Tijdig krachtvoergift bijstellen in de herfst
KOPPELING
MELKCONTROLE-VEEVOEDING
Inmiddels is de zomer voorbij en is de herfst alweer aangebroken. De
dagen korten snel en de nachten worden weer aanzienlijk kouder.
De grasgroei en ook de smaak en kwaliteit van het gras worden snel
minder. Om ervoor te zorgen dat de melkgift van Uw veestapel niet met
dezelfde vaart naar beneden gaat, moet in het najaar tijdig het voer-
rantsoen worden aangepast. Zoals men in het voorjaar geneigd is de
voederwaarde van weidegras te onderschatten, kan men de voeder-
waarde van herfstgras overschatten. Vrij vertaald naar de praktijk toe:
in het voorjaar geeft men vaak teveel en in de herfst vaak te weinig
krachtvoer.
Door de gedaalde voederwaarde en
benutting van weidegras in oktober
blijken melkkoeien gemiddeld ca. 15
ka melk per dag en melkvaarzen ca.
11 kg melk per dag uit gras te kunnen
produceren. Bij 's nachts opstallen
ligt deze gemiddelde melkproduktie
per dier per dag uit herfstgras nog ca.
2 kg lager (resp. 13 en 9 kg). Het is
duidelijk dat vooral bij zomer- en
herfstkalvende koeien de kracht
voergift aangepast moet worden aan
de dalende voedingswaarde en op
name van het gras: voor ongeveer
elke kg melk boven de genoemde
melkprodukties uit gras kunt U 0,7
tot 1,0 kg krachtvoer verstrekken.
Hierbij is rekening gehouden met het
verdringingseffekt van krachtvoer.
Bij dag en nacht weiden in oktober
heeft een koe met een melkgift van
20 kg melk per dag dus algauw 4 a 5
kg krachtvoer nodig.
Zorg voor geleidelijke overgang van
weidegras- naar stalrantsoen
Vooral nu de winterruwvoervoor-
raad op veel bedrijven niet bijzonder
royaal is, lijkt het aantrekkelijk om
de weideperiode zolang mogelijk te
benutten. Toch mag dit niet ten koste
gaan van melkproduktie en/of kwa
liteit van de grasmat. Bij minder
gunstige weersomstandigheden
en/of dreigend grastekort is het ver
standig het melkvee 's nachts op te
stallen.
Om de overgang naar het stalrant
soen geleidelijk te laten verlopen
geeft men het melkvee eerst naast
weidegras de halve hoeveelheid
krachtvoer die op stal gegeven zal
worden. Daarna wordt tot de aan
vang van de stalperiode naast wei
degras de volledige hoeveelheid
krachtvoer en de halve hoeveelheid
ruwvoer (ca. 4 a 5 kg ds/dier) van het
te verwachten stalrantsoen gegeven.
Op bedrijven met een ligboxenstal is
zo'n overgang goed te realiseren.
Vervolg akkerbouw pag. 12.
natte grasgroenbemester moet wor
den voorkomen. Ook dient het gewas
niet te diep te worden onderge-
ploegd. Het moet niet worden "in
gekuild". Een volgend gewas is daar
niet van gediend. Wel dient het goed
bedekt te zijn. Hergroei moet worden
voorkomen. Op kopeinden en in ge
ren kan het doodspuiten van het daar
aanwezige gras de hergroei eveneens
tegengaan.
Onkruidbestrijding in de stoppel
Ook in oktober is het nog de moeite
waard aandacht te besteden aan de
mogelijkheid van bestrijding van
wortelonkruid in de stoppel. Mis
schien is er gelegenheid om tussen de
aardappel- en bietenoogst door hier
en daar nog eens een mechanische
grondbewerking uit te voeren. Dat is
dan mooi meegenomen, mits.... het
onder droge omstandigheden ge
beurt, anders is het middel vaak er
ger dan de kwaal.
Roundup en 2,4-D kunnen eveneens
nog worden ingezet. Wel moet men
er rekening mee houden dat als "de
groei eruit is" het effekt op de on
kruiden vaak tegenvalt. Ook zal men
een langere wachttijd aan moeten
houden tussen spuiten en weer op
nieuw bewerken of ploegen. Zo moet
men bijvoorbeeld bij Roundup op
kweek bij spuiten na 1 oktober toch
al gauw uitgaan van 3 k 4 weken.
Als men dat te lang vindt, verdient
het overweging om maar van spuiten
van Roundup af te zien en na het
ploegen TCA te gebruiken.
Als U toch Roundup spuit doe het
dan goed: op voldoende bladmassa,
als er geen regen verwacht wordt en
met 1 liter Roundup op 100 liter wa
ter.
Met een stal kan dit soms moeilijk en
zou men bijvoorbeeld alleen de laat
ste dagen van de overgangsperiode 's
nachts kunnen opstallen en het halve
winterruwvoer- volledige winter-
krachtvoerrantsoen verstrekken.
Hoe dan ook, tracht in ieder geval
een zekere geleidelijke overgang
naar het winterrantsoen te realiseren
om pensstoornissen en/of verlaging
van de melkproduktie te voorkomen.
Verantwoord bijvoeren
Momenteel vindt op verschillende
melkveebedrijven bijvoeding plaats
van melkvee in de vorm van verse
suikerbietenkoppen en -blad. Indien
dit redelijk schoon (niet verontrei
nigd met grond) gewonnen en ge
voerd kan worden, bevat dit produkt
nog een redelijke voedingswaarde
voor melkvee. Toch moet men dage
lijks niet meer dan 40 kg suikerbie
tenkoppen en -blad per dier ver
strekken, dit in verband met de lage
struktuurwaarde ervan. Bij hogere
giften is het gevaar aanwezig dat de
melkproduktie met name het vetge
halte afneemt als gevolg van pens
stoornissen door een tekort aan vol
doende struktuurhoudend materiaal
in het rantsoen.
Een ander negatief gevolg van een
kwalitatief slecht en struktuurarm
ruwvoerrantsoen is de toename van
de gevoeligheid van de melk voor
vetsplitsing. De zuurtegraad vet van
de melk wordt in het voor- en najaar
onderzocht en is deze herfst voor het
eerst in het uitbetalingssysteem op
genomen. Omdat in het najaar ge
produceerde melk toch al gevoeliger
blijkt te zijn voor vetsplitsing is het
zaak om juist in deze periode te blij
ven streven naar een energie- en
struktuurrijk voederrantsoen voor
melkvee.
Het voeren van ingekuild suikerbie
tenkoppen en -blad aan produktief
melkvee moet in zijn geheel afgera
den worden. Door de grote perssap-
verliezen tijdens de konservering
gaat namelijk ca. 40% van de oor
spronkelijke voederwaarde verloren.
Ingekuilde suikerbietenkoppen en
-blad blijken dan ook een dermate
lage voederwaarde te hebben dat het
niet thuis hoort in het basisrantsoen
van produktief melkvee. Wel kan-het
goed deel uit maken van het ruw
voerrantsoen van jongvee en droog
staand melkvee.
Stel nu het winterrantsoen vast
Vooral nu de winterruwvoervoor-
raad op veel bedrijven lager blijkt te
zijn dan in voorgaande jaren is het
belangrijk om te komen tot een opti
male benutting ervan. Om te kunnen
bepalen hoe en hoeveel er gevoerd
moet gaan worden, is het nodig om
de hoeveelheid en de voederwaarde
van het aanwezige ruwvoer te weten.
Bij gebruik van een goede schat
tingsmethode (ds opbrengst/ha x de
gemaaide oppervlakte of inhoud van
de kuilen x kg ds/m3) is de hoeveel
heid drogestof aan ruwvoer redelijk
goed te benaderen. Gemiddeld
streeft men naar ca. 9 kg ds aan
ruwvoer per dier per staldag.
Vooral bij produkten waarbij de
voederwaarde sterk kan variëren
(natte kuil, voordroogkuil, grashooi
e.d.) is het sterk aan te bevelen om
deze te laten onderzoeken. Dit kan
geschieden via de monsternemer van
het Bedrijfslaboratorium voor
Grond- en Gewasonderzoek te Oos
terbeek of met medewerking van
veevoederfirma's.
Als het voedergewas snijmais in een
voldoende rijp stadium goed is inge
kuild zijn afwijkingen ten opzichte
van de gemiddelde voederwaarde
vrij klein en blijkt bemonstering in
de praktijk minder noodzakelijk.
Verder zijn in het algemeen zoge-
Bekap de klauwen van de koeien voordat ze definitief opgestald worden
naamde "mengkuilen" niet geschikt
voor voederwaarde-onderzoek.
Wanneer graskuilen in verschillende
partijen tegen elkaar zijn ingekuild is
het zaak de partijen afzonderlijk te
laten bemonsteren of bijvoorbeeld
alleen de grootste partij te laten on
derzoeken. Voor het samenstellen
van voerrantsoenen kan een beroep
gedaan worden op Uw bedrijfsvoor-
lichter.
Nog meer voordeel van melkkontrole
Voor veehouders die deelnemen aan
melkkontrole is er nog een extra
hulpmiddel om te komen tot een juiste
afstemming van het voedefaanbod op
de voederbehoefte. Sinds enkele jaren
kan men namelijk mee doen aan het
projekt Koppeling Melkkontrole
Veevoeding. Daarbij wordt met be
hulp van de melkkontrolegegevens en
het opgegeven basisrantsoen via de
komputer de benodigde hoeveelheid
krachtvoer per individuele koe bere
kend.
Door een vereenvoudiging van de for
mulieren is het vanaf dit najaar voor
meer melkveehouders aantrekkelijker
geworden mee te gaan doen aan de
Koppeling Melkkontrole Veevoeding.
De opgave van het basisrantsoen is
namelijk vereenvoudigd terwijl het
krachtvoer advies en de geschatte
melkgift nu op hetproefmelkformulier
gezet worden. De kosten bedragen nog
geen f3,— per koe per jaar. Door deel
te nemen aan het koppelingsprojekt
kunt U komen tot nog meer voordeel
van melkkontrole en voederwaarde
onderzoek.
Goede klauwverzorging werken
aan de basis
Nu de stalperiode nadert is het ook
belangrijk weer aandacht te schen
ken aan de klauwverzorging van het
vee. Vooral in de wintermaanden
komen klauwkreupelheden regel
matig voor. Dat kreupelheid vaak
ten koste gaat van groei, melkpro
duktie en levensduur van het melk
vee is vrij duidelijk. Een regelmatige
kontrole en behandeling van de
klauwen is dan ook zonder meer
gewenst. Daar de klauwen van de
dieren aan het einde van de weide-
periode minder hard en taai zijn en
het minst bevuild met mest e.d. is de
maand oktober dan ook de beste tijd
voor een algehele kontrole op en
verzorging van de klauwen. Een
goede klauwverzorging bestaat on
der meer uit het besnijden van de
achterklauwen, waarbij gestreefd
moet worden naar een evenredige
belasting van de achterbinnen- en
achterbuitenklauw. Verder moet de
hoornlaag rond zoolzweren, kloven
e.d. verdund of weggesneden wor
den. Veel kreupelheid bij rundvee
komt voort uit een ontsteking van de
tussenklauwhuid, de zogenaamde
stinkpoot. Stinkpoot is een besmet
telijk eczeem en om te voorkomen
dat de infektiedruk tijdens de stal
periode te hoog wordt, moet voor het
opstallen worden begonnen de klau
wen te ontsmetten.
De meest toegepaste ontsmettings
methode is met behulp van een stra
tegisch geplaatst doorloopbad, wat
ca. 10 cm gevuld is met een 3% for-
maline-oplossing. De dieren moeten
na het doorlopen van het voetbad
wel in een vlakke schone ruimte te
rechtkomen waar ze bijvoorbeeld
een half uur kunnen blijven om de
formaline te laten inwerken. Dit for-
malinebad heeft tevens een preven
tieve werking tegen het optreden van
tussenklauwpanaritium, ook wel
kleipoot of slakkepoot genoemd.
In ligboxenstallen, waar de besmet
tingskans in de winter groter is dan in
de grupstal, zal regelmatig (1 2
maal per maand) het doorloopbad
met formalineoplossing gebruikt
moeten worden. Hierbij moet het
doorloopbad per keer 2 k 5 dagen
tweemaal daags gebruikt worden.
Let wel, een formalinebad is bedoeld
om gezonde klauwen vrij te houden
van besmetting. Voor kreupele die
ren met open processen aan de klau
wen of met tussenklauwpanaritium
mag het formalinebad echter beslist
niet gebruikt worden totdat genezing
is opgetreden. Voorkom problemen
en besteed voldoende aandacht aan
de "basis" van Uw veestapel.
Een goed verzorgde najaarswei, is
weer produktief in mei
Tenslotte nog enkele aandachtspun
ten bij de verzorging van grasland en
nieuw ingezaaid grasland in het na
jaar:
- Laat inzaaien geeft meer risiko's,
een snelle kieming is dan ook een
eerste vereiste. In zo'n geval kan
men het beste gebruik maken van
een BG 3 mengsel (100% Engels
raai gr as).
- Onder normale omstandigheden is
25 kg Engels raaigras per ha vol
doende bij herinzaai, onder minder
gunstige omstandigheden kan tot
10 kg per ha meer worden ge
bruikt.
- Het beste resultaat geeft inzaaien
met de vlaszaaimachine. Na half
september is aandrukken van de
ingezaaide grond niet meer ge
wenst in verband met verslemping
en piasvorming.
- Opnieuw ingezaaid grasland het
eerste jaar niet teveel stikstoj
strooien terwijl het beter is geen
drijfmest aan te wenden gevaar
voor overbemesting, verstikking,
insporing).
- In verband met de trapgevoelig-
heid van een pas ingezaaide weide
liefst eerst met jongvee of schapen
inscharen onder droge omstandig
heden.
- Nieuw grasland niet te laat in de
herfst beweiden: er moet voor de
winter nog enige hergroei mogelijk
zijn waardoor de kans op uitwin-
teren kleiner is.
- Mollen hebben een grote voorlief
de voor pas ingezaaid grasland,
vang ze tijdig weg om schade te
voorkomen.
Vooral in nieuw ingezaaid gras
land, maar ook in oud grasland
kan het onkruid muur zich in het
najaar nog snel ontwikkelen. Bij
aanwezigheid van veel kleine
plantjes (3-5 cm lang) kan voor de
winter nog een chemische bestrij
ding uitgevoerd worden met bij
voorbeeld 2-4 liter MC PP (bijjong
grasland de laagste dosering ge
bruiken).
- Zorg voor een goede afwatering,
maak sloten en greppels tijdig
schoon en kontroleer of de drains
goedfunktioneren.
- Om te voorkomen dat grasland
percelen te ruig de winter in gaan,
kan men het beste in oktober de
minder goed afgegraasde percelen
na de weideperiode nog uitbossen.
Hierbij is de gewenste stoppel-
lengte ca. 7 cm, terwijl bij veef
maairesten verwijderen noodzake
lijk is.
- Het voeren van suikerbieterikop-
pen en -blad in de weide is sterk af
te raden omdat het gevaar van
vertrapping van de grasmat in het
najaar veel te groot is.
- Zorg dat Uw grasland goed de
winter ingaat om er het komend
voorjaar weer met sukses gebruik
van te kunnen maken.
De bedrijfsvoorlichters,
W. Janse,
ing. G. Slob.
13