Minister De Koning: "Agri-Holland", net iets beter dan andere takken van bedrijvigheid" -opbrengst Streven naar vergroting houtproduktie en De begrotingscijfers Landbouwbegroting 1983 Europese Gemeenschap Toekomstig beleid Bezuiniging treft Staatsbosbeheer, SBL en onderwijs "Dat "Agri-Holland" er nét iets beter op staat dan de meeste andere takken van bedrijvigheid heeft niet alleen te maken met de grote produktiezekerheid (door bodemgesteldheid en klimaat) en de gunstige ligging van ons land. Het is in de eerste plaats de verdienste van de ondernemers en de werknemers in de agrarische sektor zelf. Vakmanschap, ondernemerszin en een grote bereidheid om ook hand in hand met elkaar en met de overheid aan de slag te gaan, staan daarbij voorop". Dit o.m. schrijft minister drs. J. de Koning in de inleidende paragraaf van de Memorie van Toelichting op de begroting van het departement van landbouw en visserij voor 1983. Die gezamenlijkheid komt, aldus de bewindsman, vooral tot uiting in het drieluik, dat onderwijs, onderzoek en voorlichting vormen. Van oudsher bestaat immers het besef dat de in dividuele agrarische bedrijven (nu nog zo'n 140.000) elk voor zich te klein van schaal zijn om dergelijke voorzieningen tot stand te brengen. In de tweede plaats is het ook te danken aan de bereidheid, die wij als samenleving hebben om diepte-in vesteringen te doen in: mensen, door scholing en voor lichting; de struktuur van het platteland, door alerte aanpassing van de in- frastruktuur van gebieden (ont sluiting, waterhuishouding) en de produktiestruktuur van bedrij ven; wetenschappelijk en praktijkge richt onderzoek. "Deze diepte-investeringen vormen het fundament voor de veerkracht van de agrarische sektor, ook als de weersgesteldheid niet meewerkt of de markt wat tegenzit. Er is als het ware al gedurende een reeks van ja ren sprake van een gericht streven naar een hoogwaardig produktie- proces in de agrarische sektor. Het is voor onze ekonomie van groot be lang dat de ontwikkeling en benut ting van onze natuurlijke hulpbron nen op peil blijft, opdat de volks huishouding op een steevaste bijdra ge van de agrarische sektor kan re kenen. Daarvoor is voortzetting van het beleid onmisbaar", aldus de Ko ning. Kunnen we konstateren, dat de agra rische sektor door de jaren heen een stabiele faktor is in onze ekonomie, individuele ondernemers hebben vaak met wisselende omstandigheden te maken. Het is verheugend dat in het voor de afzet van agrarische produkten zo succesvolle 1981 ook - en wel voor het eerst sedert een reeks van jaren - de inkomenspositie van boeren en tuin ders een aanzienlijke verbetering on derging. Niettemin blijft de gemiddelde inko mensontwikkeling van deze zelfstan digen achter bij die van vergelijkbare beroepsgroepen. Voor de toekomstige ontwikkelingen van onze land- en tuinbouw zal veel afhangen van de algemene ekono- mische gang van zaken en van de hantering en de verdere uitbouw van het Europese instrumentarium, 25 jaar na het van kracht worden van het EEG-verdrag 1 januari 1983). De opgave blijft bestaan, tot meer definitieve besluitvorming te gera ken over zaken, die van doorslagge vend belang zijn voor de toekomstige werking van de Gemeenschap. Dat geldt niet alleen de interne aangele genheden, waarbij de financiering van het Gemeenschapsbeleid, de ontwikkeling van nieuwe beleidsvel den, de uitbreiding van het aantal lidstaten voorop staan. Ook de rela ties van de EG met elders gelegen (groepen van) landen worden in toe nemende mate op de proef gesteld. "Voor een zo van open internatio nale verhoudingen - en dat beslist niet alleen op agrarisch gebied - af hankelijk land als het onze, is het van het grootste belang dat de verharding van standpunten en posities spoedig plaats maakt voor een periode van toenadering tussen landen en blok ken". V Minister Jan de Koning W ereldvoedsel vraagstuk Vervolgens geeft minister De Ko ning in enkele hoofdlijnen zijn visie op de betekenis van landbouw en voedselvoorziening in onze tijd. We moeten er volgens de minister rekening mee houden, dat in de jaren '80 de wereldvoedselschaarste zich nog indringender zal aandienen. Tegen deze achtergrond zal voort zetting van voedselhulp van de rijke landen voorlopig een gebiedende eis zijn. Maar meer dan een overbruggings- politiek kan het niet zijn. Een fun damentelere aanpak van het wereld- voedselvraagstuk moet plaatsvinden door te bevorderen dat ontwikke lingslanden hun agrarische produk- tie gaan verhogen. Ook in ons land is er nog geen zicht op duurzaam herstel van de ekono- mische recessie die grote delen van de wereld teistert. Verheugend is het volgens de Koning dat zich ook een gunstiger wending aftekent bij onze export, waarbij in het bijzonder de agrarische sektor jaarlijks voor een zeer omvangrijk handelssaldo zorgt. In 1981 is, mede door een volume stijging met 22%, het netto-overschot opnieuw gestegen (tot ca. 13,6 mld). Andere positieve gegevens zijn de solide positie van de gulden, het re latief lage tempo van de inflatie en de nuttige bijdrage, die de agrarische sektor ook hier heeft kunnen leveren. Over een lange reeks van jaren blijkt de prijsontwikkeling voor voeding duidelijk te zijn achtergebleven bij die van de kosten van levensonder houd in het algemeen. Ten einde een greep te krijgen op de ontwikkelingen op langere termijn, heeft minister drs. J. de Koning te zamen met de minister van ekonomi- sche zaken besloten een onderzoek te laten verrichten naar de macro-eko- nomische positie van de bosbouw op langere termijn in het kader van de totale bedrijfskolom en in relatie tot de mogelijke ontwikkelingen op de wereldmarkt. Dit o.m. blijkt uit het deel van de Memorie van Toelichting op de be groting voor het departement van landbouw en visserij voor 1983, dat bos en landschap behandelt. Dat neemt niet weg dat we ook voor de kortere termijn duidelijk moeten streven naar instandhouding van ons bos en de daaraan verbonden werk gelegenheid. Een zo gezond moge lijke ekonomische basis is daarvoor een belangrijke voorwaarde. In tijden met een ekonomische te ruggang wordt de bosbouw extra duidelijk voor de problemen ge plaatst, die voortkomen uit het gege ven dat investeringen in bos pas op termijn opbrengsten opleveren. In het kader van het beleid, gericht op het tot recht laten komen van alle funkties die een bos kan vervullen, is aandacht vereist voor faktoren die de ekonomische basis van het bosbe- drijf gezond kunnen houden. In aanmerking genomen dat hout een van de wezenlijke inkomstenbron nen voor de boseigenaar vormt, streeft de bewindsman naar vergro ting van houtproduktie en houtop brengst in ons land. Om het aanwezige bosbezit te be schermen is er de herinplantplicht voor bossen die via eindkap zijn ge oogst. De voortgang van de ruilverkavelingswerken - gemiddeld 40.000 ha per jaar in uitvoering te nemen - kan volgens de minister van landbouw en visserij met beschikbaarstelling van 312,1 min (vorig jaar 296,0 min) worden gehandhaafd. Het bedrag is samengesteld uit: 256,4 min (was 240,1 min) voor rijksbijdragen en voorschotten, alsmede 55,7 min (vorig jaar 53,9 min) voor grondoverdrachten van de Sticting Beheer Landbouwgronden (SBL). In genoemde bedragen is begrepen 63,0 min totaal aan bijdragen van derden en bijstand uit het Europese Landbouwfonds (was ƒ41,7 min). Voor bijdragen in werken van waterschappen 'en ge meenten op het gebied van ontsluiting en waterbeheersing is 21 min gereserveerd (was ƒ25 min). Hierin is begrepen een bijdrage uit het Europese Landbouwfonds van 2 min (was 3 min). In het kader van het Integraal Struktuurplan Noorden des Lands (I.S.P.) is voor 1983 25,7 min opgenomen (vorig jaar 8,6 min). Het garantie-aandeel van het Rijk in het Borgstellingsfonds voor de Landbouw wordt op 175 min gehandhaafd. Inklusief het stich tingskapitaal houdt dit fonds een draagkracht van ca. 215 min. Als bijdrage aan het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw is 108,2 min opgenomen (was 121,4 min). Voor wetenschapsbeoefening is een bedrag opgenomen van 305,5 min (was 302,7 min). Voor het overige onderzoek en voorlichting wordt voor 1983 307,0 min voorzien (was 373,4 min) w.v. 63 min voor energiebespa rende maatregelen; voor landbouwonderwijs is 696,2 min (was 681,8 min) begroot. De kosten van het bedrijfsleven voor de keuring van produkten geven aanleiding hierin tegemoet te komen met ƒ39,1 min (was 55,5 min), deze verlaging is het gevolg van de instelling van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees. Voor vergoeding op basis van 50% van de kosten voor uitvoering van de gekombineerde vleeskeuring op grond van de Veewet en de Vleeskeuringswet is 60,3 min uitgetrokken (was 59,1 min). In het kader van het beleidsprogramma "Verbetering konkurren- tiepositie Nederlandse fruitteelt" wordt wederom een bijdrage van ca. 0,5 min in hagelschaderisiko verleend teneinde de teruggang in het financiële draagvlak van de hierop gerichte verzekering te keren. Voor het veterinaire en fytosanitaire beleid samen zal 110,1 min nodig zijn (was 105,0 min). Staatsbosbeheer en Faunabeheer sa men zijn begroot op 137,6 min (was 135,7 min). Het eindcijfer van de begroting van landbouw en visserij vertoont, vergeleken met 1982, een vermindering van 35,4 min tot 2.4811 min. In verband met de toestand van 's Rijks financiën heeft het kabinet bij de vaststelling van de z.g. "Voorjaarsnota" moeten beslui ten tot verdere ombuigingen, ook voor 1983 en aansluitende jaren. Voor de begroting van het de partement van landbouw en vis serij heeft dit ten gevolge, dat ten opzichte van de oorspronkelijke meerjarenraming de aankopen voor Staatsbosbeheer in 1983, evenals in dit jaar met 10 min worden beperkt. Voor het afslui ten van beheersovereenkomsten is 15 min minder op de begro ting opgenomen. Voorts heeft de Stichting Beheer Landbouw gronden 3,9 min minder be schikbaar voor aankopen. Bij het landbouwonderwijs wordt, op de voet van de in alge mene zin voor het onderwijs voorziene bijstelling 12 min be zuinigd. Voor de subsidiëring van de aanleg en verbetering van plattelandswegen (z.g. A-2 wer ken) is 4 min minder beschik baar. De regeling voor bijzondere bedrijfskredieten zal niet worden verlengd, waarmee een besparing van 10 min is gemoeid. Ook deelt het ministerie van land bouw en visserij voor ruim 4 min in de algemene versobering van de materiële uitgaven. Ten slotte zijn 75 formatieplaatsen afgevoerd. Diepte investering in wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek. Een voor beeld hiervan is het KARNA, het Kweekinstituut van Aardappelrassen voor de Nederlandse A ardappelmeelindustrie. 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 9