Gemeenschappelijke doelen
agrarische politiek VS en EG
Deze eeuw nog 80 min
hektare nieuwe polders nodig
Te geringe aandacht
landbouw vaak oorzaak
armoede.
Direkteuren management en
onderzoek bij direktie
Landbouwkundig Onderzoek
"Inhoud lager landbouwonderwijs moet
beschikbaar blijven in nieuwe onderwijsstrukturen"
Nederland-Verenigde Staten - 200jaar
Eerste Internationale Polderkongres,
Lelystad:
Kritiek
Beschuldigingen
Steun voor promotie
van Franse
eiwitgewassen
Energiebesparingstrofee
1982 voor Melkunie
Britse
suikerbietenoogst beste
sinds 10 jaar
Ir. A. de Zeeuw bij opening nieuwbouw LAS Montfoort:
Minister de Koning:
In een periode van afnemende ekonomische aktiviteit, stagnatie van de
ekonomische groei, toenemende werkloosheid en een slechte beta
lingsbalans zullen de meeste landen pogingen ondernemen om een
verdere verslechtering van hun positie te vermijden door importen te
beperken en de export te stimuleren. Onder die omstandigheden ont
staat een natuurlijk gevaar voor een ekonomisch nationalisme en een
groei van protectionisme, zowel in de agrarische sektor als elders.
Dit o.m. zei minister drs. J. de Koning (landbouw en visserij) tijdens een
bijeenkomst in het kader van het 200-jarige bestaan van diplomatieke
betrekkingen tussen Nederland en de Verenigde Staten op 8 oktober j.l.
in Den Haag. Het Landbouwschap had hiervoor een aantal belangrijke
vertegenwoordigers uit de agrarische sektor in de Verenigde Staten
uitgenodigd.
Om in het jaar 2000 voldoende voedsel te kunnen produceren voor de
jaarlijks groeiende wereldbevolking is het eveneens nodig in totaal 80
min hektare in te polderen. Nederland kan hierbij een belangrijke rol
spelen, want ons land telt vele overheidsinstituten, adviesbureaus en
aannemers die ervaring hebben met integrale polderontwikkeling.
Als lid van de Europese Gemeen
schap heeft Nederland in feite een
'dubbele relatie met de Verenigde
Staten. De handelspolitiek is geen
zaak meer van de lidstaat, maar van
de hele Gemeenschap. De bewinds
man noemde het in het belang van
de gehele wereld dat deze twee
grootste agrarische produktiegebie-
den en handelsblokken goede rela
ties met elkaar hebben.
De Gemeenschap ondervindt de
laatste tijd veel kritiek: op haar
agrarische politiek, het prijsniveau,
het systeem van variabele heffingen
De belangstelling voor het lager
agrarisch onderwijs, die in de jaren
zestig aanzienlijk tergliep (van 310
scholen met 20.000 leerlingen naar
130 scholen met 13.000 leerlingen),
zit de laatste jaren weer in de lift. Dit
voornamelijk als gevolg van een uit
breiding van het programma-aanbod
en van een nieuwe aanpak, waarbij
de inhoud van de beroepsgerichte
vakken meer als middel tot vorming
A.M.K. van Beek werd in 1929 in
Oostvoorne geboren. Hij studeerde
in 1957 af aan deRijksuniversiteit
van Groningen in de Experimentele
Natuur- en Sterrekunde. Tot 1960
was hij als wetenschappelijk mede
werker verbonden aan de Techni
sche Hogeschool Trondhelm (Noor
wegen) en de Rijksuniversiteit te
Groningen. Daarna werd hij be
noemd tot direkteur van de Stichting
Fysische en Technische Dienst voor
de Landbouw en de Centrale Werk
plaats te Wageningen.
H.N. Hasselo werd in 1923 te Paree
(Indonesië) geboren en studeerde in
1951 af aan de Landbouwhogeschool
en de import- en exportpolitiek.
"Wanneer derde landen voortdu
rend kritiek uitoefenen, moet je je
eigen politiek nog eens goed onder
de loep nemen", aldus minister De
Koning. Hij vroeg zich echter af hoe
andere ontwikkelde landen in staat
zijn te voldoen aan de gerechtvaar
digde wensen van hun producenten.
De doelstellingen van de agrarische
politiek in alle geïndustrialiseerde
landen zijn tenslotte min of meer
gelijk. Het belangrijkste doel is
steeds een redelijk welvaartsniveau
te bereiken voor de producent en zijn
gezin, wat neerkomt op een redelijk
inkomen. Bovendien is de agrarische
dan als doel op zich wordt gezien.
Daarnaast zijn de laatste jaren zgn.
"verbrede vakrichtingen" ontwik
keld. Hiervoor hebben 95 lagere
landbouwscholen belangstelling ge
toond. Om budgettaire redenen
konden daarvan slechts 40 per 1 au
gustus j.l. met deze nieuwe opzet aan
de slag. Voor de rest is uitstel het
devies. Ir. De Zeeuw toonde zich
echter verheugd over de vormgeving
te Wageningen met als studierichting
Bodemkunde en Tropische Planten
teelt. Hij sloot in 1956 een kursus op
het International Training Centre for
Areal Survey aan de Technische
Hogeschool af. Hij was achtereen
volgens werkzaam aan het Bedrijf-
slaboratorium voor Gewas- en Bo
demonderzoek te Oosterbeek, het
Instituut voor Bodemvruchtbaarheid
in Haren, Cameroun Development
Cooperation (Kameroen) en Tea
Research Institute of Ceylon (Sri
Lanka). Sinds 1966 is hij aan het mi
nisterie van landbouw en visserij
werkzaam op het terrein van de re-
search-koördinatie.
produktie geen proces dat de mens
volledig kan kontroleren. Overvloe
dige oogsten kunnen de markt ver
storen, voorbeelden hiervan zijn de
graanoogst in de Verenigde Staten
en de suikeroogst in de Europese
Gemeenschap.
Garantieprijzen kunnen voor de
boeren ook een prikkel zijn om de
produktie te verhogen. De EG heeft
wat dit betreft een aantal slechte er
varingen opgedaan, maar ook de
huidige situatie in de Amerikaanse
zuivelsektor is een uitstekend voor
beeld.
De bewindsman betoogde dat er een
eind moet komen aan de wederzijdse
beschuldigingen op handelspolitiek
terrein. En omdat de bestaande ver
schillen in feite meer gradueel dan
principieel zijn, is minister De Ko
ning van mening dat overleg tussen
beide partijen de aangewezen weg
hoort te zijn voor het vinden van op
lossingen.
Nederland - zo betoogde hij - is van
harte bereid al het mogelijke te doen
teneinde de thans verstoorde relaties
te verbeteren.
van de verbrede vakrichtingen en liet
weten dat uitstel in dit geval zeker
geen afstel hoeft te betekenen.
Wat de nieuwe vorm van voortgezet
basisonderwijs betreft, waarin op den
duur ook het lager agrarisch onder
wijs zal moeten opgaan, is de direk-
teur-generaal van mening dat de vele
mogelijkheden die het huidige lagere
landbouwonderwijs te bieden heeft,
beschikbaar moeten blijven. Gedeel
ten van het programma van de lagere
agrarische school zouden een wezen
lijk onderdeel kunnen vormen van het
gehele voortgezet basisonderwijs, zo
stelde ir. De Zeeuw. Voor andere ge
deelten vormen de, in het kader van
de tweede fase voortgezet onderwijs
te ontwikkelen centra voor de sektor
landbouwonderwijs het onderdak.
In een poging om de afhankelijk
heid van de invoer in de Gemeen
schap van eiwitten uit derde lan
den terug te dringen heeft de
Franse minister van landbouw,
Edith Cresson, haar steun toege
zegd aan de bevordering van de
verbouw van raapzaad, lupine en
soja.
Volgens haar zijn delen van Zuid
Frankrijk ideaal voor de teelt van
die gewassen. Zij voegde eraan
toe dat zij voorstander is van
steun van de Gemeenschap ter
stimulering van de produktie van
bovengenoemde gewassen.
In een eerder stadium had de
Franse vereniging van tarwepro-
ducenten (AG PB) reeds laten
weten dat boeren aan het experi
menteren zijn met gewassen als
lupine, dat voor het eiwitgehalte
betreft vergelijkbaar is met soja.
Voor wat raapzaad betreft kan
worden gezegd dat Frankrijk en
Europa al een goed eind op weg
zijn om hun afhankelijkheid van
overzeese leveranciers te vermin
deren door dit seizoen een 25%
grotere oogst binnen te halen dan
in 1981. (The Public Ledger)
Prof.ir. W.A. Segeren, plv. direkteur
van de Landinrichtingsdienst van het
ministerie van landbouw en visserij,
konkludearde dit op 4 oktober j.l. bij
de opening van "Polders of the
World", het eerste wereldpolder-
kongres, dat werd gehouden in de
Agorahal te Lelystad.
De heer Segeren, die tevens buiten
gewoon hoogleraar in de polderont
wikkeling is aan de Technische Ho
geschool in Delft, sprak de ruim 400
deelnemers uit ongeveer 55 landen
toe als voorzitter van het organisa-
tiekomitê van het symposium "Pol
ders of the World".
Om de wereld aan voedsel te helpen
en om de Nederlandse polderkennis
te exporteren, pleitte de heer Segeren
voor een samenwerking tussen de
Nederlandse overheid, adviesbu
reaus, aannemers, boerenorganisa-
ties en banken.
Studies tonen aan, dat ongeveer 72%
van het extra voedsel dat nodig is om
de 2,2 miljard extra mensen te voe
den, van het bestaande akkerland
moet komen. Dat betekent dat in de
komende 20 jaar de voedselproduk-
tie in de wereld moet toenemen met
Hoewel enkele landen met een grote
bevolkingsdichtheid zoals India en
Indonesië een hoge graad van zelf
voorziening in voedselgranen be
reikten (een voordeel van de veel
verguisde "groene revolutie") blijkt
echter globaal genomen dat de toe
genomen graanimporten de honger
en ondervoeding niet hebben ver
minderd.
Onevenwichtige inkomensgroei
Een van de oorzaken van de huidige
situatie is de onevenwichtige inko
mensgroei in de meeste ontwikke
lingslanden. Dit is gevolg van de
prioriteit voor de industriële ontwik
keling en een te geringe aandacht
voor de landbouwsector. De koop
kracht op het platteland wordt zo
dubbel benadeeld, nl. dure nationale
industrieprodukten en lage prijzen
voor de door hen voortgebrachte
De energiebesparingstrofee 1982 is
in de categorie 'industriële/produk-
tiebedrijven' aan Melkunie Holland
bv te Woerden toegekend op grond
van een zeer goed opgezette en sys
tematisch uitgevoerde motiverings
campagne voor het gehele personeel
van het concern, waarmee de basis
werd gelegd voor een planmatige
aanpak van het energiebesparings-
gebeuren. De gevolgde methodiek
en de bereikte besparingsresultaten
kunnen vele ondernemingen tot
voorbeeld strekken zoals in de prak
tijk reeds naar voren kwam.
Prof. ir. W.A. Segeren
40% en in de ontwikkelingslanden
zelf met 100%. De overblijvende 28%
van het extra benodigde voedsel in
het jaar 2000 moet dus komen van
nieuw ontgonnen akkerland, naar
schatting 200 min hektare.
Geraamd wordt dat nog zo'n 1700
min hektare land beschikbaar is voor
ontginning. Vanuit ekonomisch en
technisch oogpunt heeft, volgens de
heer Segeren, de ontginning van
natte gebieden voorkeur.
primaire produkten.
Voor een gezonde economische ont
wikkeling is het nodig dat landbouw
en industrie gelijk opgaan en de ont
wikkelingslanden zullen dus meer
aandacht moeten besteden aan hun
landbouw. Het stimuleren van de
landbouw in de derde wereld is op
zich echter niet genoeg om het hon-
gervraagstuk op te lossen. Het meer
geproduceerde voedsel dient ten
goede te komen aan de arme bevol
kingsgroepen en dat vergt een ge
richt landbouwbeleid dat de kleine
boer bij het ontwikkelingsproces be
trekt.
Momenteel besteden ontwikkelings
landen slechts lOè 15% van de be
schikbare middelen aan ontwikke
ling van het platteland, hoewel 80%
van de bevolking daar woont. Ook
van de internationale hulp gaat
slechts 20% naar de landbouw.
Volgens de British Sugar Corpora
tion is de Britse suikerbietenoogst de
beste sinds 10 jaar.
Uit de laatste proefrooiing bleek dat
het gemiddelde bietengewicht 44%
hoger is dan verleden jaar en 53%
boven het vijfjarig gemiddelde ligt.
Het suikergehalte per bietwortel
wordt gesteld op 115 gram, vergele
ken met 79 gram in 1981 en gemid
deld 69 gram in de afgelopen vijf
jaar- (Farmers' Weekly)
Ruim 7.000 meisjes en bijna 23.000 jongens volgen lager landbouwon- van de verbrede vakrichtingen en liet
derwijs. Na afloop stroomt 50% door naar een vorm van middelbaar weten dat uitstel in dit geval zeker
beroepsonderwijs, en gaat 35% deeltijd-onderwijs volgen. Slechts 15% geen afstel hoeft te betekenen,
stapt rechtstreeks het arbeidsproces in.
Aldus ir. A. de Zeeuw, direkteur-generaal voor Landbouw en Voedsel- de .nieu.!vevor"ï van v®ort8efet
voorziening van het ministerie van landbouw en visserij, tijdens de du^°ook ™et lager JgrTriTch Ler"
opening van de nieuwbouw van de lagere agrarische school in Mont- wijs zal moelen op(,ailn, is de direk.
foort op 13 oktober j.l. teur-generaal van mening dat de vele
Minister drs. J. de Koning (landbouw en visserij) heeft ter gelegenheid
van het 25-jarige jubileum van de Christelijke Hogere Landbouwschool
te Dronten op 14 oktober j.l. desgevraagd een voordracht gehouden
over de wereldvoedselvoorziening.
In de wereldvoedselsituatie spelen twee factoren een rol:
- de voedselproductie in vele ontwikkelingslanden is dalende;
- de onevenwichtige verdeling van het beschikbare voedsel tussen de
westerse wereld en de ontwikkelingslanden.
Om de eenheid van onderzoekbeleid en -beheer te bevorderen, is de
topstruktuur van de direktie Landbouwkundig Onderzoek van het mi
nisterie van landbouw en visserij versterkt. Daartoe is per 1 oktober
1982 drs. A.M.K. van Beek voor een periode van drie jaar benoemd tot
direkteur Management. Hij zal deze funktie kombineren met die van
direkteur van de Fysische en Technische Dienst voor de Landbouw te
Wageningen.
Reeds eerder werd de.ir. H.N. Hasselo benoemd tot direkteur Onder
zoek, tevens plaatsvervangend algemeen direkteur. In de daarvoor
ontstane vakature van research-koördinator van de sektor Natuurlijke
Hulpbronnen zal binnenkort worden voorzien.
4