Dé Britse kwestie Nederlandse invloed Nederland speelt politiek in de EG- onderhandelingen niet meer de ini tiërende, ofwel toonaangevende rol die we vroeger grepen. Aan de ande re kant zijn er bij onze partners irri taties over ons bekwaam uitbuiten van de Europese spelregels. Denk aan de kwestie van het gas voor de tuinders; het voorstel van Thorn om vooral de Benelux de Britse com pensaties te laten betalen; de voor stellen van het parlement om onze intensieve veehouderijbedrijven te gaan beperken. Merkt de „Hol landse" president van het parlement daar ook wat van? Dankert: „O ja, er zijn duidelijk ir ritaties. De Engelsen zijn nogal te hoop gelopen tegen onze tuinders. Het ergert ze in het buitenland ook dat wij Nederlanders altijd precies schijnen te weten hoe de wereld verbeterd moet worden. Ouderen in Nederland zal het tegelijk op vallen dat, waar wij vroeger zo'n belangrijke rol hebben gespeeld bij de opbouw van een Verenigd Europa, wij nu nauwelijks nog meedraaien. Sedert het kabinet- Den Uyl, met daarin de bekwame staatssecretaris voor EG-kwesties Brinkhorst, is het Nederlandse op treden teruggedrongen. Men lijkt zich nu te beperken tot die terrei nen waar we zelf belangen heb ben. Dankert prijst de rol van onze bekwame ambassadeur bij de EG in Brussel, mr. Ch. Rutten en zijn staf. Hij breit vaak recht wat onze ministers aan steken laten vallen. Dankerts analyse stemt helemaal overeen met onze ervaringen als journalist. Toekomst parlement Het probleem van de publieke opi nie, die weinig op heeft met een parlement dat zó functioneert, noemt de heer Dankert tenslotte „vrij aanzienlijk". Hij zal er als voorzitter hard aan trekken om voor de langere termijn sanerend op te treden door de werkwijze van het parlement van binnenuit te verbeteren. De administratie is nu georganiseerd. De studiedienst, om een ander voorbeeld te noe men, krijgt meer gewicht. „Van de Europese Commissie gaan name lijk nog maar weinig politieke ini tiatieven uit. Dan moet je probe ren dat zelf te doen, mits gedegen voorbereid." Dankert is werkelijk een aange naam politicus om te interviewen. Hij zwetst niet en verkoopt ook nooit flauwe praatjes om moeilijke vragen te ontwijken. Als „presi dent" beoordeelt hij de toekomst van het parlement net zo realis tisch en openhartig als wie je hier in de wandelgangen aanspreekt. Hij zegt: „Gaan we naar een inter gouvernementele samenwerking, dus het Europa van de zelfstandige vaderlanden zoals president De Gaulle dat wilde? Dan wordt het Europees parlement een puur ad viserende instelling, zonder we zenlijke greep op het politieke ge beuren in Europa. De mensen op roepen voor verkiezingen voor een instelling die politiek niks voor stelt, dat gaat in een democratisch bestel niet. Het parlement kan al leen dan gerechtvaardigd worden wanneer zich een evolutie voor doet in z'n macht en z'n gezag." Eén van de hete hangijzers in de EG is de Britse kwestie. Aan de overkant van de Noordzee heerst de mening dat Albion veel te veel in de gemeenschappelijke pot stopt, gezien het bedrag dat hij te rugkrijgt. Formeel gesproken hebben de Britten ongelijk, want de EG heeft haar eigen inkomsten uit de BTW, douanerechten en invoerheffin gen. Wat de nationale douane - dus ook de Britse aan invoerhef fingen int, moet doorgestuurd worden naar Brussel. Deze af spraak behoort tot de grondbegin selen van de EG. Berekend is dat vanuit Groot-Brittannië ruim f 5 miljard meer naar de EG gaat dan het land in enigerlei vorm zou te rugontvangen. De Britten eisen daarom een tegemoetkoming van de andere lid-staten. Deze kwestie heeft al enige malen de vaststelling van nieuwe landbouwprijzen doorkruist. Tot op zekere hoogte hebben de Britten van de andere EG-landen gelijk gekregen en ont vingen zij een „schadeloosstel ling". De Britse kwestie vloeit recht streeks voort uit de jarenlang ge voerde landbouw- en voedselpoli- tiek op dit grote eiland. In de glo rietijd van het Britse Gemenebest werd tegen lage invoerrechten goedkoop voedsel geïmporteerd. Daarvan profiteerde niet alleen de Britse huisvrouw, maar ook de in dustrie die door lage lonen goed kon concurreren op de buiten landse markt. De eigen landbouw moest zich maar zien te redden en ontving een subsidie overeenkom stig het verschil tussen marktprij zen en bepaalde garantieprijzen. De producentenprijzen lagen in Groot-Brittannië ongeveer 30 pro cent lager dan in de Gemeen schap. Na de toetreding moesten de Brit ten zich aan de Europese spelre gels aanpassen: vrij handelsver keer met gemeenschappelijke prij zen; voorrang voor de eigen pro ducenten binnen de EG en finan ciële solidariteit, dus o.a. meebetalen aan het gemeenschap pelijk beleid via afdracht van de invoerheffingen. Voor de Britten was het gevolg dat de voedselprijzen aanzienlijk ste gen, dat de eigen boeren beter be taald werden en dat zij hun inkom sten uit invoerheffingen kwijt raakten. Deze nadelen zouden ge compenseerd kunnen worden door de voordelen van de vrije en tree op de Europese markt, maar het bleek dat de Britten in menig opzicht niet konden concurreren met andere Westeuropese landen. Het eens zo machtige Verenigd Koninkrijk was bij de toetreding economisch al zo verzwakt dat de andere lid-staten de helpende hand hebben toegestoken. Zij stemden in met een speciale rege ling om Groot-Brittannië econo misch weer in het zadel te helpen en het land met de andere lidstaten in de pas te laten lopen. 21

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 63