De waarheid van de
boerenwinter
"Correctie"
Sint-Maartenswafels
22 februari: "Pietertje"
door
Emil Buysse
Bijna Kerstmis. In deze dagen
leef ik naar het zéér oude, grote
hartelijke midwinterfeest toe. En:
mag ik u dan nu al prettig Kerst
feest en een gelukkig Nieuwjaar
toewensen? Straks beginnen wij
dan aan een nieuwjaar. Een jaar
van 365 dagen, met jaargetijden
van lente, zomer, herfst en winter,
die resp. beginnen op (of rond) 21
maart, 21 juni, 21 september en
21 december.
U leest dit zo gemakkelijk, U
knikt en zegt: Wat wil die man?
Dat weet een kind toch? Wacht
even, want wat ik hierboven ge
schreven is, is niet waar! Een jaar
heeft meer dan 365 dagen, name
lijk ruim vijf minuten en nog wat
seconden meer, en wat voor dit ar
tikel nog belangrijker is: dat begin
van onze 4 jaargetijden klopt he
lemaal niet!
Lang voor het begin van de jongste
wereldoorlog heb ik in Damme een
oud kromgewerkt ventje gekend
dat zijn laatste dagen daar sleet, in
het Sint-Jansgasthuis. Hij heette
Sebastiaan Coornaert en hij had
het in zijn leven niet verder ge
bracht dan tot koewachter,
schaapherder en boerenknecht.
Maar hij wist, dat onze indeling
van het jaar in "seizoenen" niet
juist was. (en is), en hij leefde nog
volgens de oude Vlaamse en alge
meen europese jaarindeling. Voor
hem begon de winter op of rond elf
november. Dat was al heel gemak
kelijk te onthouden voor hem en
voor ons allemaal in Vlaanderen,
omdat wij op die dag nog altijd de
wapenstilstand van 1918 herden
ken!
Mijn grootvader die op Sint-An-
na ter Muiden geboren was, in
1850 wist ook dat "de Boeren
winter" in november begon, en
dat daarom ook de lente niet be
gon of begint op 21 maart maar
op 22 februari. Er bestaat een
Vlaams, zeer zeldzaam boek, de
gedrukte uitgave van een ge
schreven schoolboek uit Brugge,
dat er in 1340 omtrent gemaakt
word door een "Waalse" school
meester, die waarschijnlijk uit
Frankrijk, uit Picardië kwam, en
welk handschrift bewaard wordt
in de Nationale Bibliotheek te
Parijs. Het was een leerboek, om
de Brugse kinderen van begin 14e
eeuw Frans te leren, en het heet:
"Het Boek van de Ambachten",
omdat alle beroepen van de
Bruggelingen van toen er in be
schreven staan, in het algemene
beeld van het leven te Brugge in
die tijd.
Dat boek, gedrukt uitgegeven in
1930 te Brugge, heb ik in 1938
leren kennen, en daaruit zag ik
dat in het oude Vlaanderen het
voorjaar inderdaad begon op 22
februari en dat de winter aanving
op 23 november! Dat was "up St.
Clementsdach", en het begin van
de lente lag dus in februari: "up
den dach van Sint-Pietre in
Sporkele" (Sprokkelmaand).
Ik zou er een heel verhaal aan
vast kunnen knopen over zomer
en herfst, maar dat zal ik mis
schien eens opschrijven voor het
Paasnummer van het Z.L.M.—
blad. Ik zeg alvast, dat men eeu
wen geleden de zomer in mei liet
beginnen, en dat de herfst aan
ving: in augustus, en soms zelfs in
juli. Ik moet er nog dit aan toe
voegen: dat de herfst begon als de
oogst binnen was. U kent wel het
Engelse woord voor oogst. Dat is:
harvest, en daarin leest ge ge
makkelijk ons woord herfst! In
elk geval moesten voor het begin
van de winter alle vruchten van
het land zijn en van de bomen;
Eerst het koren, dan de "knollen"
(de aardappelen kende men in
oud-Vlaanderen pas in het mid
den van de 17e eeuw, in Zeeland
tientallen jaren later pas), en
daartussen het fruit, van de "ter-
we-appeltjes" tot aan de harde
winterperen, de mispels en de
kastanjes toe, om de vele noten
niet te vergeten. Ik proef in ge
dachten nog de "boekeneutjes",
die wij in Sluis in onze kinderja
ren gingen "rapen"binnen het
hek van "Rozenoord" (van 1914
af het tehuis voor de oudjes van
het Land van Cadzand).
mis" in Brugge. Omdat de men
sen dat niet zouden aanvaarden,
behield men de kerstviering alsof
er niets veranderd was, namelijk:
4 dagen na 20 december (voor
wat de kerstavond of kerstnacht
betrof althans) - zodat Kerstmis
gevierd werd, in feite, op 4 ja
nuari 1583.
Als dit een wat ingewikkelde his
torie is, sla ze dan maar over, en
laat mij er alleen nog van zeggen
dat volgens de Juliaanse tijdreke
ning niet de 21 december de
V)l t.
Barre winter! hoe natuurlijk
Wordt gij oos M«r voorgesteld;
0e arme vrouw gaat met haar brandhout,
Afgemat door 't sneeuwwit void.
Jan, de voerman, spoort asijn blesje
Even wit besneeuwd als bij
Buaëlnes voorwaarts, eo zijn pijpje
Maakt hem vergenoegd en Mij.
Mijn grootvader (St.-Anna ter Muiden 1850 Sluis 1927) declameerde op
winterse dagen, als ik 's zondagsmiddags bij hem op bezoek was, zijn
"winterrijmpje", uit een kinderboekje, dat hij in 1858 van zijn moeder
gekregen had. De "barre winter" was toen voor iedereen, vooral voor de vele
armen, nog een véél groter verschrikking dan voor ons thans.
Door de invoering, in 1582 van de
Gregoriaanse Kalender, die de
Juliaanse Tijdrekening (in 46
voor Christus ingesteld!) verving,
werd het jaar zo zuiver mogelijk
"gelijkgezet" met het werkelijke
zonnejaar (de tijd van de omloop
van de aarde rond de zon, of?265
dagen, vijf minuten en nog wat
seconden!). Dat bracht mee, dat
de tijdrekening echter was ge
raakt, ongeveer 10 dagen. Zo
eenvoudig mogelijk gezegd: men
liet in 1582 op de 4e October me
teen de 15e oct. volgen, en de
"correctie" was geschied. Maar
die rechtzetting gebeurde niet
overal op de 4e oktober. In Brug
ge bijvoorbeeld liet men op 20
december 1582 niet 21 december
volgen, maar 31 december. Er
was dus in dat jaar geen "Kerst-
In het British Museum, Londen,
bevindt zich een Vlaamse Alma
nak uit de 16e eeuw, met een zéér
kostbaar miniatuur als "verbeel
ding" van elke maand, en daaron
der een afbeelding van een kinder
spel, behorend bij die maand. Hier
is de "illustratie" voor de maand
februari, met de voorstelling van
een "fakkeldans" op de muziek
van luit en trommel.
kortste dag van het jaar was, maar
de 13e, Dat is nog altijd (hier en
daar toch): Sinte Lucia-dag (in
Zweden welbekend, waar Lucia-
de "Lichtbruid" is). Men zei in
oud-Vlaanderen: Lucia maakt
den langsten nacht. En in som
mige steden, ook in Zeeland, in
Zierikzee onder andere, was Ste.
Lucia de patrones der bakkers. In
andere gewesten was en is het
nog: Sint-Obrecht, 12 december.
Ik zie dat ik nodig moet beginnen
aan de hoofdzaak van deze bij
drage: De Boerenwinter. Im
mers: het begin van de ouder
wetse winter in november is in de
nog nabije historie zeer goed te
zien! Wie de boeken kent van
wijlen Dr. J. de Hullu, o.m. over:
"Het leven van den Cadzand-
schen Landbouwer in vroeger
dagen", weet dat nog tot rond
1860-'70 in West-Zeeuwsch-
Vlaanderen (en elders ook trou
wens) die "boerenwinter" begon
op of rond 11 november. Althans
bij de protestantse boeren. Op 11
november verlieten immers de
zómerknechten hun dienst, en
een week later, 19 november,
kwamen de winterknechten op
het hof. Voor de katholieke boe
ren gold, dat het vertrek der zo-
merknechts en het komen van het
"winterpersoneel" wel enkele
dagen later kon liggen, maar dat
doet er weinig toe. Vast staat, dat
op 10 of 11 november de boerin
de afscheidnemende knechten
tracteerde op "Sint— Maartens-
wafels" (11 november Sint-
Maarien), die heerlijke grote
"vijfharten", met gesmolten boter
bedropen" (schreef dr. De Hullu)
en met honing "naar den eisch",
in plaats van suiker!
Wanneer dan 19 (of 20) november
de winterknechten kwamen, be
gon het winterleven over 't alge
meen op de boerderij met weinig
werk, en veel genot van de lange
avonden bij het vuur, na kleinere
karweien in de schuur en wat
werkzaamheden op het land. En
3 maanden later, rond 15 a 22 fe
bruari, traden de zómerknechten
in "ulder hure" (in hun huur).
Want het voornaamste is,dat bij
een winterbegin op of rond 11 tot
19-20 november, drie maanden
later immers de lente moest be
ginnen. En dat was ook zo: op 22
februari. C ntroleer het maar
in Friesland, waar op 22 februari
nog altijd "Sint-Pieter" gevierd
wordt b.v. in Grouw, als een soort
verlate Sinterklaas. Sint Pieter is
niets anders dan de "gekersten-
de" Figuur van Wodan of een an
dere germaanse godheid. Onze
Sint-Nicolaas is daar trouwens
ook voor in de plaats gekomen,
op een andere dag, maar wel in de
periode van vele weken waarin
onze heel verre voorouders de
feesten vierden van de vrucht
baarheid van de bloedverwant
schap, van de terugkeer van het
licht na vele koude, donkere da
gen en weken, enzovoort! Fees
ten, die vrijwel overal en altijd
gepaard gingen met wat lekker
eten, liefst iets van het varken,
omdat bij de Germanen het
varken "opgedragen" was aan
Fro, de Zonnegod! Nu ja, dat is
bijzaak in dit artikel. Hoofdzaak
is, dat bij die oude indeling van
het jaar in seizoenen het feest van
midwinter werkelijk ook in het
midden van de winter viel, na
melijk: tussen 20 november en 20
februari, en durend van 24 de
cember tot en met driekoningen
dag. Want die midwinterfeesten
brachten: dertien heilige nach
ten!, van 24 december tot 5 ja
nuari, waarom van 6 januari al
gemeen "Dertiendag" noemde,
hetgeen soms nog geschreven
wordt in het Vlaanderen van nu.
Hoezeer juist het is, dat 22 fe
bruari Sint-Pietersdag, de lente
bracht "in de oude wereld", voor
1700-1800 in elk geval, mag blij
ken uit een oud— Fries rijmpje
dat in de 17e eeuw werd opgete
kend, en dat wellicht in Grouw
nog bekend is bij ouderen, omdat
juist in Grouw die Sint Pieter nog
rondrijdt, zoals bij ons Sinter
klaas. Dat rijmpje zegt o.a. in
vertaling, maar de echte Friese
tekst is veel mooier:
dan aan rond 25 mei (op Sint
Urbaansdag, vroeger) en de
herfst weer (ongeveer) drie
maanden nadien. Trouwen, het is
nog niet zo heel lang geleden dat
ik las, dat men ook thans in De
Bilt, de lente "meteorologisch
beschouwd" laat beginnen op 1
maart en niet op 21 maart.
Ik heb, zolang ik in Sluis woonde,
die oude indeling van het jaar in
seizoenen, zoals hierboven ver
meld, niet gekend. Maar mijn
grootvader moet er toch iets van
geweten hebben, want als het in
februari nog fel winterde, zei hij
ons: Wacht maar tot Pietertje
komt, dan wordt het voorjaar!
Misschien wist hij zelf niet wat
het precies betekende, en her
haalde hij maar wat zijn vader of
moeder, die van Westkapelle ge
boortig was (België) hem had
voorgezeid, maar gelijk had hij.
En om te besluiten, moet ik er
nog aan toevoegen, dat men in
het Zwitserse kanton Wallis
(waar men de oud-romaanse taal
spreekt uit de tijd van Karei de
Grote!) november nog altijd
Wïntermanund noemt, en de
cember: Christmanund of chris-
tusmaand (Kerstmaand) Omdat
daar rond
Sint-Maarten nog de Boerewinter
begint, terwijl de dagen tussen
Kerstavond en Driekoningen er
nog altijd het Midwinterfeest
vormen.
Logisch dat men bij ons in die
boerenwinter vaak het nieuwe
jaar liet beginnen op Kerstdag.
Trouwens, voorzover ik weet be
gint het Kerkelijk jaar voor de
roomskatholeiken nog altijd op
kerstdag.
Nu ik dit schrijf voor u, is het nog
geen Midwinter, het is zelfs nog
geen half november of "oud-
Vlaamse winter". Maar ik denk nu
toch aan de dagen rond 11 novem
ber van vroeger, in Sluis en in het
land van Damme,"tn ik, zoals an
dere kinderen, en schooljongens
nadien, uit een voederbiet een lan
taarn sneed, door de biet uit te
hollen en ze te voorzien va e n
"gezicht" of van een ster. Waarna
wij er een brandend kaarsje in zet
ten en het geheel op een stok
Sebastiaan Coornaert uit het St.-Jansgasthuis van Damme hield zich nog
altijd aan de indeling van het jaar in seizoenen volgende de oud- Vlaamse
kalender die al in de 14e eeuw gold. Het mannetje was in 1860 geboren in
Lissewege thans gemeente Brugge). Mijn foto van Lissewege in de sneeuw
dateert uit 1938.
Op Sint Pietersdag, dan groent de
wei dan bakt moeder koeken, dan
kalft de koe, dan legt de hen, dan
droogt de weg, dan varen de schip
pers weer uit, en dan heeft de
landman het wel naar zijn zin!
Er zijn ook uitgebreider teksten
van dat rijm, maar uit alles blijkt
duidelijk, dat de tekenen van de
lente er op die dag zijn. Er is zelfs
een tekst die duidelijk vermeldt,
dat op die Sint Pietersdag de
knechten en meiden in dienst
treden bij boeren of burgers! En
niet minder wordt er melding van
gemaakt, dat het de periode is
van de vruchtbaarheid, want, zegt
het gedichtje: "dan trekt de (ge
slachtsrijpe) paling naar zee".
Duidelijker kan het al niet: het
voorjaar begint niet op 31 maart,
maar op 22 februari.
En zo gerekend ving de zomer
plantten om met dat "winterlicht"
of St. Maartenslicht, door de duis
tere straatjes te lopen, en de buur
meisjes die uit hun avondschooltje
of van een vriendinnetjesbijeen
komst kwamen, te laten schrikken
met de lantaarn die er uitzag als
een doodshoofd. Zo heb ik mijn
winterlicht nooit beschouwd. Ik
wist niet eens dat wij daar rondlie
pen met het symbool van het
"winterlicht", dat niets anders be
tekende dan een soort vreugdevuur
omdat immers na de aldoor korter
en duisterder wordende dagen
straks toch weer het licht zou te
rugkeren, de zon, de lente, de
vreugde, de vruchtbaarheid, kor
tom: het nieuwe, geurige, jonge
leven. Waarvan ons Kerstfeest
toch in de allereerste plaats het
symbool is, rond de geboorte van
Christus, terecht genoemd: het
licht der wereld!.
8