Peulvruchten
Handelsgewassen
De knol- en wortelgewassen
Maïs is al een zeer oud kuituurgewas; in ons land is deze teelt evenwel nog van
jonge datum.
Kort na 1945 kwam vooral door de
toen geldende prijzen voor maïs een
bredere belangstelling voor dit ge
was. Dit ook mede voor de gevoerde
propaganda. Er waren inmiddels
rassen gekweekt met een betere ge
schiktheid voor ons klimaat. Zo be
droeg in 1950 de beteelde opper
vlakte met korrelmaïs 339 ha. Dit
nog kleine areaal heeft zich niet
kunnen handhaven. In 1981 was er
nog 97 ha. De late oogsttijd van dit
gewas heeft zijn bezwaren. Naar
Nederland gerekend heeft Zeeland
de meest gunstige klimaatzone,
inzonderheid Zeeuwsch-Vlaande-
ren. voor de teelt van korrelmaïs.
Maïs is elders in de wereld een be
langrijk voedingsgewas voorde mens
(koeken en pappen), maar wordt ook
voor veevoer gebruikt.
Mengsel van granen. In vroeger eeu
wen werden vaak twee en soms drie
graansoorten gemengd gezaaid om
te komen tot een hogere zaadop-
brengst. Deze gemengde cultuur had
tot grondslag dat bij wisselende
groeiomstandigheden men zekerder
was van een redelijke oogst. Deze
teelten waren in de vorige eeuwen
bekend onder verschillende bena
mingen. Zo teelde men in Brabant
rogge en tarwe gemengd onder de
naam masteluin. In Frankrijk heette
deze mengteelt métiel. In Overijssel
werd een mengsel van rogge en haver
aangeduid als mancksaet en rogge
met gerst als spilkoren. Het Engelse
drage was een mengsel van gerst en
haver. (Prof. Dr. B.H. Hicher van
Bath). Het niet geheel gelijktijdig af
rijpen was een bezwaar van de teel
ten. Met de toename van oogstze-
kerheid door betere bodemvrucht
baarheid en beschikbaar komen van
produktievere rassen verdwenen de
ze mengcultures. Rond 1950 was er
evenwel weer enige belangstelling
voor de gemengde teelten. In 1950
was er 25 ha. mengcultuur van gerst
en haver. In 1960 was dit 7.6 ha.
Daarna verdween dit uit het bouw
plan.
Bekend zal nog zijn dat enkele jaren
geleden twee tarwesoorten gemengd
werden gezaaid. Deze praktijkproe
ven hebben ook geen ingang gevon
den. Het zaaien van 2 tarwevariatei-
ten vond ook reeds in de vorige eeuw
plaats.
De oppervlakte peulvruchten om
vatte lange tijd een areaal van 12 tot
17%. In de laatste decennia is de
omvang belangrijk ingekrompen na
melijk tot 6%. Bovendien zijn er bin
nen deze groep grote veranderingen
gekomen.
Bij de erwten, die vrijwel uitsluitend
benut worden voor menselijk voed
sel geeft de beteelde oppervlakte een
op- en neergaand beeld. Hiervan zijn
de schokkers en de capucijners/
grauwe erwten procentueel sterker
verminderd dan de groene (droge)
erwten. Deze totale daling is vrij ze
ker een gevolg van een afnemende
consumptie van deze produkten. De
groene erwten weten zich nog rede
lijk te handhaven.
Bij de veldbonen worden de soorten
onderscheiden in: waals-, wier-,
paarde- en duivebonen. Deze eiwit
rijke zaden waren vroeger vooral
bestemd voor veevoer, voornamelijk
aan melkvee. Banketspijs werd vroe
ger wel bereid uit paardebonen.
Soms werden paardebonen gebruikt
voor menselijke consumptie.
bouwd voor menselijk voedsel. De
huidige teelt van droge bonen omvat
nog alleen-de bruine boon. Vroeger
kwam de witte boon, die vooral om
de smaak werd gewaardeerd, veel-
vuldig voor. Deze teelt kwam voor
namelijk op Walcheren voor en heeft
zich daar ook het langst gehand
haafd. Door tegenvallende prijzen is
deze teelt sinds enkele jaren zo goed
als verdwenen.
Na een toename van de bonenteelt
tot rond 1940 volgde een daling.
De huidige teelt van bruine bonen in
Nederland is voor ruim 90% gecon
centreerd in Zeeuwsch-Vlaanderen.
In dit gebied is de bruine boon een
belangrijk gewas.
Deze groep die een verscheidenheid
van gewassen omvat, vertoont in de
achterliggende eeuw in het totale
percentage geen grote schommelin
gen. De beteelde oppervlakte van
verschillende gewassen heeft zich
evenwel enorm gewijzigd soms van
jaar tot jaar.
Vooral bij koolzaad is dit erg varia
bel. In nieuwe polders is koolzaad
zeer vaak het eerste gewas als ook het
daarop volgende jaar. Vandaar dat
in sommige jaren deze teelt vrij groot
was. In de vorige eeuw was de teelt
nogal omvangrijk. Het is evenwel in
betekenis afgenomen. Tot in de vijf
tiger jaren was deze teelt vrij uitge
breid. In 1950 was er zelfs 4882 ha
met dit gewas beteeld. Tien jaar later
was dit gedaald tot slechts 6 ha. Na
dien is er weer enige toename tot 250
ha in 1981.
Uit koolzaad wordt tafelolie bereid.
In vroeger tijd werd koolzaadolie
gebruikt voor verlichting.
Blauwmaanzaad komt niet voor in de
statistieken van voor 1870. Het is ge
rekend naar andere cultuurgewassen
nog een vrij jonge teelt. Pas vanaf
rond 1920 kwam er wat ruimere be-
Het lijnzaad was vroeger een bijprodukt van de vlasteelt. Met de groei van de
export van zaailijnzaad is deze verhouding veranderd.
Duivebonen zijn, corresponderend
met de naam, een gewaardeerd
voedsel voor duiven.
Een eeuw geleden werd nog 10% van
het bouwland beteeld met veldbo
nen. Dit gewas is vrij geleidelijk ver
minderd en heeft thans met enkele
tientallen ha maar zeer weinig meer
te betekenen.
Het is minder doelmatig geworden
om veldbonen te verbouwen voor het
eigen vee. Dit zal wel de voornaam
ste reden zijn voor het bijna ver
dwijnen van deze teelt.
Stambonen worden uitsluitend ver-
De teelt van bruine bonen in Nederland is voor verreweg het grootste deel in
Zeeuws- Vlaanderen geconcentreerd.
langstelling voor dit gewas. In de
naoorlogse jaren is deze kleine teelt
naar verhouding nogal toegenomen.
In 1950 was er bijna 2.000 ha. Dit
daalde tot 1200 ha in 1960 om ver
volgens terug te lopen tot ruim 100
ha in 1981. De oppervlakte varieert
sterk. Blauwmaanzaad is zeer olie
rijk. Het wordt gebruikt bij de berei
ding van brood en gebak namelijk
bestrooiing ervan voor o.a. versie
ring. Ook wordt het gebruikt voor de
bereiding van tafelolie.
De teelt van mosterdzaad heeft naar
oppervlakte nooit een rol van bete
kenis gehad. Van een 200 ha is het in
de laatste halve eeuw teruggelopen
tot enkele ha om vervolgens uit het
bouwplan te verdwijnen. Er zijn 2
soorten mosterdzaad, namelijk geel
en bruin. Mosterdzaad is als specerij
de grondstof voor de bereiding van
tafelmosterd. Ook in de geneeskunde
en de zeepfabricage vindt mosterd
zaad een bestemming.
Karwij is nog een jonge teelt. Het
werd voor het eerst in 1870 in Zee
land in de Wilhelminapolder ver
bouwd. Rond de eeuwwisseling be
sloeg de oppervlakte met karwij ruim
1.000 ha. In volgende jaren liep deze
teelt terug. Recentelijk is er weer wat
toename: in 1981 was er namelijk
516 ha. Karwijzaad heeft een veel
zijdige bestemming. Het is een spe
cerij en wordt gebruikt bij de likeur
bereiding (Kümmel), parfumeren
van zeep en soms ook voor het krui
den van kaas (komijnenkaas).
Vlas is vanouds een belangrijke teelt.
De aardappel is een belangrijk volksvoedsel.
Voor het begin van onze jaartelling
werd het al in o.a. Vlaanderen ver
bouwd. In ons land lag de teelt van
vlas oorspronkelijk in het oosten van
het land. In de 18de eeuw verschoof
de teelt meer naar de kuststreken.
Vlas wordt hoofdzakelijk verbouwd
voor de vezel dat de grondstof levert
voor de bereiding van linnen stoffen.
Het zaad van het vlas heet lijnzaad
en dit is bij het zogenaamde vezelvlas
een bijprodukt.
Vlasteelt met het lijnzaad als hoofd-
produkt. het olievlas, heeft in ons
land geen emplooi. Rond 30 jaar ge
leden is dit nog beproefd. Zo werd er
in 1950 in Zeeland 63 ha olievlas
verbouwd: doch deze bescheiden
teelt was van korte duur. Olievlas le
vert meer en groter zaad met een
hoger oliegehalte dan vezelvlas.
De teelt van vezelvlas heeft zich met
schommelingen nogal uitgebreid.
Het bereikte zijn hoogtepunt in 1964
in welk jaar 12.100 ha werd ver
bouwd. In 1967 dus 3 jaar later was
de oppervlakte gedaald tot rond
4.000 ha. In 1982 was er nog 2349 ha.
Deze teruggang van de vlasteelt is
voornamelijk het gevolg van de ver
breiding van de goedkopere synthe
tische textielvezels. De bereiding van
vlaslinnen is in verhouding een duiir
proces geworden. Er is evenwel nog
perspectief, daar voor dit linnen nog
een zekere markt is. Het vinden van
goedkopere produktiemethoden zal
voor een komende teelt in de toe
komst van belang zijn. Vlas is met
een onderteelt van luzerne een ge
waardeerd gewas voor de vruchtwis
seling.
Voor het bereiden van lakken en
verven is lijnolie door haar sneldro
gende eigenschappen zeer geschikt.
Vroeger werd lijnolie ook gebruikt
voor korstbescherming van kaas.
Ook bezit het lijnzaad geneeskundi
ge eigenschappen.
Kanarie meestal aangeduid als ka
nariezaad is afkomstig van de Kana
rische eilanden. Het behoort tot de
familie van de Gramineën. Voor ons
land is het een vrij jonge teelt. Ze
dateert van omstreeks het begin van
de vorige eeuw. Deze teelt was aan
het eind van de vorige eeuw nog van
enige betekenis; zo ongeveer 200 ha.
In deze eeuw beperkte de teelt in
Zeeland zich tot slechts enkele ha en
is thans uit de statistieken verdwe
nen. In Zuid-Europa werd de gema
len kanarievrucht gebruikt voor be
reiding van pap. Kanariezaad is be
kend als een vogelvoeder.
Land- en tuinbouwzaden. Bij deze
groep zien we in de laatste 20 jaar
een belangrijke uitbreiding. Deze
groot geworden oppervlakte is ont
staan door de opkomst van de teelt
van graszaden. Van betekenis dateert
deze teelt pas van na 1945. Van de
7379 ha land- en tuinbouwzaden in
1981, was totaal 7332 ha graszaad.
De overige teelten in dat jaar waren
47 ha als akkerbouwgewas.
De grasteelt is in de laatste decennia
een belangrijk cutuurgewas gewor
den.
Overige handelsgewassen Deze teel
ten omvatten slechts een geringe op
pervlakte. Bij de genoemde 464 ha in
1871 -'80 is vrij zeker de verbouw van
uien opgenomen. De statistieken
vermelden in die periode dit gewas
namelijk niet. Het is wel zeker dat in
die tijd de uienteelt werd bedreven.
Als bijzonderheid menen we te moe
ten vermelden dat er aan het eind van
de vorige eeuw in Koewacht 1 ha hop,
dat gebruikt wordt bij de bierberei
ding, werd geteeld.
De teelt van knol- en wortelgewassen
is in de loop van de tijd belangrijk
toegenomen. Bij de verschillende
gewassen in deze groep deden zich
door toename of teruggang belang
rijke verschuivingen voor.
De aardappel, afkomstig uit Zuid-
Amerika, kwam ongeveer drie eeu
wen geleden in ons land. Het is een
volksvoedsel geworden. Vooral in de
afgelopen eeuw is de verbouw van
aardappels belangrijk toegenomen.
De oppervlakte is ongeveer verdrie
voudigd. Het verloop van de uitbrei
ding is vrij regelmatig. Het hoofde
lijk gebruik van aardappelen per jaar
in ons land is in de laatste 30 jaar
teruggelopen tot 80 kg. De aard
appel heeft de consumptie van peul
vruchten doen afnemen.
Met thans 16% van de oppervlakte
gewassen is de aardappel een zeer
belangrijke teelt.
De suikerbieten, vroeger beetworte
len genoemd, hebben reeds vanaf het
begin van deze eeuw een belangrijke
plaats in het bouwplan van om en
nabij de 20%. De oorsprong van deze
teelt gaat terug tot het begin van de
vorige eeuw. De bereiding van suiker
uit beetwortelen werd in 1799 in Si-
lezië (Duitsland) voor het eerst ge
realiseerd. In 1811 tijdens de Franse
bezetting (1795- 1813) werd bij de
creet de teelt van suikerbieten verp
licht gesteld voor een bepaalde op
pervlakte. Door het wegvallen van
de invoer van suikerriet werd ver
vanging daarvan gewenst geacht.
Het laat zich begrijpen dat toen voor
deze nieuwe teelt onder dwang wei
nig animo was. Na de aftocht van de
Fransen in 1813 verdwenen ook de
suikerbieten van het toneel. In latere
tijd kwam er wel belangstelling voor
'dit gewas. Ze omvatte rond 1865
reeds 1600 ha. Enkele tientallen ja
ren nadien kreeg deze teelt een be
langrijke uitbreiding. Deze toeóe-
mende belangstelling kwam voor een
groot deel voort uit het plotseling
sterk teruglopen van de Meekrap
teelt. (Voor Meekrap zie verder).
Zowel voor de werkverdeling als
voor de vruchtwisseling past deze
hakvrucht, zoals knob en wortelge
wassen vroeger werden aangeduid,
goed in het bouwplan.
Vanaf het begin van deze eeuw
vormt de teelt van suikerbieten een
vrij vast patroon in de beteelde op
pervlakte namelijk 15 a 20%. Het is
wat men noemt een sterk gewas ge
worden in de Zeeuwse akkerbouw.
De voederbiet, vroeger mangelwortel
genoemd, is direkt verwant aan de
suikerbiet. De produktie in kg per ha
is belangrijk hoger maar het droge
stof- en suikergehalte is belangrijk
lager dan bij de suikerbiet. De voe
derbiet is een uitstekend voedermid-
del voor onze landbouwhuisdieren.
In de eerste helft van deze eeuw
schommelde de jaarlijkse opper
vlakte rond de 5.000 ha. Na 1950 is
de oppervlakte geleidelijk sterk te
ruggelopen en heeft met de huidige
200 ha maar een zeer geringe bete
kenis meer. De teruggang van deze
teelt is niet veroorzaakt door proble
men met de teelt, maar door de be
werkelijkheid van de oogst, de opslag
en het vervoederen.
De teelt van koolrapen zowel voor
menselijke consumptie als voor vee
voer heeft naar omvang nooit veel
betekend. De verbouwde oppervlak
te beperkte zich gedurende een eeuw
rond 200 ha. In 1950 was er nog 5 ha
waarna bet spoedig niet meer voor
kwam.
vervolg op pag. 9
7