101 Pluco 106 103 105 100 kg/are 66,4 68,7 67,6 Overzicht van enkele raseigenschappen Rassen Opbrengst Stro Vroegrijpheid lengte stevigheid Dula Leanda Gambo Alfred Perona Pluco goed-zeer goed vrij goed-goed vrij goed-goed goed goed zeer goed middellang vrij kort vrij kort vrij lang vrij kort vrij kort stevig vrij stevig vrij stevig vrij stevig middelmatig stevig middelmatig stevig vrij vroeg vrij vroeg vrij vroeg vrij vroeg-vroog vrij vroeg I vrij laat geschikt kg ge- vat ste fijn sortering in opbr. in Ras voor 3) zaai voe- baar vig heid gewichts verhou; zaad lig- heid heid peul dingsge- zomer- late per ha heid voor stro 6.8 8.5- 10 tallen teelt teelt voor rolmo- 8.5 10 mm Ivorin zaïek Colana l) 80 5 9 8 3*6 11 33 56 131 Impala 1) 80 3 6 6 3*6 12 32 56 122 Preresco 90 3 7 6 4 15 43 42 100 Prelude 90 4 7 6 4 14 45 41 103 Prevato 85 4 9 7 5 15 50 35 80 Centrum 80 3 6 6 5 21 48 31 98 Tuf 70 2 9 8 5 23 54 23 102 Utopia 85 9 8 5*6 22 58 20 109 Fran (Toccate) 65 1 9 7 6 20 66 14 110 Lit (551) 65 1 9 7 6 22 68 10 112 Prifin 85 9 8 6*6 95 Iprin 80 1 9 8 7 37 55 8 81 Pros (Gitana) 65 3 9 8 8 47 52 1 105 Belami 2) 70 9 7 8*6 97 Advies Dula en Pluco zijn de meest produktieve rassen; Dula valt op door zijn stevige stro. 1) De opbrengstgegevens van deze rassen hebben betrekking op de oogst in het stadium om als gesneden boon te worden verwerkt. 2) Zeer weinig vatbaar voor vetvlekkenziekte. Merknaam 3) aanbevolen; - niet aanbevolen; beperkt aanbevolen; - alleen voor de verse markt (niet voor machinale oogst). 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 29