kerstavond I I De kern van kerst Moeizaam zocht de zware wagen zich een weg door de dikke sneeuw laag die de langweg bedekte. Het fel le licht van de koplampen werd ge dimd door de grote sneeuwvlokken die gestaag naar beneden dwarrel den en soms en dan leek het wel of zij het licht helemaal doofden. De man aan het stuur moest zijn ogen tot het uiterste inspannen om nog iets van de weg te kunnen zien. Een enkele keer keek hij in z'n achteruitkijkspiegel. Zijn og^n ont moetten dan die van zijn vrouw en bijna onmerkbaar knikte zij dan met haar hoofd: de kleine jongen sliep nog. Meteen daarna had de man al z'n aandacht weer nodig om de auto op de weg te houden. Steef Wolters, z'n vrouw Elsa en hun vijfjarig zoontje Joost waren in de loop van de middag nog even naar een paar kennissen gegaan. Hun luxueuze bungalow lag in een park achtig dorp, ongeveer een twintig kilometer rijden vanaf het nóg fraaie re huis van de Wolters. Normaal re den ze de weg dwars door de bossen en weilanden in een kwartiertje, maar nu waren ze al meer dan een uur onderweg. Het werd al aardig donker. Elsa had voor de avond weer thuis willen zijn, want er was nogal wat te doen voor het grote Kerstdiner van vanavond. Er waren veertien gasten uitgenodigd en het beloofde een fantastische avond te worden. Joost mocht er het eerste uur óók bij blijven.. Daarna zou het kindermeisje hem naar bed brengen. Elsa zuchtte. Als dit zo doorging, kwam er van al hun plannen voor deze Kerstavond niets terecht. Jolan- da, hun hulp, was ook heel wat mans in de keuken, maar Elsa's hand was hier en daar toch echt wel nodig. Ze keek even naar Joost, die een half uurtje geleden in slaap was gevallen. Ook voor hem zou het jammer zijn als als alles mislukte. Ze hadden zich alle drie erg op het Kerstdiner ver heugd. "Nou ja," dacht Elsa, "dan eten we maar een uurtje later en..." toen stokten haar gedachten. De auto was met een schok tot stilstand gekomen en Elsa schoot van de achterbank af, terwijl ook Joost naar voren gleed, maar gelukkig in z'n veiligheidsriem bleef hangen. "Wat," begon Elsa, maar Steef onderbrak haar driftig: "Ja, dat weet ik ook niet. Ik kan geen hand voor ogen zien, maar wat ik wel weet is, dat we goed vast zitten en ik.... nee, ik krijg 'm niet los. Ik zal er uit moeten. Blijf maar zitten. Ik ben zó terug." Al gauw kwam Steef weer in de auto, en met de mededeling dat er minstens een tractor voor 't los trekken nodig was, zag Elsa hun hele Kerstavond in duigen vallen. Weg wildbraad, weg heerlijke salades, weg exclusieve wijnen en weg gas ten. Ze wilde er net wat over zeggen, Met hun jassen tot boven aan toe dichtgeknoopt zwoegden ze door de sneeuw, terwijl de nog steeds vallen de vlokken hun lichamen haast tot sneeuwpoppen maakten. Het was niet eens zo heel erg ver naar het boerderijtje, maar toen ze uiteindelijk onder de lantaarn aan de voordeur stonden, waren ze volkomen uitge put. Met een hand die half bevroren was, klopte Steef op de deur. Er werd krommer dan haar man, hielden haar gerimpelde handen een opengesla gen bijbel vast. Steef en Elsa konden geen woord uitbrengen, maar Joost had een prachtig kerststalletje ontdekt en nam één voor één de fijne houten fi guurtjes in z'n hand. Elsa wilde hem verbieden, maar de boerin knikte de jongen vriendelijk toe. Tegelijk vroeg ze heel eenvoudig: "Vertelt u straks rustig uw verhaal, maar mogen wij nu even het Bijbelse Kerstverhaal uitle zen? Neemt u een stoel en schuif bij; er-is straks genoeg voor ons alle maal!" En daar klonk het Kerstverhaal, verteld met een oude, gebroken, maar nog zo'n stem vol vuur, dat Steef en Elsa hun gestrande auto, het prachtige diner en al hun gasten gewoon vergaten. Geboeid luister den ze naar het oude en toch steeds weer nieuwe verhaalWat was het voor hen lang geleden dat Na het voorlezen lieten ze zich het brood en de kaas goed smaken, terwijl Joost zat te genieten van een beker warme chocolademelk. In hun ogen kwam dezelfde uitdrukking als in die van de oude boer en boerin: rust, vrede De hoorn van de telefoon bleef op de haak liggen en pas heel laat, toen Jóóst allang op de divan sliep, belden ze om hulp. Steef en Elsa wilden het voor elkaar niet weten, maar in hun hart vonden ze het jam mer, dat ze weer naar hun eigen luxe moesten. Nog heel vaak na deze onvergete lijke Kerstavond, bezochten ze de oude mensen. En deze bezoeken werden voor hen een verademing in hun jachtige leven. En Joost? Acht, Joost kreeg een opa en oma, waarbij hij zo vaak als hij wilde, mocht komen logeren. En dat was héél vaak. De pech aan het begin van Kerst avond had hun veel geluk gebracht, want door het eenvoudige feestmaal werden hun ogen geopend voor de kleine, simpele, maar waardevolle dingen van het leven. Henriëtte de Vries-Hofman toen Joost begon te huilen. Elsa ver gat voor een moment haar zorgen en troostte de jongen met de woorden "dat het allemaal best goed kwam" en ze probeerde er zelf in te geloven. Ondertussen was Steef opnieuw naar buiten gestapt om te kijken of hij ook ergens hulp kon krijgen. Met z'n kraag hoog op liep hij de landweg een stukje af en zag in de verte heel vaag een lichtschijnsel. Hij spande z'n ogen extra goed in en zag toen de omtrekken van een boerderijtje. Vlug liep hij naar de auto en samen over legde ze, wat ze zouden doen. Tja, het leek hun toch het verstandigste om met z'n drieën er naar toe te lo pen; het werd al aardig koud in de auto. Misschien konden ze vanuit het boerderijtje om hulp bellen. bijna meteen opengedaan en een lucht van versgebakken brood drorg in hun neuzen. De oude gebogen man in de deuropening vermoedde zonder te vragen wel wat er met hen ëan de hand was en vroeg hun bin nen. Hij ging ze voor door een smal gangetje en deed de huiskamerdeur open. Steef en Elsa bleven stokstijf staan. Voor hun ogen tekende zich een tafereel af, dat zijzelf héél vroe ger gekend hadden. Een ronde tafel met daarop een rood met wit gebor duurd kleed. Op die tafel een grote schaal met krentebrood en verse ka detjes. Een boerenkaas en een keul- se pot vol boterballetjes flankeerden de schaal. De schaarse verlichting kwam van een paar kaarsen, die hier en daar in wat dennegroen waren ge stoken. In een leunstoel achter de tafel, zat de boerin. Oud en haast nóg We gaan weer op naar Bethlehems stal met lege handen en een kwaad geweten. We doen alsof we zijn vergeten wat JezusVader ons beval: Hoedt je broeder, heb je vijand lief, maak van mijn aarde een gaarde. Bedenk hoe ik mijn volk bewaarde, wie het leven bedreigt is meer dan een dief Maar wij hoorden de stemmen van andere goden die ons riepen te vechten voor ons behoud. Wij zagen niet in dat één enkele fout zo veel miljoenen op aarde kan doden. We gaan weer op weg naar Bethlehems stal om in een kribbe God weerloos te zien, met de vraag in zijn ogen wie of ik dien, met de angst in zijn hart voor wie of ik val.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 26