"De specialisatie in de varkenshouderij zal verder toenemen" VIV'82 ir. L. W.H. Hutschemaeckers: Regionale spreiding Zeugenhouderij Fokkerij 2-5/11/1982 utrecht/holland U Gekombineerde bedrijven T oekomstige ontwikkelingen Proefhuisvesting voor te dekken zeugen De stijging van de konsumptie van varkensvlees in de zestiger en zeventigerjaren heeft het aantal varkens in deze periode duidelijk doen toenemen. Zo is het aantal varkens op de varkenshouderijbedrijven gestegen van 3 miljoen in 1960 tot 10,3 miljoen in 1981. Het aantal bedrijven is in dezelfde periode gedaald van 146.000 naar 41.000. Hierdoor is in de varkenshouderij een belangrijke schaalvergroting opgetreden. Het gemiddelde aantal varkens per bedrijf steeg in deze periode van 20 naar 250 stuks. Ondanks de schaalvergroting wordt de bedrijfsgroottestruktuur van de varkenshouderijbedrijven gekenmerkt door een relatief groot deel kleinere eenheden varkenshouderij. In de loop der jaren is de varkens houderij steeds meer gekoncentreerd in een viertal provincies. Ongeveer 88% van de varkens wordt gehouden in de provincies Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Limburg. De grootste aantallen varkens per bedrijf worden gehouden in Noord- Brabant en Limburg, waar het ge middelde aantal varkens per bedrijf met varkens respektievelijk 3.87 en 352 bedraagt. Een overzicht van het percentage varkens van de totale varkensstapel in Nederland en het gemiddelde aantal varkens per be drijf is per provincie weergegeven in figuur 1. De sterke koncentratie van de varkenshouderij in enkele regio nen in Nederland biedt verschillende voordelen (zoals centralisatie van de aan- en afvoer van produktiemidde- len en produkten) maar heeft ook negatieve aspekten (zoals mestafzet, optredende stankhinder, grotere kans op ziekten door hogere infek- tiedruk). In tabel 1 is de ontwikkeling van de bedrijfsgroottestruktuur in de zeu genhouderij vanaf 1970 vermeld. Het aantal bedrijven met fokzeugen is in de zeventiger jaren aanzienlijk gedaald. Deze daling heeft zich het sterkst voltrokken in de kategone bedrijven met minder dan 20 zeugen. In de periode vanaf 1970 zijn in toe nemende mate bedrijven ontstaan met meer dan 100 zeugen. Figuur 1. Struktuur van de varkenshouderij in Nederland in de diverse provincies. Eerste getal varkens in 1981. Tweede getal gemiddeld aantal var kens per bedrijf. Rundveehouderij met een relatief kleine tak zeugenhouderij is een veel voorkomende kombinatie van be drijfstakken. Tabel 1. Ontwikkeling van aantal bedrijven met fokzeugen (50 kg e.m., verdeling over de omvangsklassen). (Bron C.B.S.) aantal zeugen per bedrijf 1970 1975 1977 1979 1980 1981 1-20 73 58 51 45 41 39 20 - 50 22 26 28 26 25 24 50-100 5 12 15 18 20 20 100-200 0 3 5 9 12 13 200 en meer 0 1 1 2 2 3 totaal aantal bedr. «et 40.046 32.113 30.229 27.209 24.696 22.466 fokzeugen. gem. aant. zeugen/bedr. 16 27 34 44 49 54 Tabel 2. Samenstelling van de zeugen- en berenstapel zeugen in Z beren in l 1975 1979 1980 1975 1979 NL 52 27 24 10 8 GY 12 8 8 71 69 F1 26 48 49 - - fokkerij-organisaties 10 17 19 19 21 BL 2 Tabel 3. De ontwikkeling van het aantal bedrijven met mestvarkens ver- deling over de omvangsklassen) aantal mestvarkens per bedrijf (20 kg e.m.) 1972 1975 1977 1979 1980 1981 1 - 100 74 63 58 55 51 50 100 - 200 15 19 20 19 20 19 200 - 500 9 15 17 19 20 21 500 - 1000 1 3 4 7 8 1000 en meer 0 1 1 2 2 1972 1975 1977 197S 1980 1981 totaal aantal 41.560 33.389 31.370 30.492 28.641 27.504 bedrijven met mestvarkens. gem. aantal mest 79 119 141 165 183 195 varkens per bedrijf. Gezien het nog grote aantal bedrij ven met een relatief kleine eenheid zeugen per bedrijf zal, vanwege de geringe arbeidsopbrengsten, de soms moeilijke arbeidsorganisatie en de eventuele moeilijke afzet van de biggen, verwacht mogen worden dat het aantal bedrijven met zeugen nog sterk zal dalen. De schaalvergroting en de specialisatie is in de fokkerij- sektor relatief sterker dan in de mes- terij, De in Nederland meest voorkomen de zuivere rassen zijn het Nederlands Landvarken (NL) en het Nederlands Groot Yorkshire (GY). Deze rassen worden in het stamboek geregis treerd. De produkten van de fokkerij-orga nisaties van de toeleverende en/of afnemende industrie kunnen zuivere rassen en/of kruisingen zijn. Het aandeel van de fokkerijgroeperingen in de totale produktie bedraagt on geveer 30%. De produkten van de fokkerijgroeperingen zijn veelal af komstig uit 3- of 4-weg kruisingen. Het Nederlands Landvarken kwam twintig jaar geleden het meeste voor naast het Groot Yorkshire. Na de opkomst van de kruisingsteelt (ge- bruikskruising GY x NL) en het ge bruik van de GY-beer x Fl-zeug (GY x NL) hebben de rasverhoudingen zich gewijzigd. In onderstaand over zicht is van een groep bedrijven de ontwikkeling weergegeven van de samenstelling van de totale zeugen en berenstapel. Deze gegevens zijn aflcomstig van de bedrijven met een technische administratie in de pro vincie Gelderland 400 stuks). Momenteel wordt in stamboekver- band vanwege de grotere vitaliteit van de zeugen en biggen de Duroc toegepast, waarbij Fl-zeugen gepro duceerd worden (D x N) die gekruist worden met een Y-beer. Uit praktijkproeven is gebleken dat DN-zeugen ongeveer 1,5 big meer per jaar grootbrengen dan YN-zeu- gen. De DN-zeugen gaan langer mee. De speenkwaliteit van de Duroc is evenwel wisselend en zal nog verbe terd moeten worden. De mesterij-ei- genschappen vertonen nauwelijks verschillen. De klassifikatie van de mestvarkens is evenwel slechter. Mesterij De ontwikkeling van de mesterijsek tor is in tabel 3 aangegeven. Hoewel in de mesterijsektor de da ling in het aantal bedrijven even sterk is als in de fokkerij-sektor is het gemiddelde aantal dieren relatief veel minder sterk gestegen dan in de fokkerijsektor. Het aantal bedrijven met minder dan 100 mestvarkens is sinds 1972 sterk gedaald. Toch wor den op 50% van de bedrijven slechts 100 of minder mestvarkens gehou den die gezamenlijk 9% van de pro duktie omvatten. Het aandeel van de bedrijven met meer dan 200 mestvarkens is geste gen. Op 4% van de bedrijven met meer dan 750 mestvarkens per be drijf wordt 24% van de totale pro duktie gehouden. Er van uitgaande dat 1 volwaardige arbeidskracht een dagtaak heeft met 1000 mestvarkens of 100 zeugen, be draagt dit aantal bedrijven respek tievelijk 516 en 3073. De specialisatie is in de fokkerij sterker dan in de mesterijsektor. Mestvarkens worden nog veel aangetroffen in kombinatie met andere takken. Op meer dan 15.000 bedrijven worden naast rundveehouderij mestvarkens ge houden. Op 58% van deze bedrijven bedraagt het aantal evenwel minder dan 100 dieren. Van dinsdag 2 november t/m vrij dag 5 november 1982 zal in de vernieuwde Margriethal, de Ju- lianahal en de Merwedehal van de Jaarbeurs te Utrecht de Vakbeurs Intensieve Veehouderij (de V.I.V. '82) worden gehouden. De ope ningstijden zijn dagelijks van 10.00 - 18.00 uur. Op de vakbeurs zullen o.m. de Konsulentschappen in Algemene Dienst voor Var kenshouderij en Pluimveehoude rij zich in een stand presenteren. Op een groot aantal van deze bedrij ven is een kleine tak mesterij of fok kerij aanwezig. Tabel 3 Bedrijven waar mestvarkens en zeu gen gehouden worden (Bron: CBS) Jaar 1977 1978 1979 1980 Aantal bedrijven 10.285 9.372 10.654 9.521 Op ongeveer 25% van het totaal aantal bedrijven met varkens worden zowel fok- als mestvarkens gehou den. Hoewel toch duidelijk voorde len te noemen zijn van dit type be drijf, "het gesloten bedrijf', is het Konsuientschap in Algemene Dienst voor Varkenshouderij. Ir. L.W.H. Hutschemaeckers aantal gesloten bedrijven beperkt. In de cijfers wisselt het aantal gekom bineerde bedrijven sterk, hetgeen mogelijk veroorzaakt wordt door een daling van het aantal bedrijven met kleine eenheden fokvarkens of mestvarkens. Evenals in andere sektoren is er op de bedrijven met varkens een duidelijke specialisatie opgetreden. Op een groot aantal bedrijven zijn takken zoals melkveehouderij en pluimveehouderij afgestoten en de varkenshouderij uit gebreid. De specialisatie in de var kenshouderij, een tak die veel voor kwam op het gemengde bedrijf, zal vanwege een aantal voordelen voor dit type bedrijf toenemen, door een betere arbeidsorganisatie en efficiëntere be drijfsvoering. Het aantal bedrijven met een kleine tak varkenshouderij zal, mede onder invloed van de slechte ekonomische resultaten van de laatste jaren, sterk verminderen. De struk tuur van de varkenshouderijbedrijven is kleinschalig, alhoewel het aantal bedrijven waarop een of meer arbeids krachten een volledige dagtaak in de varkenshouderij hebben, toeneemt. Voorlopig zullen we toch veel bedrij ven houden met een gemengd karak ter. Een beeld van de V.I. V. zoals die ieder jaar in de Jaarbeurshallen van Utrecht wordt gehouden. Op het varkensproefbedrijf te Sterk - sel werd een proef genomen over de invloed van verschillende huisves tingssystemen voor te dekken zeugen op het berig worden. De systemen die werden vergeleken waren de volgende: - ligboxen, geen uitloop - ligboxen, overdag uitloop in groepen - groepshuisvesting, geen uitloop Voor dezé proef werden NL en F1 GY NL) zeugen gebruikt, die rekening houdend met kruisings- kombinaties, worpnummer en voor geschiedenis, zo goed mogelijk over de 3 systemen werden verdeeld. De konklusie die uit deze proef kan worden getrokken, is, dat van de 3 vergeleken systemen voor te dekken zeugen het ligboxensysteem met uit loop het beste systeem is. Hierbij worden meer zeugen spontaan en sneller berig en hoeven minder zeu gen een hormooninjektie te hebben. Ook de ekonomische resultaten val len voor dit systeem het gunstigst uit. Het groepshuisvestingssysteem waarbij de zeugen binnen worden gehouden is technisch en ekono- misch iets minder goed, maar vol doet ook. Het groepshuisvesringssysteem waaTbij de zeugen binnen worden gehouden, is technisch en ekono- misch minder goed, maar voldoet ook. Het ligboxensysteem waarbij de te dekken zeugen geen uitloop krijgen is technisch en ekonomisch het minst goede systeem. 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 15