EEN HELE ZORG MINDER
ALS UT KOMEND SEIZOEN
AARDAPPELEN EN
BIETEN GAAT TELEN.
G roen voedergewassen
Naar men de akker bebouwtdraagt hij vrucht
Kunstweiden
Braakland/groenbemesting
vervolg van pag. 7
De landbouwwortel, vroege gele
wortelen ook koe- of paardepeen
genoemd, was tot het begin van deze
eeuw een niet onbelangrijk gewas.
Voor koeien en paarden was het een
gewaardeerd voedermiddel. Ook
werd een deel gebruikt voor mense
lijke consumptie. Wortelen hebben
een hoog gehalte aan Caroteen. De
teruggang vanaf het begin van deze
eeuw liep uit tot 10 ha in 1950 waar
na deze teelt verdween.
Cichorei is een onbekend gewas ge
worden. De plant evenwel niet want
deze is overeenkomstig de bekende
groente witlof. Bij de verbouw van
Cichorei ging het ,om de wortel. De
wortels werden na o.a. drogen,
branden en malen gebruikt als ver
vangingsmiddel voor koffie. Een
tijdlang werd door velen bij het zet
ten van koffie cichorei toegevoegd
waardoor minder koffie nodig was.
Vandaar ook wel de naam peekoffie
voor cichorei.
In de statistieken wordt de verbouw
van cichorei in Zeeland voor het
eerst vermeld aan het eind van de
vorige eeuw met 1 ha. In Friesland
dateert deze teelt al vanaf het eind
van de 18de eeuw. Rond een eeuw
geleden werd in Friesland jaarlijks
een 1100 ha geteeld. In Zeeland heeft
dit gewas naar omvang nooit veel
betekend. Namelijk wisselend van 50
tot ruim 100 ha.
Als koffievervanger kreeg cichorei
gedurende de eerste en de tweede
wereldoorlog meer belangstelling.
De Zeeuwse teeltgebieden beperkten
zich tot Schouwen- Duiveland en
Noord-Beveland. In 1950 werd er
nog 9 ha geteeld waarna het ver
dween wegens gebrek aan afzet.
Meekrap is in de hedendaagse tijd
niet meer bekend. Deze plant die be
hoort tot de sterbladigen is geduren
de vele eeuwen vooral voor Zeeland
een zeer belangrijk gewas geweest.
Zeeland was een tijdlang een West-
Europees centrum voor produktie,
verwerking en handel van de mee
krap.
De wortels van dit gewas, dat ge
woonlijk drie jaar te velde stond,
diende als grondstof voor de berei
ding van rode verfstof voor textiel en
verven. Ook worden er geneeskun
dige eigenschappen aantoegekend.
Met de uitvinding om de rode kleur
stof te bereiden uit steenkoolteer in
1868 betekende dit het verval van
deze eens zo roemrijke teelt. De che
mische winning van de rode kleur
stof is veel goedkoper en geeft een
uniformer produkt. Deze teelt was
een eeuw geleden al op zijn retour en
verdween aan het begin van deze
eeuw vrijwel geheel. De glorietijd
van dit gewas leeft nog voort in tien
tallen straatnamen afgeleid van de
namen meekrap of meestoof. Ook
zijn nog een aantal meestoven waar
in de meekrap werd verwerkt, als
monument bewaard gebleven.
Uien. Dit bolgewas is een belangrijk
produkt vooral als smaakmaker van
menselijk voedsel en geniet in de
laatste tijd een toenemende waarde
ring. In de statistieken van 1871 -*80
worden uien niet vermeld. Zeker is
dat de teelt al veel ouder is. We ver
onderstellen dat de uien eerder zijn
ondergebracht bij de groep „andere
handelsgewassen.In deze eeuw is
de uienteelt geleidelijk van meer be
tekenis geworden. Het omvat thans
rond 4% van het akkerbouwareaal.
De grote prijsschommeling maken
van uien een speculatief gewas.
Bij de huidige indeling wordt de
uienteelt bij de tuinbouw ingedeeld.
In dit overzicht is het evenals in
vroeger tijd bij de akkerbouwgewas
sen geteld.
De genoemde oppervlakte van deze
teelten heeft uitsluitend betrekking
op de verbouw als hoofdgewas.
Van de groenvoeders als nateelten is
de oppervlakte niet bekend.
Klaver, voornamelijk de rode klaver,
was vroeger een belangrijk gewas.
Het werd gezaaid als ondervrucht
van vlas, waarna het enige jaren
bleef liggen. Klaver diende overwe-
gend als ruwvoer voor de paarden en
werd grotendeels vers vervoederd.
Voor de vroeger omvangrijke paar-
denstapel was voor de voedervoor
ziening ervan een behoorlijke op
pervlakte van het bouwland be
stemd. Tot ongeveer een halve eeuw
geleden was er gedurende een eeuw
ervoor ongeveer 6% van.de akker
bouw met klaver beteeld. Met het
verdwijnen van de paardentrek-
kracht van de bedrijven ging de kla
verteelt geleidelijk zogoed als geheel
teniet.
Lucerne is gezien de beteelde opper
vlakte van 40 ha aan het eind van de
vorige eeuw nog een jonge cultuur in
de provincie. De teelt is nooit om
vangrijk geweest; het bleef beperkt
tot 2% van het begin van deze eeuw
met een daling tot in deze tijd.
De lucerneteelt was bestemd voor de
ruwvoedervoorziening van voorna
melijk rundvee en paarden, vooral in
de vorm van hooi. De hooiwinning
vond plaats door het laten drogen op
de zogenaamde ruiters. Lucernehooi
was ook een handelsprodukt.
Rond 40 jaar geleden kwam in ons
land het kunstmatig drogen van gras
en lucerne tot ontwikkeling. De hui
dige teelt van lucerne is grotendeels
bestemd voor het kunstmatig drogen
en verwerking tot lucernemeel. Dit
lucernemeel dient als toevoeging aan
krachtvoer voornamelijk voor het
caröteen (pro-vitamine A) waar lu
cerne rijk aan is.
Snijmaïs. Het is al enkele tientallen
jaren bekend dat ingekuilde maïs
(stengels met kolven) een goede pro
duktie oplevert en een uitstekend
ruwvoer voor het vee is.
Deze teelt kwam pas tot ontplooïng
bij het beschikbaar komen van me
chanische oogstapparatuur en hulp
middelen bij de opslag. Hierdoor is.
deze teelt in enkele decennia be
langrijk geworden. Deze zeer jonge
teelt heeft reeds een areaal van rond
3% in het bouwplan.
Andere groenvoeders als hoofdgewas
hebben naar omvang geen rol van
betekenis gespeeld en zijn vrijwel
verdwenen. We hebben niet kunnen
achterhalen om welke gewassen het
gaat. De hoofdzaak zal waarschijn
lijk wikken zijn geweest.
Deze benaming dateert uit de vorige
eeuw. Een kunstweide was bouwland
bezaaid met graszaad dat na 3 a 4
keer maaien per jaar na 1 of 2 jaar
weer werd omgeploegd. Daar dit
geen natuurlijk grasland was naar de
toenmalige begrippen werd dit kunst
genoemd. Vandaar de naam kunst
weiden. Al sinds lange tijd wordt de
ze vorm van grasproduktie aange
duid met de term van tijdelijk gras
land dat dan ook een juistere bena
ming is. Tegenwoordig wordt tijde
lijk grasland niet meer ingedeeld bij
de akkerbouwgewassen maar bij het
grasland. Voor de vergelijking is
evenwel het oude systeem gehand
haafd.
In het begin van deze eeuw omvatte
de verbouw van gras als akkerbouw-
produkt nog enkele procenten. In de
laatste halve eeuw heeft dit tijdelijke
grasland nog een oppervlakte van
slechts enkele honderden ha.
H et is in onze tijd moeilijk meer voor
te stellen dat eens eeuw geleden in
Zeeland 7% van de cultuurgrond zijn
de 6529 ha niet werd bebouwd maar
een jaar braak bleef liggen. Dit was
nog in de tijd dat hulpmeststoffen die
in later tijd de naam van kunstmest
kreeg, nog maar zeer weinig ter be
schikking was. Door een jaar te bra
ken kon de massa van (onkruid)
planten worden ondergeploegd. Deze
vorm van bemesting (groenbemesting)
vertraagde de .zogenaamde uitputting
van de bouwgrond. In 1901 was de
oppervlakte braak al gedaald tot 1408
ha en liep terug tot 175 ha in 1920.
Nadien wordt gesproken van braak
land inclusief groenbemesting als
hoofdgewas. Het huidige braakland
dat nog 270 ha omvat moet m.i. gezien
worden als gronden die een andere dan
een agrarische bestemming hebben
gekregen maar deze nieuwe bestem
ming nog niet gerealiseerd is
november 1982
9