De teelt van wintertarwe: weloverwogen of receptmatig? Wereldvraag naar granen blijft toenemen Dalend aantal landbouwbedrijven in West-Duitsland Het onderzoek naar de perspectieven van intensieve teeltsysternen bij wintertarwe werd gestart in 1976. De aanleiding ervan vormden de hoge korrelopbrengsten, welke in Sleeswijk-Holstein werden bereikt met een zeer intensieve teeltwijzë. De resultaten van het onderzoek, uitgevoerd op een aantal regionale proefboerderijen, werd elk jaar middels de landbouwvakbladen aan de teler doorgegeven. Uit deze proefresultaten kon worden geconcludeerd, dat een zeer intensieve teeltwijze weliswaar tot een verhoging van de korrelopbrengst leidde, maar de verhoging was meestal niet voldoende om de hogere teeltkosten goed te maken. In 1982 werd het onderzoek op soortgelijke wijze voortgezet. De resulta ten ervan zijn in dit artikel vermeld. Opbrengststijging tot 3% per jaar De korrelopbrengst van granen is de laatste jaren aanzienlijk gestegen. In 1982 werden alle rekords gebroken; de opbrengsten stegen tot ongekende hoogten! Korrelopbrengsten van meer dan 10 ton voor wintertarwe en van meer dan 8 ton voor zomertarwe, haver en zomergerst werden in de praktijk gehaald. Het bereiken van dergelijke hoge opbrengsten op vrij uitgebreide schaal is een belangrijke constatering, zeker voor de zomer granen. Ze doet niet alleen de vraag rijzen, welke factoren deze hoge op brengsten hebben mogelijk gemaakt, maar bovendien roept het de vraag op: waar is de teeltwijze in de voor gaande jaren tekort geschoten? In dit verhaal over de wintertarwe zal aan deze vraag, hoe interessant ook, worden voorbijgegaan. De op-, brengst van wintergranen ligt nor maliter 1 a 2 ton per ha hoger dan van zomergranen. Met name winter tarwe heeft de laatste jaren hoge tot zeer hoge korrelopbrengsten opgele verd, waardoor de teelt van dit gewas in de praktijk duidelijk de voorkeur geniet boven die van de andere graansoorten. In 1982 bestond het areaal granen op kleigrond voor 66% uit wintertarwe; als tweede graange was nam zomergerst nog 16% van het graanareaal in. Voor wintertarwe is de stijging van de korrelopbrengst gedurende de laatste 10 jaren voorgesteld in figuur 1De opbrengst nam toe met zo'n 3% per jaar: De verbetering van de teelttechniek heeft daartoe in over wegende mate bijgedragen. Hierbij moet worden gedacht aan (1) verbe tering van de stikstofbemesting, (2) bestrijding van ziekten en plagen en (3) tamelijk gunstige groei-omstan- digheden. Sterke stijging van teeltkosten De verhoging van de korrelop brengst werd bereikt door een toe nemend gebruik van produktiemid- delen. Tegelijkertijd stegen de prij zen van deze middelene. hetgeen de teeltkosten aanzienlijk heeft doen toenemen. In figuur 1 wordt dit door de stijgende rechte lijn duidelijk aangetoond: hierbij is nog geen re kening gehouden met kosten, verbon den aan 't grotere aantal werkgangen. Desalniettemins is de korrelop brengst sterker toegenomen dan de kosten voor de productiemiddelen; ook in financieel opzicht, zodat deze teeltintensivering lonend is geweest. De toename van de korrelopbrengst en teeltkosten, zoals voorgesteld in figuur 1, is een gemiddeld, landelijk beeld. Beiden, korrelopbrengsten en teeltkosten. vertonen echter grote verschillen tussen gebieden, zowel als tussen bedrijven in één gebied. Uit gegevens van Tarwe Studie Clubs blijken verschillen in korrel opbrengsten van 3 ton per ha voor te komen bij gelijke teeltkosten, terwijl bij gelijke korrelopbrengst de teelt kosten wel 400.— per ha kunnen uiteenlopen! Onderzoek naar teeltsystemen In 1982 werden 4 teeltsystemen ver geleken in hun effekt op korrelop brengst en op financieel resultaat. De 4 teeltsystemen, uitgebreid weerge geven in tabel. 1, werden ontwikkeld aan de hand van de volgende vraag punten: 1. wat zijn de perspectieven van een zeer intensieve teeltwijze: sys teem D. In dit systeem ("inten sief') worden alle teelthandelin gen in overmaat aangewend ter verkrijging van maximale korrel opbrengsten; veel zaaizaad (tot 250 kg/ha) en een hoge, 3-malige N-bemesting. Er werd een twee- malige bespuiting met chloorme- ven, hoeveel de onderzochte syste men minder of meer kosten heb ben dan dit praktijksysteem. Hierbij is ook rekening gehouden met ver schillen in het aantal werkgangen; de kosten daarvan zijn op 20,— per ha gesteld." Bij het onderzoek waren de rassen Arminda, Okapi en Marks man betrokken. Opbrengsten De korrelopbrengsten van de teelt systemen staan vermeld in tabel 2. Het hoge opbrengstniveau van het jaar 1982 is ook in de proeven op de 5 regionale proefboerderijen te Nieuw-Beerta (EH), Kloosterburen (FH), Wieringerwerf (BEM), West maas (WS) en Colijnsplaat (RH) tot uiting gekomen. Het effekt van het teeltsysteem op de korrelopbrengst is weergegeven als procentuele afwij king van het praktijksysteem. Hoe is de uitstoeling en de korrelopbrengst? quat uitgevoerd, en ziekten en bladluizen werden voorkomen door een frequente aanwending van bestrijdingsmiddelen. De teeltkosten waren dientengevolge erg hoog. 2. hoe groot is de opbrengstderving bij een beperking van de teelt kosten: systeem B. In dit ("schraal") werden de teeltkosten gedrukt door een geringe aan wending van deels goedkope middelen. 3. in hoeverre kan een schrale begin- ontwikkeling van het gewas nog bijgestuurd worden: systeem C. In dit systeem ("bijsturen") werd na een te lage eerste N-gift vroegtijdig eën hoge, 2e gift ge geven. gevolgd door een 3e N-gift bij het in aar komen. De toege nomen legeringsgevoeligheid noopte tot aanwending van chloormequat. Als referentie diende het teeltsys teem A ("praktijk")' waarin de di verse teelthandelingen volgens ad viesnormen werden aangewend. In dit systeem worden de teelthande lingen afgestemd op grondonder zoek, gewasontwikkeling, gewasaan tasting en ervaring. De bestrijding van ziekten en plagen was afhanke lijk van de mate van aantasting; een bestrijding bij de bloei werd, evenals in de systemen B en C, standaard uitgevoerd. Bladluizen kwamen in zodanige aantallen voor, dat in alle systemen een bestrijding werd uitge voerd. In tabel 1 is tevens aangege- Kosten voor produktiemiddelen (gld/ha) V 900 700 /f' V* •500 300 1976 1979 1982 1973 Korr«lopbr«ng»t en kotten voor de produktit- «iddelen vanaf 1973. (ronnen: CBS. Kwantitatieve Akkerbouwinformatie. De korrelopbrengst van het schrale systeem was lager, die van het inten sieve systeem hoger. De effekten van de teeltsystemen op de diverse proefboerderijen kwamen goed met elkaar overeen. Niveauverschillen waren afhankelijk van ziektedruk en groeiomstandigheden. Te Colijns plaat (RH) waren de effekten het kleinst door een zeer lage ziektedruk. Te Westmaas (WS) was de stikstof bemesting van het praktijksysteem marginaal, en bovendien kwam de 2e N-gift als gevolg van droogte in de 2e helft van mei te laat tot werking. Het gewas van het bijsturend en het intensieve teeltsysteem profiteer de van de vroegtijdig toegediende 2e N-gifte en bereikte dientengevolge aanzienlijk hogere opbrengsten. Re kening houdende met de teeltkosten, kan worden gesteld dat: - een schralte, teeltwijze gedurende het groeiseizoen tot een op brengstderving leidde, die aan zienlijk groter was dan de bespa ring op teeltkosten. - een intensieve teeltwijze in een niet-onaanzienlijke verhoging van de opbrengst resulteerde, maar dat de ermee gepaard gaande hogere teeltkosten veelal niet werden goed gemaakt. En waar dit wel het geval was, bleek vaak het gangbare systeem voor verbetering vatbaar te zijn. - Na een schrale beginontwikke- ling werd door bijsturen van het gewas weliswaar geen opbrengst derving geleden; wel werden teeltkosten wat verhoogd. Hierbij moet opgemerkt worden dat een (te) schrale beginontwikkeling van wintertarwe moet worden af geraden. Opbrengstcomponenten In de proeven werden monsters ver zameld om na te gaan, hoe de op brengst tot stand kwam. Het gemid delde van de 5 proeven is weergege ven in tabel 3. Wederom werden de onderzochte systemen vergeleken met het praktijksysteem. De korrel opbrengst van een schrale teeltwijze bleef achter in opbrengst door een gering aantal korrels per m2., ont staan door een laag aargetal. Bijstu ren na een schrale beginontwikke ling door een vroegtijdige, hoge 2e N-gift resulteerde in een groter aan tal aren en meer korrels per m2; het 1000-korrelgewicht was lager, zodat de korrelopbrengst nauwelijks werd beïnvloed. Het intensieve teeltsys teem leidde tot een sterk verhoogd- ja^rgetal en meer korrels per m2; ondanks een lager 1000- korrelgewicht werd een hogere op brengst bereikt. Slotopmerking Het onderzoek van 1982 bevestigt de in voorgaande jaren opgedane erva- dr.ir. A. Darwinkel PAGV te Lelystad ring, dat intensieve teeltsystemen de korrelopbrengst wel verhogen, maar dat deze verhoging veelal niet op weegt tegen de extra teeltkosten. Toch moet opgemerkt worden, dat alle discussies rondom intensieve teeltsystemen geleid hebben tot een bewuster telen van de wintertarwe en dit is de rentabiliteit van de tarwe- teelt als zodanig ten goede gekomen. Tabel 1. Overzicht van de teelthandelingen. teeltsysteem A "prakt iik" B "schraal" C "bi isturen" D "intensief" teelthandeling: zaden/m2 300 300 300 500 stikstofbemesting (kg/ha)* februari (F3) 80 50 50 110 eind apri1 (F5) - 20 90 60 half mei (F7) 60 - - - begin juni (F9-10) - 30 30 60 chloormequat inzicht** neen ja ja bestrijding van voetziekten inzicht inzicht inz icht ja bladziekten inzicht neen inzicht ja aarziekten ja ja ja ja afri jpingsziekten inzicht inzicht i nzicht ja bladluisbestrijding inzicht inzicht inzicht ja aantal werkgangen 5 5 7 10 extra teeltkosten (gld/ha) - - 130 120 550 proefveldgemiddelde, gebaseerd op bodemvoorraad inzicht, d.w.z. alleen uitgevoerd als het nodig werd geacht! Tabel 2. Kor relopbrengsten bij A teeltsystemen in 1982. teeltsysteem A "praktijk" B "schraal" C "bi isturen" D "intensief" PT9ff Ebelsheerd 9A00 - 7* +1* A* Feddemaheerd 10110 - 9* 0 8* Prof.dr. J.M. van Bemmelenhoeve 8770 -10* «■1* A* Westmaas 8680 -12* +5* 16* Rusthoeve 9710 - A* 0 2* gemiddeld (t.o.v. systeem A) 9330 - 8* +1* 7* teeltkosten (t.o.v. systeem A) - 3* +2* +12* Tabel 3- Opbrengstcomponenten bij A teeltsystemen in 1982. tee 1tsysteem A "prakt ijk" B "schraal" C "bijsturen" D "i ntensi ef planten/m2 193 0* 0* +60* aren/m2 507 "7* +51 +18* korrels/aar 38,0 +1* ♦2* - 6* 1000-korrelgewi cht <•8,5 -2* -A* - A* korrels/m2 19250 -7* +11* korrelopbrengst 9330 -8* +1* 7* De wereldvraag naar granen zal blijven toenemen mede door de trend om op lange termijn in toene mende mate granen aan te wenden als grondstof voor andersoortige produkties. Daardoor zal het wereldoverschot aan granen beduidend kunnen afne men, aldus de mening van het Co mité van Graanhandelaren. Ook mag verwacht worden dat de tekor ten van de ontwikkelingslanden in de graansektor zullen toenemen, waar bij een uitzondering gemaakt dient voor China. De toename van de wereldvoorraden is dan ook niet verontrustend, zelfs niet als deze aan het einde van het seizoen 1983/84 een omvang hebben bereikt die overeenkomt met 20% van de geraamde wereldconsumptie. Het Duitse ministerie van Voedsel voorziening verwacht dat tot 1990 het aantal landbouwbedrijven in Duitsland met 2% 's jaars zal afne men. Dat zou betekenen dat er in 1990 nog slechts nauwelijks 650.000 land bouwbedrijven over zijn. In 1982 is het aantal bedrijven ten opzichte van vorig jaar met 16.346 of 2,1% gedaald tot 764.123. In de periode 1972/82 bedroeg de teruggang ongeveer 2,6% per jaar. Sinds 1949 is het aantal landbouw bedrijven praktisch gehalveerd. De oppervlakte landbouwgrond daalde in die periode met ongeveer 9 pro cent. De gemiddelde bedrijfsgrootte steeg van 8,06 ha in 1949 tot 15,52 ha in 1981 en 15.76 ha in 1982. 3

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 27