Aandacht voor de biggenopfok
Regelmatig
mixen van
drijfmest nu
mogelijk!
Pure schapenhouderij is niet
kostendekkend
Konsulentschap voor de Varkens- en
Pluimveehouderij te Tilburg,
ing. J. Jansen
Per jaar worden in Brabant meer dan 5 miljoen biggen geproduceerd.
Ongeveer 5.000 fokkers en vermeerderaars zijn dagelijks bezig met
deze bedrijfstak om daarin zo goed mogelijke technische- en financiële
resultaten te behalen.
Het aandeel dat deze tak levert aan het bedrijfsinkomen van de onder
nemer is voor een groot deel van genoemde resultaten afhankelijk.
Financiële resultaten
De opbrengstprijs van de biggen
wordt in de meeste gevallen bepaald
door de markt- en prijssituatie op het
moment van afleveren.
Binnen onze provincie wordt het
overgrote deel van de biggen ver
kocht op basis van het biggenprij-
zenschema voor Zuid-Nederland.
De opbrengstprijs is dan eigenlijk
een vast gegeven en afhankelijk van
de prijs voor slachtvarkens in de be
treffende week.
Technische resultaten
Anders ligt het met de technische re
sultaten. Daarop heeft de zeugen
houder wel invloed.
Uitkomsten van deeladministraties
voor de zeugenhouderij tonen aan
dat er t.a.v. biggenproduktie, uitval
en opfokresultaten grote verschillen
voorkomen tussen de bedrijven on
derling.
Hoog geboortegewicht, minder
uitval
Het geboortegewicht van de biggen
is van invloed op de overlevingskan
sen (zie figuur 1)
Fig. 1. Het verband tussen
geboortegewicht en sterfte.
rband lusMn 9rtoon«g*«ncnt «n
Het blijkt dat de sterfte bij lichte
biggen (minder dan 1200 gr) erg
Tabel 1. Brabantse resultaten zeugenhouderij 1981 (C.V.P. Tilburg)
worpen per zeug per jaar
2,04
levend geboren biggen
10,0
sterfte biggen
17,1
grootgebrachte biggen p. worp
8,32
gr.gebr.biggen per zeug/jaar
16,99
groei per big per dag in grammen
313
kg biggenvoer per big
34
gem. biggengewicht bij verkoop in kg.
25,9
Met name rond geboorte, voeding en hoog is. Hiervoor zijn twee oorzaken
opfok van de biggen zijn een aantal aan te wijzen:
maatregelen nodig, om betere resul- lichte biggen beschikken over
taten te behalen. veel minder energie-reserves bij
Dit is proefboerderij
gedaan.
'Sterksel" waar proeven met o.m. biggenopfok worden
G»txxxWg*w«M (9)
de geboorte. Bij een lage tempe
ratuur in de kraamstal en/of
wanneer lichte biggen niet snel na
de geboorte voldoende biest op
nemen verkleumen ze en ver
zwakken nog verder. Het gevolg
is een grotere kans op ziekte en
doodliggen.
door verdringing door zware big
gen in de toom krijgen de lichte
biggen meestal de slechtste tepels,
juist de lichte biggen hebben de
meeste biest/melk nódig. Ver
zwakking en achterblijven kan
het gevolg zijn. Een voldoende
hoog geboortegewicht is daarom
belangrijk (ca. 1400 gram).
Weeg voor kontrole op het geboor
tegewicht zo nu en dan een toom
pasgeboren biggen. De voergift aan
de zeug tijdens de dracht beïnvloedt
het geboortegewicht van de biggen.
Geef de laatste maand van de dracht
3,0 - 3,5 kg zeugenvoer, afhankelijk
van de konditie van de zeug en het
stalklimaat.
"Sterksel"
Vanuit de varkensproefbedrijven
Sterksel en Raalte komen regelmatig
uitslagen van proeven beschikbaar
die op verschillende facetten van de
biggenopfok betrekking hebben.
Het is goed kennis te nemen van deze
resultaten en en van de wijze van
biggenopfok zoals die op het proef
bedrijf gebeurt. In "Sterksel" kun
nen de biggen vanaf de geboorte
water opnemen uit een nippel die in
de kraamhokken is aangebracht.
Bij alle biggen worden direkt na de
geboorte de tandjes geknipt.
Wanneer de biggen verschijnselen
van geboorte-diarree vertonen,
wordt een diarree-bestrijdend mid
del gegeven.
Tussen de eerste en de vierde dag na
de geboorte worden de biggen in
gespoten tegen bloedarmoede
(maandag of vrijdag). Tegelijkertijd
worden van alle biggen de staartein-
den gecoupeerd.
Biggen worden op 1 week leeftijd
(proef) en op 4 weken leeftijd gecas
treerd.
De biggen worden gespeend op 4-5
weken. Ze krijgen vanaf 2 weken
onbeperkt biggenopfokkorrel totdat
ze 1 kg per big hebben opgeno
men. Daarna wordt onbeperkt ba
by biggenkorrel gevoerd. Met deze
methode van opfok en behandelin
gen bij de biggen worden goede re
sultaten gehaald.
Spenen
De beste resultaten worden verkre
gen bij spenen op 5 weken. Bij
meerdere proeven is dit aangetoond.
De groeisnelheid blijft duidelijk
achter bij het spenen op V/i week.
Spenen op 5 weken heeft dus de
voorkeur.
Enkele faktoren die verder van be
lang zijn bij het spenen en direkt er
na:
biggen pas spenen als ze het voer
goed willen opnemen.
geen voerverandering toepassen
bij- en direkt na het spenen.
zorg voor schoon drinkwater en
een goed klimaat.
pas op voor overbevolking in het
opfokhok.
Tabel 2. Groeisnelheid en voeroprfame van biggen bij spenen op Vh week en 5xh
week
gespeend
gespeend
op 3 lA week
op 5lA week
groeisnelheid tot VA week (gr.)
159
154
groeisnelheid tot 5V6 week (gr.)
166
195
groeisnelheid tot 23 kg (gr.)
309
314
leeftijd bij 23 kg (dgn.)
70
69
voeropname tot 23 kg (kg)
31,5
27,6
Ir. J. Doeksen van het LEI heeft
op het Proefstation voor de
Rundveehouderij een onderzoek
gedaan naar een lineaire pro
grammering in de schapenhou
derij. Een rapport daarover is
onlangs verschenen en is aan te
vragen bij het Proefstation (red.)
Hierbij plaatsen wij enige kon-
klusies en aanbevelingen.
Door de enorme vlucht welke de in
tensieve veehouderij de laatste jaren
iir Nederland genomen heeft, is de
noodzaak drijfmest voor gebruik te
homogeniseren, sterk toegenomen.
In de praktijk komt de behandeling
van drijfmest er vaak op neer dat men
de ontmenging als feit aksepteert en
door investering in zwaar materieel
en met de inzet van veel, zware en
onaangename arbeid, achteraf tracht
een homogene mestsamenstelling te
bereiken.
Een principieel ander uitgangspunt
hebben de Flygt mengmestsysternen:
Door de eigen elektrische aandrijving
van zowel pompen als mixers, is de
procedure van starten en stoppen
volledig te automatiseren. De mix
frequentie is d.m.v. een tijdklok in
stelbaar en brengt de noodzakelijke
regelmaat in het mixen.
Daar het mixen op deze wijze altijd
plaats vindt vóór de mest ontmengd
is en in de tijd tussen twee mixpro
cedures slechts "weinig" verse mest
in d e kelder terecht komt, kan met
een relatief klein vermogen van
pomp of mixer, de mest homogeen
gemaakt èn gehouden worden.
De Flygt mengmestpompen en mix
ers zijn speciaal ontworpen voor het
homogeniseren van alle soorten
drijfmest en ze zijn uitgevoerd met
een scherpe S-vormige waaier en een
snijplaat waardoor de mest naast
homogenisering ook nog "versne
den" wordt. Vooral in bestaande
mestkelders is een pompsysteem
zonder ingrijpende verbouwingen in
te passen.
Voor nadere informaties: Flygt
Pompen B.V. tel. 078 - 187700.
beschikbare arbeid aanzienlijk wor
den verbeterd. Het aantrekken van
losse arbeid wordt hiermee ook min
der noodzakelijk.
Omdat weidegang van de lammeren
in herfst en winter ongewenst is zal
men deze dieren op stal slachtrijp
moeten maken. Naast arbeid zal dit
ook extra voorzieningen vragen op
het gebied van de huisvesting. De
slachtlammeren zijn dan echter in
winter en voorjaar slachtrijp. Dit zijn
de maanden met de hoogste ver
koopprijzen, hetgeen ongetwijfeld
een gunstig effekt op de rentabiliteit
zal hebben.
Uit de door Doeksen berekende re
sultaten kan worden gekonkludeerd
dat het houden van schapen in ge
specialiseerde vorm niet kostendek
kend is. Het is echter noodzakelijk
om hierbij nog enkele kanttekenin
gen te plaatsen.
In de eerste plaats is uitgegaan van
een lammerenproduktie van 1,4 ge
speende lammeren per ooi. Een stij
ging van dit aantal zal ongetwijfeld
leiden tot een verbetering van het
totale resultaat. In dit kader zou ge
wezen kunnen worden op de moge
lijkheden van kruising met meer
vruchtbare rassen. Bovendien is uit
gegaan van de produktie van slacht
lammeren. Bedrijven die een ge
deelte van hun dieren als fokdier
verkopen maken hogere opbrengst-
prijzen. Andere mogelijkheden tot
verbetering van het resultaat liggen
in een verlaging van de productie
kosten.
Een schaap is een uitermate geschikt
dier om te worden gehouden op
gronden die moeilijk bruikbaar zijn
voor andere vormen van veehouderij
of akkerbouw. De kosten van de
grond (en daarmee de voerkosten)
worden hierdoor aanmerkelijk lager
en het netto resultaat evenzoveel ho
ger. Te denken valt daarbij bijvoor
beeld aan buitendijks land, dijken,
etc. Ook bestaan er mogelijkheden
om schapen te houden naast of in
kombinatie met aktiviteiten in
melkveehouderij of akkerbouw.
Hierbij zijn de voerkosten,
marginaal gezien, vaak zodanig laag
dat het houden van een aantal scha
pen aantrekkelijk kan zijn. Steeds zal
men zich echter de vraag moeten
stellen of er geen betere mogelijkhe
den zijn om de grond te benutten dan
het aanwenden van de graslandpro-
dukten in de schapenhouderij.
In dit onderzoek zijn de resultaten
berekend van de mogelijkheden
waarbij afhankelijk van de veedicht
heid, naast het houden van schapen
een deel van het gras of ruwvoer is te
verkopen. Er zijn uiteraard ook nog
andere gebruiksmogelijkheden van
de grond met een relatief geringe ar-
beidsbehoefte, zoals bijvoorbeeld
het inscharen van jongvee (pinken),
het verbouwen en verkopen van
snijmais, het weiden van slachtvee
etc.
In deze studie is uitgegaan van ooien
van het Texelse ras die in en rond de
maand maart aflammen. De ar-
beidsbehoefte per ooi rond het af
lammen is relatief erg groot en in de
herfstmaanden vragen de schapen
nauwelijks arbeid. De beschikbare
arbeid in de aflamperiode beperkt in
de meeste gevallen een verdere uit
breiding van het aantal schapen. In
het najaar wordt het grootste ge
deelte van de beschikbare arbeid on
benut gelaten. Door een gedeelte van
de ooien (zonder kunstmatige ingre
pen) in de herfstmaanden te laten
aflammen kan de benutting van de
19