Bewaring van poot- en konsumptie- aardappelen na de warme zomer Geen voorkeursbehandeling voor verkavelingen met niet-agrarisch doel Pootaardappelen Kiemremmingsmiddelen Samenvatting ir. C.D. van Loon Konsumptie-aardappelen Bewaartemperatuur Landbouwschap over herziening Landinrichtingswet: Het is bekend, dat aardappelen na een warme droge zomer veel eerder uit de kiemrust zijn, dan na een koele, vochtige ?omer. Bij pootaardappelen betekent dit, dat de fysiologische ontwikkeling van de poter sneller gaat dan normaal, waardoor de knol ook eerder versleten is. Bij hiervoor gevoelige rassen zien we dan het optreden van onderzeeërs. Ook bij konsumptie-aardappelen kan een korte kiemrustduur problemen opleveren. Vooral bij langdurige bewaring is het moeilijker om de aardappelen kiemvrij te houden. Zowel bij poot- als konsumptie-aardap pelen kunnen we door middel van een aangepaste bewaring moeilijkheden als gevolg van een korte kiem rustduur beperken. Dat na een warme zomer problemen met de opkomst en produktie van pootgoed kunnen optreden is duide lijk gebleken in 1977. Bij een aantal rassen trad toen plaatselijk op flinke schaal onderzeeërvorming op. Dit gold vooral poters, die tamelijk warm waren bewaard en voor of tij dens het poten waren afgekiemd. Het effekt van een te warme bewa ring kwam in dat jaar duidelijk tot uiting in een proef op de proefboer- derij "de Kandelaar" in O. Flevo land. Hierbij werden bij de rassen Jaerla en Bintje verschillende be waarmethoden vergeleken (tabel 1). Tabel 1 Opbrengsten in verhoudingsgetallen van op verschillende wijze bewaard pootgoed van de rassen Jaerla en Bintje bij rooien op E-datum en bij rijp rooien (alleen Bintje). Bewaarmethode Jaerla Bintje Bintje E-datum E-datum RÜP A. Buitenluchtkoeling 100 100 B. 3 gr.C. 93 115 107 C. 5 a 6 gr.C., na 10/1:3 gr.C. 100 108 101 D. 5 a 6 gr.C. 108 102 E. 8 a 10 gr.C. - 109 95 Alle objekten tot begin november buitenluchtkoeling, daarna de aange geven temperaturen tot begin maart, waarna in licht is voorgekiemd. kent, dat koude nachten waar moge lijk moeten worden benut om de temperatuur van de aardappelen op het gewenste niveau te brengen. Om temperatuurstijging zoveel mogelijk tegen te gaan, dienen deuren en ventilatieluiken te worden gesloten als niet wordt geventileerd. De relatief hoge minimum-bewaar- temperaturen houden in, dat de toe passing van chemische kiemrem mingsmiddelen optimaal zal moeten zijn, om een kiemvrije bewaring mogelijk te maken. Vanwege de te verwachten korte kiemrustduur geldt dit voor het huidige seizoen in nog Ir. C.D. van Loon sterkere mate. Een juiste toepassing van kiemremmingsmiddelen houdt in, op tijd en in de juiste dosering. Een vraag is verder, of men poeder- vormige of vloeibare kiemrem mingsmiddelen moet gebruiken. Een gevaar van poedervormige middelen vormt het ontstaan van zgn. poeder- brand, een bijzonder ernstig kwali teitsgebrek. Poederbrand treedt op als poeder wordt toegepast op ont velde, vochtige knollen. Om deze re den wordt uit een oogpunt van kwa liteit in het algemeen de voorkeur gegeven aan vloeibare kiemrem mingsmiddelen (Swinfogmethode). Van groot belang bij de toepassing van vloeibare middelen is dat de eerste behandeling wordt gegeven vóór de kieming op gang komt. Vooral dit jaar is het daarom nood zakelijk, dat niet later dan 2 a 3 we ken na de oogst wordt behandeld. Voor langdurige bewaring blijken poedervormige middelen in de praktijk als regel wat betere resulta ten te geven, mits toegepast op niet ontvelde knollen met een goed afge harde schil. Bij de poedervormige middelen kan men tegenwoordig kiezen tussen het bekende CIPC/IPC en het nieuwere Germotect. Bij laatstgenoemd mid del is een CIPC/IPC thiabendazol (TBZ) toegevoegd, waarmee fusa- riumrot en ook zilverschurft wordt tegengegaan. Er circuleren in de praktijk berichten over uitstekende resultaten met Germotect. De knol len blijven blanker en bovendien zou er minder gevaar zijn voor het op treden van poederbrand. Wat dit laatste betreft, heeft het IBVL in een tweejarig onderzoek geen verschil kunnen aantonen met CIPC/IPC. Daar Germotect ca. 0,6 ct/kg aard appelen duurder is dan CIPC/IPC komt dit middel o.i. alleen in aan merking in gevallen dat langdurig (tot na april) moet worden bewaard en dan in het bijzonder voor bedrij ven, waar men regelmatig last heeft van het optreden van fusariumrot. Aardappelen zullen hoogstwaar schijnlijk dit jaar een kortere kiem rust hebben dan normaal. Dit bete kent, dat pootaardappelen kouder dan anders, zullen moeten worden bewaard. In het bijzonder geldt dit voor rassen die gevoelig zijn voor onderzeeërvorming. Bij konsumptie-aardappelen zal men er nog meer dan anders naar moeten streven, dat de minimumbewaar- temperatuur gedurende het gehele bewaarseizoen zo dicht mogelijk wordt benaderd. Voorts moeten kiemremmingsmiddelen tijdig en in de juiste dosering worden toegepast. PAGV Dek aardappeiafvalhopen af met zwart plastik. Op deze manier ligt de aard appelziekte dichtbij op de loer. Uit de tabel blijkt, dat bij Jaerla al leen de beide koudst bewaarde ob jekten een normaal gewas hebben gegeven. Bij de objekten buiten luchtkoeling, 5 a 6 gr.C en 8-10 gr.C. trad dusdanige onderzeeërvorming op, dat een misgewas werd verkre gen, waarbij geen opbrengstbepaling werd uitgevoerd. Bij Bintje trad weliswaar geen on derzeeërvorming van betekenis op, doch de hoogste opbrengst op E- datum werd duidelijk bij het koudst bewaarde objekt (3 gr.C.) behaald. Ook bij rijp rooien gaf dit objekt het beste resultaat, terwijl de warmste bewaring hier het minst goed uitde bus kwam. Uit het voorgaande kan worden afgeleid, dat na een warme droge zomer het pootgoed bij een lagere temperatuur moet worden bewaard dan normaal gebruikelijk is. Dit is met name belangrijk voor rassen met een snelle fysiologische veroudering, zoals Jaerla en Astarte, die gevoelig zijn voor onderzeeër vorming. Behalve wanneer het poot goed vanaf het najaar in bakjes, in licht wordt bewaard is het voor der gelijke rassen aan te bevelen om ze mechanisch gekoeld te bewaren. Het meest ideaal - maar in de praktijk niet altijd te bereiken - is een terug brengen van de temperatuur in sep tember tot 8 a 10 gr.C. en vervolgens na het ontsmetten en sorteren in no vember, een temperatuur van 3 4 gr.C. Beschikt men niet over de mogelijk heid om mechanisch gekoeld te be waren, dan verdient het voor rassen die gevoelig zijn voor onderzeeër vorming aanbeveling, om vanaf de herfst in kiembakjes in licht te bewa ren. Licht tijdens de bewaring gaat namelijk de veroudering tegen. Bij bewaring met behulp van uitslui tend buitenluchtkoeling is het zaak om koude nachten, vooral vanaf ok tober, zoveel mogelijk te benutten' om de temperatuur van de aardap pelen omlaag te brengen. Het venti leren tijdens zeer koude nachten, die soms in september voorkomen, om de temperatuur van de aardappelen onder de ca. 12 gr. C. te bren gen, is niet aan te bevelen. Als regel kan men dergelijke lage temperatu ren in deze maand nog niet handha ven, daar de gemiddelde nachttem- peratuur te hoog is. Dit geeft dan aanleiding tot wisselende knoltem- peraturen, hetgeen bij sommige ras sen de kiemrustbreking kan versnel len. Verder kan het overdag sluiten van deuren en ventilatiekokerluiken toetreding van warmte beperken. Het is te verwachten, dat ook kon sumptie-aardappelen dit jaar eerder zullen gaan kiemen dan anders. Dit brengt met zich mee, dat we extra aandacht zullen moeten besteden aan mogelijkheden om de kieming te remmen.-Bij konsumptie-aardappe len beschikken we hiertoe over twee middelen, namelijk bewaring bij lage temperatuur en behandeling met kiemremmingsmiddelen. Bij rassen als Bintje en Saturna, die respektievelijk voor de frites- en chipsbereiding worden gebruikt, kunnen we niet bij een zo lage tem peratuur bewaren dat kieming achterwege blijft. Dit houdt verband met de bakkwaliteit, die vanwege suikerophoping in de knollen, bij la ge temperatuur sterk terugloopt. De bewaartemperatuur voor fritesaard- appelen mag niet lager zijn dan 6 gr.C. die voor chipsaardappelen mag niet beneden de 7 8 gr.C. liggen. (Zie artikel Meyers, IBVL, onlangs in dit blad). Daarom is het des te be langrijker, dat deze minimumbe- waartemperaturen zo spoedig moge lijk worden bereikt en gedurende het gehele bewaarseizoen zo dicht mo gelijk worden benaderd. Dit bete- Wanneer de Landinrichtingswet straks van toepassing is, dient het mogelijk te zijn eenvoudige ruilverkavelingen op een snelle wijze en zonder ingewikkelde besluitvormingsprocedures voor te bereiden en tot uitvoering te brengen. Dat was een van de conclusies, die het bestuur van het Landbouwschap trok bij de bespreking van de wijzigingen, die door de minister van Landbouw en Visserij voor de ontwerp-Landin- tichtingswet zijn voorgesteld. Het wetsontwerp is reeds eind 1979 bij de Tweede Kamer ingediend. Tijdens de discussie in de bestuurs vergadering op 1 september j.l. kwam naar voren, dat het Land bouwschap geen bezwaar heeft tegen het feit, dat het provinciaal bestuur nauwer wordt betrokken bij de be sluitvorming over prioriteiten voor verkavelingen en de vraag of in een bepaald gebied ruilverkavelingen dan wel herinrichting gewenst is. Prioriteitsstelling Dit mag echter niet tot gevolg hebben dat bij de prioriteitsstelling een ver kaveling, die vanuit de landbouw noodzakelijk is, wordt achtergesteld bij een verkaveling, die primair uit het oogpunt van niet-agrarische doel stelling nodig wordt geacht.... Daar om wil het Landbouwschap in de doelstellingen, die in de wet zijn ge formuleerd tot uitdrukking brengen, dat landinrichting ook strekt tot ver betering van de gebruiksmogelijkhe den van de grond, als er geen sprake is van wijziging van de planologische bestemming. Het Landbouwschap is ermee inge nomen, dat in het wetsontwerp de bepaling is opgenomen, dat de Cen trale Landinrichtingscommissie bin nen twee jaar een oordeel moet heb ben gegeven over een verzoek tot landinrichting voor een bepaald ge bied. Hierbij moet eveneens de vraag worden beantwoord of in het be trokken gebied een ruilverkaveling of herinrichting moet plaatsvinden Het Landbouwschap beveelt aan dat degene, die een aanvraag heeft inge diend eerst zijn opmerkingen over deze visie mag maken, voordat deze wordt vastgesteld. Kroonberoep Nieuw is ook het kroonberoep tegen de beslissing van de minister, om een gebied op het voorbereidingsschema te plaatsen en over de uitspraak, of het herinrichting of ruilverkaveling moet worden. Het Landbouwschap heeft hierom niet gevraagd, maar wil er ook geen bezwaar tegen maken. Het vindt wel, dat de ruilverkaveling als procedure tot verbetering van de landbouwkundige structuur een zwaar accent moet krijgen in dit wetsontwerp. Rechtsongelijkheid Eveneens acht het Landbouwschap de positie van de rechthebbenden, wiens grond in de herinrichtingspro cedure wordt toegewezen aan open bare lichamen, niet goed geregeld. Bij ruilverkaveling is een kroonbe roep tegen toewijzing van deze gronden op grond van bestem mingwijziging opgenomen. Bij her inrichting ontbreekt dit kroonbe roep. Hierdoor ontstaat rechtsonge lijkheid. Het Landbouwschap acht het wenselijk, dat ook bij herinrich ting de betrokken rechthebbenden eenzelfde kroonberoep wordt toege kend als bij de ruilverkavelingspro cedure. Positie pachter Tenslotte is het Landbouwschap van mening, dat de positie van de pachter bij vrijwillige ruilverkavelingen moet worden versterkt. De pachter moet, indien hij dat wenst, direct partici pant kunnen zijn van een vrijwillige ruilverkavelingsovereenkomst, zodat hij ook zelfstandig financiële ver plichtingen op zich kan nemen voor de uit te voeren werken. De pachter heeft als gebruiker van de grond vaak meer belang bij de kavelruil dan zijn eigenaar-verpachter. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1982 | | pagina 11