Zorg voor een goedfkoop)
wmterrantsoen voor uw melkvee
Verharding ruwvoeropslag vaak
verantwoorde investering.
Hoeveelheid voordroogkuil in Zeeland redelijk, maïs goed
Prijsvergelijking
Struktuurwaarde
Economische aspecten voor ruwvoederopslag
Aanbod
VEM/vre-verhoudingen
Arbeid en
opslagmogelijkheden (en
-kosten!)
Het zuiveljaar 1981
Op de meeste Zeeuwse veehouderijbedrijven is de te verwachten hoe
veelheid wintervoer nu ongeveer bekend. De hoeveelheid gewonnen
voordroogkuil is van goede kwaliteit maar minder dan in andere jaren.
De snijmaïs belooft goed te worden, hoewel op enkele percelen ver
droging is opgetreden. Het is dus zaak om nu na te gaan of er voor de
winter een tekort te verwachten is en daarna zo nodig goed(koop) voer
aan te kopen.
Het Konsulentschap in Algemene
Dienst (C.A.D.) voor de Veevoeding
berekent maandelijks de voederwaar-
deprijzen. In de maand augustus is de
VEM-prijs 45 cent en de vre-toeslag
52 cent. De eiwittoeslag is dus 115%
van de vre-prijs. Met behulp van deze
prijsverhouding en rekening houdend
met konserverings-, bewarings- en
voederverliezen kunnen voor de ver
schillende produkten voederwaarde-
prijzen berekend worden die onder
ling vergelijkbaar zijn. Deze prijzen
zijn voor een aantal in Zeeland veel
gebruikte ruwvoeders berekend. U
vindt ze in onderstaande tabel.
Gekonserveerde produkten
gem. hooi
gerstestro
tarwestro
Produkten om in te kuilen
suikerbietenkoppen en -blad
bietestaartjes
perspulp
snijmaïs
Knollen en krachtvoer
standaardbrok
droge pulp
aardappelen
Voorbeeld: Droge pulp wordt aan
geboden voor 400,— per ton. In de
horizontale kolom vindt U het getal
404 (ligt het dichtst bij 400). U volgt
nu deze kolom, waarin 404 ligt verti
kaal naar boven en vindt bij snijmaïs
het getal 90. Snijmaïs mag dus in
vergelijking met droge pulp maxi-
Stro aangevuld met krachtvoer is geschikt voor jongvee en droge koeien.
Konsulentschap voor de Akkerbouw
en de Rundveehouderij te Goes
197
223
249
276
302
328
354
127
143
160
177
194
211
228
107
122
136
150
165
179
193
28
32
35
39
43
47
50
25
28
32
35
38
42
45
52
59
66
73
80
87
94
65
73
82
90
99
108
116
317
359
401
443
485
528
570
288
327
365
404
442
481
519
68
78
87
96
105
114
123
maal ƒ90,—
per i
ton kosten.
Pers-
pulp zou ƒ73,— per ton mogen
kosten. Als U weet, wat U voor een
bepaald voedermiddel moet betalen
kunt U in de tabel dus op eenvoudige
wijze opzoeken, hoeveel U dan voor
de verschillende andere produkten
mag betalen.
Een goed rantsoen, met name voor
melkvee, moet voldoende struktuur
waarde bevatten. Struktuurhoudend
materiaal is nodig voor een goede
penswerking. Als richtlijn geldt dat
minimaal 1/3 deel van het rantsoen
uit struktuurhoudende droge stof
moet bestaan. Onderstaande tabel
geeft de gemiddelde struktuurwaar
de in de droge stof van een aantal
voedermiddelen:
0,0 perspulp, droge pulp, voeder
bieten, aardappelen, kracht
voer, grasbrok.
0,2 stoppelknollen, suikerbieten
koppen en -blad, bierbostel.
0,5 gras, snijmaïs.
0,7 luzerne, snijgranen.
1.0 voordroogkuil, hooi.
1.1 strosoorten.
Ook bij de aankoop van voer moet
met deze struktuurwaarde rekening
gehouden worden. Dit kan wel eens
betekenen, dat niet het produkt met
Door het Consulentschap voor de Rundveehouderij en de Akkerbouw
te Tilburg werd in 1981 op 627 bedrijven een onderzoek gedaan naar de
wijze van opslag van het ruwvoer. Onder andere werd nagegaan op
hoeveel bedrijven een verharde ondergrond aanwezig was voor de op
slag van voordrooggras. Daarbij bleek dat ca 1 3 van de bedrijven over
een kuilplaat beschikte en 1/5 van de bedrijven alle kuilgras op kuil-
platen of in sleufsilo's bewaarde.
Om op deze vragen een antwoord te
krijgen moet begonnen worden met
het opstellen van de voederbalans.
Dit is de behoefte enerzijds en de
voorraad anderzijds. De behoefte
hangt af van:
het aantal stuks vee;
het soort vee;
de lengte van de stalperiode.
De voorraad kan worden uitgere
kend. Het is belangrijk om van de
kuilen de juiste breedte, hoogte en
lengte te bepalen om op die manier
de juiste inhoud vast te stellen.
Als er voer tekort blijkt te zijn, moet
dus liefst goed(koop) voer worden
aangekocht. De keuze van het aan te
kopen voedermiddel is afhankelijk
van:
het aanbod (wat is er te koop?);
de prijsvergelijking, gebaseerd op
de voederwaarde;
de struktuurwaarde;
VEM/vre-verhouding;
arbeid en opslagmogelijkheden
(en -kosten!).
In Zeeland zal het tekort minder
groot zijn dan in sommige andere
provincies, aangezien hier vrij veel
akkerbouwbijprodukten te krijgen
zijn zoals:
bietenkoppen en -blad (bewerke
lijke produkten met grote inkuil-
verliezen);
graszaad-, graan-, erwten- of bo
nenstro (aangevuld met kracht
voer geschikt voor jongvee en
droge koeien);
groenbemesters;
voeraardappelen.
Voor de bewaring van de snijmais
maakte 45% van de bedrijven ge
bruik van kuilplaat of sleufsilo. Er is
dus nog een grote groep bedrijven
waar het ruwvoer op onverharde
bodem wordt opgeslagen. De vraag
rijst daarbij waarom door deze groep
niet tot verharding van de onder
grond voor het kuilvoer werd over
gegaan. Daarbij spelen de kosten
uiteraard een belangrijke rol.
Wat zijn de kosten?
De kosten van opslag op kuilplaten
en/of sleufsilo's zijn afhankelijk van
een aantal factoren die per bedrijf
sterk kunnen uiteenlopen.
Als voorbeeld berekening kiezen we
een bedrijf met 70 grootvee-eenhe
den waar het winterdagrantsoen be
staat uit 6 kg ds voordrooggras en 3
kg ds snijmais per g.v. e per dag. Zo
wel de voordroogkuil als de snijmais
wordt opgeslagen op kuilplaten. In
totaal moet dan worden opgeslagen
aan voordrooggras: 6 kg ds x 180
staldagen x 70 g.v.e. 75.600 kg ds
verhoogd met 5% voerverliezen
ongeveer 80.000 kg ds. Aan snijmais
wordt dit ongeveer 40.000 kg ds.
Voor deze hoeveelheden zijn nodig:
voor gras 2 platen van 27.5 x 8.-m
440 m2
voor snijmais 1 plaat van 38.5 x 8.-m
308 m2
voor het voorterrein 36 x 8 m
288 m2
Totaal aan oppervlakte 1036 m2.
Berekend naar een prijs van 25,—
per m2 beton wordt de investering
ƒ25.900,— dit is 370, per g.v.e.
De premie ingevolge de Wet Inves-
terings Rekening kan daarop in
mindering worden gebracht.
Stellen we dat bedrag op 12% 5%
kleinschaligheidstoeslag dan wordt
de investering 83% van 25.900,— is
ƒ21497,— dit is 307,— per g.v.e.
De jaarkosten kunnen gesteld wor
den op gemiddeld 6% rente, 4% af
schrijving en 1% onderhoud. Totaal
11% van ƒ21497.- is ongeveer
2.400,— of ongeveer 34,— per
g.v.e.
Bij de aangenomen prijs is inclusief
b.t.w. gerekend. De ondernemers,
die niet deelnemen aan de land-
bouwregeling ontvangen de b.t.w.
premie terug waardoor de investe
ring met 18% wordt verlaagd maar
over dit gedeelte wordt dan uiteraard
geen W.I.R.-premie verrekend. In dit
geval wordt het dan een netto-inves
tering van ongeveer ƒ18.000,— of
252,— per g.v.e. Jaarkosten
28,— /g.v.e.
Wat is het nut van verharding?
In tegenstelling met de berekening
van de kosten zijn de voordelen niet
in concrete cijfers uit te drukken.
Wel zijn een aantal voordelen te
omschrijven.
1. Minder kans op verliezen bij be
waring.
2. Een kuilhoop op verharding geeft
minder kans op indringen van
water en ongedierte via de grond.
3. Minder kans op vervuiling van
voer, erf of voergang bij het uit
halen.
4. Gemakkelijker werken met ap
paratuur voor in- en uithalen van
het product.
5. Inkuilen op verharde plaat of silo
geeft een netter aanzien en werkt
prettiger en sneller.
Van de vermindering van bewaar-
verliezen bij inkuilen op verharde
platen zijn geen cijfers bekend. Elke
goede ondernemer is er wel van
overtuigd dat de waarde van het
de laagste voederwaardeprijs aange
kocht moet worden, maar een duur
der produkt met meer struktuur.
Soms blijkt de kombinatie gras-
zaad(stro) met krachtvoer dan goed
te passen.
Óok de VEM/vre-verhouding van 't
aan te
kopen voer is van belang. Is het voer
van eigen bedrijf eiwitrijk, dan wordt
bij voorkeur een eiwitarmer voeder
middel gekocht om daarmee het ba
sisrantsoen in evenwicht te brengen.
Het is natuurlijk ook mogelijk, dat
een eiwitarm basisrantsoen in even
wicht gebracht moet worden met
(duurder eiwitrijk krachtvoer. Het
basisrantsoen moet een evenwichtige
VEM/vre-verhouding van ongeveer
9 1 hebben. Daarna kan het, af
hankelijk van de produktie van de
koeien, aangevuld worden met stan
daardbrok.
Het is duidelijk, dat produkten als
droge pulp en krachtvoer aanmerke
lijk minder arbeid, mechanisatie en
opslagmogelijkheden vragen dan b.v.
bietenkoppen en -blad of voordroog
kuil. Daarnaast kunnen er belang
rijke verschillen optreden tussen
aanwending als vers produkt en aan
wending van dat zelfde produkt, maar
dan ingekuild. Deze eventuele bijko
mende kosten voor arbeid, mechani
satie en opslag moeten ook een rol
spelen bij de keuze van aan te kopen
voedermiddelen.
De bedrijfsvoorlichter
rundveehouderij,
J.M.J. van Aerts
kuilproduct sterk afhankelijk is van
de wijze van bewaring. Daaraan
dient dan ook veel aandacht te wor
den besteed. In het boven omschre
ven voorbeeld bedraagt de waarde
van het ruwvoer ongeveer
40.000,-
Bij minder goede bewaring treedt
onnodig verlies op. Bij achteruitgang
van de kwaliteit werkt dit door in de
krachtvoerbehoefte en melkproduk-
tie. Bij de omzetting van voer tot
melkgoed wordt dan niet het hoogste
rendement verkregen.
Het inbrengen en het uithalen van
het kuilvoer geschiedt steeds meer
mechanisch. In 1981 was dit reeds
het geval op 89% van de bedrijven.
Het zijn voornamelijk de kleinere
bedrijven waar het uithalen nog niet
is gemechaniseerd. De kuilvoersnij-
der is algemeen. Dat het werken
daarmee op onverharde bodem grote
problemen kan geven is in het najaar
van 1981 wel gebleken. Vervuiling
van voer, erf en voergang is in een
natte periode moeilijk te vermijden.
Ing. N. de Koning
Bedrijfstakdeskundige
C.R.A. - Tilburg.
Dezer dagen is gereed gekomen het
Statistisch Jaaroverzicht 1981 van
het Produktschap voor Zuivel. Op
137 pagina's wordt hieiin een cijfer
matig beeld gegeven van de melk-
produktie, de verwerking van de
melk en de afzet van de bereide pro
dukten in dat jaar.
Het boekje kan tegen betaling van
12,50 per stuk worden besteld bij
het produktschap. Telefoon 070 -
907740, toestel 245.
15
Verharde ruwvoeropslag- en erfverharding vragen aanmerkelijke inves
teringen die per bedrijf zeer verschillend kunnen zijn. De grote voordelen
van een goede ruwvoeropslag (en behoud van de kwaliteit) maken de
investering inde meeste gevallen verantwoord. Om tot de juiste beslissing
te komen is een berekening nodig die afgestemd is op het bedrijf waar de
aanleg wordt overwogen. Bijgaand artikel gaat op deze materie uitvoerig
in.