Wereldbank benadrukt
cruciale rol van de landbouw
in ontwikkelingslanden
Groene revolutie
Armste landen
Armoedebestrijding
Wereldekonomie
"In veel van de armste ontwikkelingslanden is de langzame vooruitgang
in de landbouw een belangrijke oorzaak van de trage ekonomische
groei". Aldus A.W. Clausen, president van de Wereldbank in het voor
woord van het "Ontwikkelingsrapport 1982" dat onlangs werd gepu
bliceerd.
In dit jaarlijkse rapport, dat nu voor de vijfde keer is verschenen, wordt
naast een schets van de ontwikkelingen in de wereldekonomie een beeld
gegeven van de rol die de landbouwsektor speelt in de ekonomieën van
de ontwikkelingslanden.
n het Ontwikkelingsrapport wordt
gesteld dat de "groene revolutie" in
de jaren zeventig in Azië duidelijk
heeft gemaakt dat snelle opbrengst
verhogingen in de landbouw mogelijk
zijn. Ontwikkelingslanden die een
aanmerkelijke groei van de landbouw
verwezenlijkten, bereikten ook een
snelle groei van de industrie. Omge
keerd was er in andere landen met een
trage groei van de landbouw sprake
van een geringe ekonomische groei.
De Wereldbank stelt dat in dit ver
band de uitzondering de regel be
vestigt: een grote ekonomische groei
met gelijktijdig nauwelijks groei van
de landbouw komt alleen voor in
landen die olie produceren, zoals
Algerije, Mexico en Nigeria.
Op zichzelf is de gedachte die de
Wereldbank nu naar voren brengt
niet verbazingwekkend, maar, zo
stelt de Bank, deze zienswijze is wel
een geheel andere dan de gangbare
opvattingen van enige decennia ge
leden. Destijds werd de industriële
sektor gezien als een motor tot ont
wikkeling terwijl de landbouw be
zien werd als een sektor met weinig
ontwikkelingsmogelijkheden. Op
grond van de ervaringen die de
Wereldbank heeft opgedaan wordt
de konklusie getrokken dat ontwik
keling van de landbouw een voor
waarde is om te komen tot indus
trialisatie en meer in het algemeen
strukturele transformatie van de
ekonomie.
De groene revolutie heeft, zo stelt de
Bank, uitgewezen dat in het geval dat
de agrarische technologie wordt ver
beterd en boeren worden gestimu
leerd om deze te gebruiken ér een
vergroting van de landbouwop-
brengsten optreedt. De groene revo
lutie heeft zich echter niet op veel
plaatsen voltrokken. In de jaren zes
tig en zeventig groeide de land-
bouwproduktie met zo'n drie pro
cent per jaar. Per hoofd van de be
volking was er in de jaren zeventig
een groei van 0,4 procent. Per regio
zijn er echter grote verschillen; in
Afrika was er zelfs sprake van een
daling van de beschikbare hoeveel
heid voedsel per hoofd van de be
volking.
Met name in de armste ontwikke
lingslanden ligt, zo benadrukt de
Wereldbank, een belangrijke uitda
ging om te komen tot een groei van
de voedselhoeveelheid die groter is
dan de groei van de bevolking. Het
stimuleren van de landbouw is de
beste methode om de armoede te
bestrijden en de ekonomische ont
wikkeling te bevorderen. Immers, in
de meeste ontwikkelingslanden die
behoren tot de groep armste landen
is 70 procent van de bevolking af
hankelijk van de landbouw. Tevens
wordt in deze landen van het inko
men zo'n 60 tot 70 procent van het
inkomen besteed aan voedsel.
Een stimulerende politiek is van vi
taal belang. Dit blijkt ook uit het be
leid dat er in de westerse landen
wordt gevoerd. In deze landen wordt
de landbouw sterk gesteund en wor
den bepaalde agrarische sektoren
beschermd tegen internationale
konkurrentie. De kosten die hiermee
zijn gemoeid, zijn astronomisch hoog
geworden. In 1980 bedroeg de steun
die in de Europese Gemeenschap, de
Verenigde Staten en Japan aan de
landbouw werd gegeven bijna 80 mil
jard dollar. In dit bedrag zijn nog
niet eens de kosten begrepen die de
konsument uiteindelijk in de vorm
van hogere prijzen betaalt. Door de
ze omvangrijke steun is de groei van
de voedselproduktie in de rijke lan
den steeds groot geweest. Hierdoor
daalde het netto-voedseltekort van j
de westerse landen van 16 procent in
1955 tot minder dan 5 procent in
1978 (beide in procenten van de in- j
ternationale voedselhandel).
AW. Clausen: "In veel van de armste
ontwikkelingslanden is de langzame
vooruitgang in de landbouw een be
langrijke oorzaak van de trage eko
nomische groei" (foto: Wereldbank)
In ontwikkelingslanden is er vaak
sprake van een tegengestelde situa
tie; het overheidsbeleid stimuleert de
landbouw niet en vormt zelfs een
belemmering voor de ontwikkeling
van de agrarische sektor. De relatie
ve prijzen zijn vaak in het nadeel van
de boeren, de wisselkoers is overge
waardeerd, er bestaat een buiten
sporige belasting op de export van
landbouwproducten en er vindt be
scherming van de industrie plaats.
Gedrag van de boeren
Bij het ontwikkelen van de landbouw
speelt het gedrag van de boeren een
uiterst belangrijke rol. De Wereld
bank stelt dat onderzoek in de Derde
Wereld heeft uitgewezen dat boeren,
zowel grote als kleine, reageren op
ekonomische stimulansen. Wanneer
déze aanwezig zijn, worden de agra
rische investeringen vergroot. Te
vens is gebleken dat kleine boeren
zeer produktief zijn; de produktivi-
teit van de grond is op de kleine be
drijven groter dan die op grote boe
renbedrijven, ondanks het nadeel
dat deze kleine boeren ondervinden
van de veel geringere toegankelijk
heid tot diensten, markten en grond
stoffen zoals kunstmest.
Het Ontwikkelingsrapport bena
drukt dat ontwikkeling van de land
bouw bij uitstek alleen kan geschie
den door het samengaan van parti-
kulier- en overheidsinitiatief. In een
aantal zaken kunnen boeren zelf niet
voorzien en zal de overheid facilitei
ten moeten scheppen. Dit geldt met
name op het gebied van weten
schappelijk en technologisch onder
zoek, dienstverlening aan boeren en
infrastrukturele voorzieningen. Op
deze gebieden is er in ontwikke
lingslanden een grote behoefte aan
een vergroting van aktiviteiten om
op die manier te komen tot grotere
landbouwopbrengsten. Bij deze
groei spelen overigens ook andere
institutionele faktoren een rol, zoals
landverdeling en pachtregelingen.
Intensievere bebouwing
Eeuwenlang hebben boeren hun
produktie kunnen verhogen door
simpelweg meer land in gebruik te
nemen. De laatste jaren is hierin ver
andering gekomen. In de afgelopen
twee decennia is slechts één vijfde
van de opbrengstverhoging verwe
zenlijkt door een vergroting van het
landbouwareaal. Door de druk op
het land zal er in de toekomst sprake
moeten zijn van een intensievere be
bouwing. De noodzaak tot het
scheppen van faciliteiten en verbete
ring van de infrastruktuur wordt
daarmee groter.
Ondanks het feit dat veel regeringen
in de Derde Wereld de ontwikkeling
van het platteland en de landbouw
bestempelen als de hoeksteen van
het beleid, blijkt in de praktijk dat
zeer weinig landen meer dan 5 10
procent van het overheidsbudget
aanwenden voor de landbouw. Dit
geldt ook voor de meeste landen in
Afrika, die overwegend agrarisch
zijn.
Een belangrijke bijdrage aan agrari
sche investeringen kan komen van de
kant van de rijke landen. In de pe
riode 1973-'78 was er sprake van een
verdubbeling van de hulp voor de
landbouw; in de laatste jaren echter
groeit deze hulp niet verder en sta
biliseert het bedrag zich rond de 10
miljard dollar per jaar.
Het Ontwikkelingsrapport somt de
armoede, die in veel Derde Wereld
landen voor een groot deel is gekon-
centreerd op het platteland, kunnen
verminderen en gelijktijdig de groei
kunnen bevorderen. Kleine boeren
kunnen hun produktiviteit opvoeren
door het opzetten van eenvoudige
projekten die gericht zijn op de op
lossing van hun belangrijkste pro
blemen. De produktiviteit kan ook
verhoogd worden door het scheppen
van meer zekerheid omtrent de
rechten van het grondgebruik en in
bepaalde gevallen door landhervor
ming. Armoedebestrijding kan, zo
stelt de Bank, ook plaatsvinden, vaak
met geringe kosten door het uitvoe
ren van publieke werken op het
platteland. Ook de komende jaren
zullen echter de levensomstandighe
den en de voeding van de armsten op
het platteland zeer slecht blijven.
Programma's voor het distribueren
van voedsel voor de armsten blijven
daarom noodzakelijk. Het rapport
merkt hierover op dat regeringen in
ontwikkelingslanden zouden kunnen
overwegen of het vele geld dat ge
moeid is met het distribueren van
voedsel niet beter gebruikt kan wor
den voor het verrichten van direkte
investeringen in de landbouw zelf.
Of ontwikkelingslanden er in zullen
slagen de voedselproduktie uit te
breiden, hangt af van veel fak
toren. Een snellere groei is mogelijk
wanneer de agrarische technologie
wordt verbeterd, er meer financiële
middelen ook uit de rijke landen aan
de landbouwsektor worden besteed
en er een goed beleid wordt gevoerd.
Naast de uitgebreide analyse over de
agrarische sektor wordt er in het
Ontwikkelingsrapport een schets ge
geven van de ontwikkelingen in de
wereldekonomie.
Eén van de meest in het oog sprin
gende verschijnselen is de stagne
rende groei in de rijke landen. Be
leidsinstrumenten die in deze landen
in tijden van ekonomische teruggang
in het verleden suksesvol werden
toegepast, blijken niet meer te wer
ken. De grote overheidstekorten, het
onzekerheid in de wereldekonomie
is daardoor groter geworden.
Internationale Handel
Gedurende de jaren zestig groeide de
internationale handel sterker dan de
wereldproduktie. Met uitzondering
van agrarische produkten bleven de
markten in de westerse wereld open
voor produkten uit de Derde Wereld.
Landen die zich toelegden op de be
vordering van de export konden hun
marktaandeel vergroten. Ook de
laatste jaren is er nog sprake van een
grotere groei van de exporten van de
olie-importerende ontwikkelingslan
den dan van de rijke landen. Een
verschil is echter dat de ruilvoet sterk
In ontwikkelingslanden stimuleert vaak het overheidsbeleid de landbouw niet en
vormt dat beleid zelfs een belemmering voor de ontwikkeling van de agrarische
sektor. (Foto: Jan van Hooidink)
krappe monetaire beleid en de angst
voor inflatie hebben geleid tot een
zeer hoge rentestand, een lage groei
en vermindering van de exportop
brengsten van ontwikkelingslanden.
Toch zijn de Derde Wereldlanden er
als groep beter in geslaagd om zich
aan de omstandigheden van de laat
ste jaren aan te passen. Ondanks ex
terne schokken, zoals de oliekrisis,
was de ekonomische groei in de ont
wikkelingslanden in de periode
1973-'80 tweemaal zo hoog als de
groei in de rijke landen. De meeste
landen die werden gekonfronteerd
met hogere energieprijzen sloten le
ningen af, investeerden meer en ver
grootten de export. In veel ontwik
kelingslanden stegen de investerin
gen tot 25 procent van het Bruto
Nationaal Produkt.
De Wereldbank stelt dat het grote
verschil tussen het begin en het einde
van de jaren zeventig het beleid van
de westerse landen is. In deze landen
is het investeringsniveau door de
hoge rentestand sterk teruggelopen,
tevens zijn er door verschillen in de
rentestand in de rijke landen grote
schommelingen ontstaan in de wis
selkoersen en kapitaalstromen. De
De groene revolutie heeft uitgewezen
gestimuleerd om deze te gebruiken, er
dat in het geval dat de agrarische technologie wordt verbeterd en boeren worden
een vergroting van de landbouwopbrengsten optreedt. (Foto: ILO)
in het nadeel van de ontwikkelings
landen is verslechterd en er een grote
daling is opgetreden in de prijzen
van grondstoffen. Met name de
armste landen worden hierdoor
zwaar getroffen.
Leningen
Voor landen die kredietwaardig zijn
was het in de jaren zeventig eenvou
dig om leningen af te sluiten tegen
een relatief lage rente. Aan het begin
van de jaren tachtig steeg de schul
denlast echter aanmerkelijk. Zo zul
len de interestbetalingen van de ont
wikkelingslanden in 1982 driemaal
zo hoog zijn als in 1978.
De overheidshulp nam in het afge
lopen decennium sterk toe, zodat de
armste ontwikkelingslanden meer
mogelijkheden hadden om zich aan
de veranderde situatie aan te passen.
De laatste jaren groeit de hulp echter
nauwelijks meer.
Wil er op korte termijn sprake zijn
van een herstel van de wereldekono
mie dan zullen, zo merkt de Wereld
bank op, de westerse landen hun in
vesteringen en produktie moeten
vergroten en de handelsbelemme
ringen niet verder moeten uitbrei
den. Daarnaast zou het kapitaalver
keer tussen de landen vrijer moeten
verlopen en moet de hulp aan de
armste landen worden opgevoerd.
In het geval dat de ekonomische
groei in de geïndustrialiseerde lan
den laag blijft en er geen opleving
van de wereldekonomie plaatsvindt,
zijn de vooruitzichten aanmerkelijk
slechter. Weliswaar zullen de ont
wikkelingslanden met een gemid
deld inkomen een (tragere) ekono
mische groei verwezenlijken en zul
len ook de landen met een laag ge
middeld inkomen als groep nog eni
ge ekonomische groei bereiken. De
vooruitzichten voor de armste lan
den in Afrika ten zuiden van de Sa
hara zijn echter in zo'n geval niet
positief. Een aantal landen in Afrika
zal dan te maken krijgen met een
situatie die nog slechter is dan die
van de afgelopen jaren.
Uit Aspekten
17